In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Austrian Airlines AG. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Yerevan naar Wenen en aansluitend naar Amsterdam op 30 augustus 2019. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en vorderde compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals slechte weersomstandigheden en slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder in beginsel gehouden was tot compensatie, maar dat hij kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht inderdaad was veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de vertraging van een voorgaande vlucht en de opgelegde slotrestricties. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagier niet in aanmerking kwam voor de gevorderde compensatie.
De vordering van de passagier werd afgewezen en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de vervoerder de proceskosten kan vorderen, zelfs als de passagier in beroep gaat tegen de uitspraak.