ECLI:NL:RBNHO:2022:9043

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
13 oktober 2022
Zaaknummer
9389290 \ CV FORM 21-5517
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartpassagiers en de gevolgen van onvoldoende overstaptijd

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen de luchtvaartmaatschappij Smart Wings, omdat zij compensatie eisten voor een gemiste aansluitende vlucht als gevolg van een vertraagde vlucht van Samara naar Praag. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten waarbij zij van Samara naar Praag en vervolgens van Praag naar Amsterdam zouden worden vervoerd. De vlucht van Samara naar Praag was vertraagd, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Amsterdam misten. Ze boekten zelf een vervangende vlucht en arriveerden met een vertraging van meer dan 11 uur op hun eindbestemming.

De passagiers vroegen compensatie op basis van de Europese Verordening 261/2004 en het Verdrag van Montreal, maar de vervoerder betwistte de verschuldigdheid van deze compensatie. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de vertraging van de eerste vlucht de reden was voor het missen van de aansluitende vlucht. De vervoerder had aangetoond dat de overstaptijd in Praag langer was dan gepland en dat de passagiers op de hoogte hadden moeten zijn van de gewijzigde vertrektijd van hun aansluitende vlucht.

De kantonrechter concludeerde dat de passagiers niet tijdig bij de gate waren en dat het ongemak dat zij hadden ervaren voor hun eigen rekening kwam. De vordering tot compensatie werd afgewezen, evenals de verzoeken om restitutie van de vliegtickets en vergoeding van extra kosten. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, omdat de passagiers ongelijk kregen in hun verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9389290 \ CV FORM 21-5517
Uitspraakdatum: 14 september 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. B.F.I. Bruisten
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Smart Wings
gevestigd te Praag (Tsjechië)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: K. Krulíková

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 12 augustus 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 9 november 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Samara Airport (SaaRusland) naar PragueRuzyne Airport (Praag, Tsjechië) en op grond waarvan de dochteronderneming van de vervoerder České aerolinie (Czech Airlines) de passagiers aansluitend diende te vervoeren van Prague-Ruzyne Airport naar Amsterdam Schiphol Airport op 13 augustus 2019.
2.2.
De vlucht van Samara naar Praag is vertraagd uitgevoerd (hierna: de vlucht). De passagiers hebben hun aansluitende vlucht naar Amsterdam gemist. Zij hebben zelf een vervangende vlucht geboekt en zijn daarmee met een vertraging van ruim 11 uur op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.409,37, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2019 tot aan van betaling van de hoofdsom;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2019 tot aan de dag van betaling van de kosten;
- de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2019 tot aan de dag van betaling van de kosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) en op het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer van 28 mei 1999, Trb. 2001/91 (hierna: het Verdrag van Montreal).
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 3, 6 en 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Voorts stellen de passagiers dat zij door de vertraging aanspraak hebben op restitutie van het originele vliegticket tot een bedrag van € 165,30 en vergoeding van € 444,07 voor de extra kosten die zij hebben gemaakt voor het boeken van een nieuwe vlucht naar Amsterdam op grond van de Verordening en het Verdrag van Montreal. Ten slotte maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.3.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt – voor zover relevant – bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vaststaat dat de vlucht van Samara naar Praag vertraagd is uitgevoerd. De vervoerder voert aan dat de vlucht om 06.30 uur te Praag arriveerde in plaats van op de geplande aankomst om 06.15 uur. Ter onderbouwing hiervan verwijst de vervoerder naar de ‘actual flight info’ van deze vlucht. Voorts heeft de vervoerder ‘actual flight info’ van de aansluitende vlucht van Praag naar Amsterdam overgelegd. Daaruit blijkt volgens de vervoerder dat deze vlucht gepland stond om te vertrekken om 07.00 uur, maar een vertrekvertraging had van 40 minuten, waardoor de vlucht feitelijk om 07:40 uur is vertrokken. De feitelijke overstaptijd op de luchthaven van Praag was daardoor meer dan een uur in plaats van de geplande overstaptijd van 45 minuten, terwijl de minimumoverstaptijd op deze luchthaven 40 minuten bedraagt. Er was daarom geen reden voor de passagiers om de aansluitende vlucht te missen, aldus de vervoerder.
4.3.
De passagiers hebben alleen gesteld dat zij hun aansluitende vlucht hebben gemist doordat de vlucht van Samara naar Praag met vertraging is uitgevoerd. Gelet op het verweer en de onderbouwing van de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat voldoende vaststaat dat de overstaptijd in Praag langer was dan volgens het schema, namelijk 70 minuten in plaats van 45 minuten, en dat dit meer is dan de minimale overstaptijd op de luchthaven van Praag. De vraag die vervolgens voorligt, is of de passagiers ervan op de hoogte waren dat het uiterste tijdstip waarop zij zich voor de aansluitende vlucht bij de gate moesten melden met 40 minuten was verlengd. De vervoerder heeft in dat kader aangevoerd dat de passagiers geen hulp hebben gezocht bij de vervoerder dan wel bij Czech Airline, omdat zij anders waren geïnformeerd dat de aansluitende vlucht op hen wachtte. Volgens de vervoerder is hij een aan Czech Airlines gelieerde onderneming en hebben de vervoerder en Czech Airlines een systeem voor het delen van informatie. De kantonrechter oordeelt dat van de passagiers mag worden verwacht dat zij hoe dan ook, en zeker met een vertraging van slechts 15 minuten, hun aansluiting proberen te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeven om zich te melden. Op dat moment had moeten blijken dat de aansluitende vlucht niet volgens schema vertrok maar met vertraging, zodat zij die vlucht nog hadden kunnen halen. Onduidelijk is waarom de passagiers zich niet tijdig bij de gate hebben gemeld voor de aansluitende vlucht. In ieder geval is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet komen vast te staan dat het missen van de aansluitende vlucht door de passagiers een gevolg is van de vertraging van de vlucht. Het ongemak dat de passagiers hebben ondervonden door de vertraging waarmee de passagiers met een door hen zelf geboekte vervangende vlucht op de eindbestemming zijn aangekomen, moet daarom voor rekening van de passagiers blijven. De vordering van de passagiers tot compensatie zal daarom worden afgewezen. De passagiers hebben verder niet gesteld – en het is overigens ook niet gebleken – dat de vervoerder redelijkerwijs kon verwachten dat de vlucht een vertraging tot na de geplande vertrektijd zou oplopen van ten minste vijf uur als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder iii van de Verordening. De verzochte vergoeding van de oorspronkelijke tickets komt om die reden evenmin voor toewijzing in aanmerking.
4.4.
Uit artikel 19 van het Verdrag van Montreal volgt dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot vergoeding van “schade voortvloeiend uit vertraging in het luchtvervoer van passagiers, bagage of goederen”. Gelet op het verweer van de vervoerder zoals hiervoor is weergegeven, is voldoende aangetoond dat de passagiers geen nieuwe vliegtickets hadden hoeven aanschaffen vanwege de vertraagde uitvoering van de vlucht, zodat ieder causaal verband ontbreekt. De vordering van de passagiers tot vergoeding van de ticketkosten van de door hen geboekte vervangende vlucht wordt dan ook afgewezen.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Weliswaar hebben de passagiers verzocht de vervoerder ook in het geval wordt geoordeeld dat de vervoerder bevrijd kan worden van zijn betalingsverplichting, in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten te veroordelen, maar dat verzoek wordt afgewezen. De passagiers stellen dat zij niet tot dagvaarding waren overgegaan (de kantonrechter begrijpt: dat zij geen vorderingsformulier hadden ingediend) als zij voorafgaande aan de procedure door de vervoerder in kennis zouden zijn gesteld van feiten en omstandigheden die pas in deze procedure bij de passagiers bekend zijn geworden. Zij verwijzen in dit verband naar een vonnis van deze rechtbank van 11 oktober 2017 (zaaknummer 5648841 CV EXPL 17-431). De kantonrechter oordeelt dat de onderhavige procedure een andere is dan die waarnaar de passagiers verwijzen, omdat het verweer van de vervoerder, anders dan in de zaak uit 2017, geen informatie betreft die de passagiers zelf niet tot hun beschikking hadden (kunnen hebben). Er is daarom geen grond voor de stelling dat deze procedure voorkomen had kunnen worden als de vervoerder in een eerder stadium meer informatie zou hebben gegeven.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 187,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open