ECLI:NL:RBNHO:2022:8952

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
9756698 CV EXP 22-1444
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur voor terrastegels met geschil over kwaliteit en opschorting van betaling

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door K.W.A. van der Meer, een vordering ingesteld tegen gedaagden, vertegenwoordigd door mr. P.F.M. Deijkers, wegens het niet betalen van een factuur van € 1.180,00 voor de levering van terrastegels. Eiser stelt dat de tegels zijn geleverd en dat gedaagden in verzuim zijn met de betaling. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat de geleverde tegels ondeugdelijk zijn, waardoor zij de betaling hebben opgeschort. De kantonrechter heeft op 19 oktober 2022 uitspraak gedaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden in mei/juni 2021 tegels hebben gekocht van eiser, maar dat er problemen zijn gerezen met de kwaliteit van de geleverde tegels. Gedaagden hebben in juli 2021 geklaagd over scheuren in de tegels en hebben de betaling opgeschort. Eiser heeft een korting en herstel aangeboden, maar gedaagden hebben dit afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden niet in hun recht staan om de betaling op te schorten, omdat zij geen ingebrekestelling hebben gedaan en de overeenkomst niet buitengerechtelijk hebben ontbonden.

De kantonrechter concludeert dat de vordering van eiser tot betaling van de factuur toewijsbaar is. Gedaagden worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter wijst de vordering voor het overige af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9756698 \ CV EXPL 22-1444 CK
Uitspraakdatum: 19 oktober 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende en zaakdoende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: K.W.A. van der Meer
tegen

1.[gedaagde 1]

wonende te [woonplaats]
2. [gedaagde 2]
wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. P.F.M. Deijkers

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 1 maart 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 26 september 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Verschenen zijn [eiser] , bijgestaan door [naam] , en [gedaagde 2] , bijgestaan door mr. Deijkers. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagden] nog een stuk (bijlage 28) toegezonden.

2.De feiten

Geen schending van artikel 21 Rv
2.1.
[gedaagden] stelt dat artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is geschonden door een rigide sortering van feiten, zodat [eiser] niet ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering.
2.2.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] betaling van een factuur vordert wegens de levering van een partij tegels aan [gedaagden] In de dagvaarding is de totstandkoming van die overeenkomst en wat daaraan vooraf is gegaan vermeld, terwijl ook het incassotraject, het verweer van [gedaagden] en de weerlegging daarvan zijn besproken. [gedaagden] is in de conclusie van antwoord uitgebreider ingegaan op de voorgeschiedenis, maar stelt niet welke concrete relevante feiten [eiser] niet of niet naar waarheid in de dagvaarding heeft vermeld. Dat [gedaagden] meent dat ook andere dan door [eiser] vermelde feiten of omstandigheden voor de beoordeling van belang zijn, maakt niet dat [eiser] de verplichting om naar waarheid te verklaren heeft geschonden. Naar het oordeel van de kantonrechter is van schending van artikel 21 Rv (en artikel 111 Rv) geen sprake.
Feiten die als erkend of niet voldoende weersproken vaststaan
2.3.
[gedaagden] heeft in mei/juni 2021 in de verkoopruimte van [eiser] terrastegels gekocht van het merk Intensa Satin. Deze tegels dienden ter vervanging van door [eiser] eind 2020 geleverde tegels van het merk Execluton, die niet voldeden. De Intensa Satin tegel is duurder dan de Execluton tegel en [gedaagden] heeft voor een groter oppervlakte tegels besteld. Dit resulteerde in een meerprijs € 1.180,00. De Intensa Satin tegels zijn 21 juni 2021 geleverd en vervolgens door Veldt Infra B.V. (hierna: Veldt) bij de woning van [gedaagden] gelegd. Veldt heeft ook meerwerk in rekening gebracht bij [gedaagden]
2.4.
heeft in juli 2021 gereclameerd over de Intensa Satin tegels. Op 24 augustus 2021 en 15 september 2021 heeft hij aan [eiser] bericht dat de betaling van de factuur wordt opgeschort totdat de problemen (scheuren in de tegels) zijn opgelost. [gedaagden] heeft ook rechtsreeks contact gezocht met Tuinvisie, de leverancier van de Intensa Satin tegels. Tuinvisie heeft in juli 2021 en februari 2022 een aantal nieuwe tegels geleverd.
2.5.
Op 23 november 2021 heeft de gemachtigde van [gedaagden] aan de gemachtigde van [eiser] bericht:
“Ik ga ervan uit dat uw cliënt die korting in mindering brengt op de factuur… en de kapotte tegels vervangt binnen 14 dagen na dagtekening van deze mail. … Indien uw cliënt daar niet mee akkoord gaat en wenst te dagvaarden…”
2.6.
[eiser] heeft op 25 november 2021 een korting voorgesteld en herstel door het opnieuw leggen van 10 tegels door Veldt aangeboden. Dat voorstel heeft [gedaagden] niet geaccepteerd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagden] veroordeelt tot betaling van de factuur van € 1.180,00 en de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, met veroordeling van [gedaagden] in de proces- en nakosten. [eiser] legt aan die vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de tegels zijn geleverd en dat [gedaagden] in verzuim is met betaling van de overeengekomen prijs.
3.2.
[eiser] weerspreekt in de dagvaarding het eerder door [gedaagden] gevoerde verweer. Volgens [eiser] kan [gedaagden] geen aanspraak maken op de korting die bij de eerste levering van de Execluton tegels is verleend. De prijs is bovendien bij het bestellen van de tegels afgesproken, [gedaagden] heeft niet eerder dan in september 2021 aanspraak gemaakt op korting. Wat betreft de klachten van [gedaagden] over de Intensa Satin tegels, stelt Soeterboek zich op het standpunt dat ten tijde van de levering de tegels in orde waren en, als er al wat aan mankeerde, [gedaagden] te laat heeft geklaagd, in elk geval niet direct na de levering of na het leggen van de tegels. [eiser] is ook niet ingebreke gesteld. [gedaagden] claimde bovendien telkens een oplopend aantal gebroken tegels terwijl tegelijkertijd volgens [gedaagden] de meeste tegels al bij aflevering en tijdens het leggen zouden zijn gebroken. Dat bij het leggen al veel tegels kapot waren, is door Veldt weersproken. Dat is ook niet aannemelijk omdat [gedaagden] bij het afronden van de werkzaamheden tevreden was en Veldt heeft betaald. [eiser] heeft nog een voorstel bestaande uit een korting en het opnieuw leggen van tien tegels gedaan, maar dat voorstel heeft [gedaagden] afgewezen. [eiser] heeft geen nader voorstel gedaan, omdat hij er geen vertrouwen in had dat na reparatie de factuur wel betaald zou worden.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagden] betwist de vordering. Hij maakt aanspraak op de oorspronkelijke korting van € 2,00 per vierkante meter en voert – samengevat – aan dat de tegels niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Direct al bij het leggen bleken veel tegels gebroken en na het leggen zijn er inmiddels achttien tegels in het terras waarin een breuk zichtbaar is geworden. Om die reden heeft [gedaagden] de betaling van de factuur opgeschort totdat [eiser] de problemen zou oplossen, maar dat heeft hij niet gedaan.
4.2.
De door Tuinvisie ter vervanging geleverde tegels moeten nog gelegd worden. Volgens een offerte van [bedrijfsnaam 2] van 11 december 2021 kost dat leggen € 925,65 inclusief btw. Gelet daarop en met inachtneming van een korting van € 260,40 heeft [eiser] niets meer te vorderen, aldus [gedaagden]

5.De beoordeling

Geen aanspraak op korting
5.1.
[gedaagden] heeft niet weersproken dat, omdat de eerder geleverde Execluton tegels niet voldeden, in de verkoopruimte van [eiser] de Intensa Satin tegels zijn uitgezocht en besteld. Evenmin is weersproken dat toen, vanwege de meerprijs en omdat [gedaagden] extra tegels bestelde, een (meer-)prijs van € 1.180,00 is berekend. Nog daargelaten dat [gedaagden] daarmee heeft ingestemd, brengt het feit dat [eiser] op de eerdere levering van de Execluton tegels een korting heeft verleend, niet met zich dat hij op een andere partij en andere soort tegels eenzelfde korting moet verlenen. Het verweer van [gedaagden] dat [eiser] ten onrechte geen korting heeft verleend, gaat dan ook niet op. Dat [gedaagden] voor de levering van de door hem bestelde Intensa Satin tegels met [eiser] een bedrag van € 1.180,00 overeengekomen is, staat daarmee vast.
Klacht, onduidelijk is hoeveel tegels niet voldoen
5.2.
De levering van de tegels heeft op 21 juni 2021 plaatsgevonden, en deze zijn op 23, 24 en 25 juni 2021 door Veldt gelegd. Na ontvangst van de factuur van 3 juli 2021 heeft [gedaagden] op 5 juli 2021 per WhatsApp over scheuren in een aantal van de gelegde tegels geklaagd en foto’s opgestuurd. Het gaat dan om tien tegels. In juli 2021 worden in verband daarmee door Tuinvisie, de leverancier van de Intensa Satin tegels, tien vervangende tegels geleverd, maar op 22 november 2021 zou het om achttien gescheurde tegels in het terras gaan. In februari 2022 worden er door Tuinvisie nog weer 27 tegels aan [gedaagden] geleverd. Gelet op die gang van zaken komt de kantonrechter de stelling van [gedaagden] dat er direct bij levering en bij het verwerken van de tegels zoveel ondeugdelijke tegels zijn geleverd dat het bedoelde extra deel van het terras niet gelegd kon worden, niet waarschijnlijk voor. Die stelling is ook niet te rijmen met de betaling van meerwerk aan Veldt en de door [eiser] ingezonden verklaring van Veldt. De vraag hoeveel tegels (volgens [gedaagden] ) niet voldoen en of daarover tijdig is geklaagd, kan echter verder in het midden blijven, gelet op wat hierna wordt overwogen.
betalingsverplichting, opschorting, beroep op verrekening
5.3.
[gedaagden] beroept zich op ondeugdelijk geleverde dan wel gelegde tegels en heeft om die reden zijn betaling opgeschort. De betalingsverplichting van [gedaagden] komt echter niet te vervallen alleen op grond van een (gestelde) ondeugdelijk geleverde prestatie. Daarvoor is (gedeeltelijke) opschorting dan wel gedeeltelijke (buitengerechtelijke) ontbinding met vermindering van de aanneemsom nodig of een geslaagd beroep op verrekening van schade. Als gevolg van een geldige opschorting worden de verplichtingen van [gedaagden] uitgesteld, een ontbinding maakt dat [gedaagden] wordt bevrijd van zijn verplichtingen. Door verrekening zou de vordering van [eiser] tot het beloop van de schade teniet kunnen gaan.
5.4.
[gedaagden] heeft de betaling opgeschort, maar heeft de overeenkomst niet buitengerechtelijk ontbonden of een tegenvordering ingesteld waarin hij dit vordert. Daaruit kan dus geen verval van de betalingsverplichting volgen. Blijft over een eventuele verrekening met schade. De kantonrechter zal de stelling dat na aftrek van een korting en gelet op de door een derde geoffreerde herstelwerkzaamheden [eiser] niets meer te vorderen heeft, als een beroep op verrekening van schade met de openstaande nota beschouwen als bedoeld in artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.5.
Zoals hiervoor in overweging 5.1. is geoordeeld is er voor het verlenen van korting geen aanleiding, zodat die post geen grond voor verrekening biedt. [eiser] weerspreekt voorts dat er sprake is van schade die hij zou moeten vergoeden. Voor beantwoording van de vraag of [eiser] gehouden is de door [gedaagden] gestelde schade te vergoeden is van belang of [eiser] in verzuim is geraakt. Naar het oordeel van de kantonechter is dat niet het geval. Dat wordt hieronder uitgelegd.
[eiser] is niet in verzuim
5.6.
De gestelde schade, scheuren in de tegels, heeft betrekking op tekortkomingen die zich lenen voor herstel. [gedaagden] kan daarom pas aanspraak maken op vergoeding van schade indien [eiser] in verzuim is komen te verkeren nadat hij door [gedaagden] in gebreke is gesteld als bedoeld in artikel 6:82 lid 1 van het BW of - in uitzondering op die hoofdregel - wanneer sprake is van omstandigheden die rechtvaardigen dat [gedaagden] een ingebrekestelling achterwege heeft gelaten. Voor een ingebrekestelling is vereist dat schriftelijk een aanmaning is gestuurd waaruit duidelijk blijkt wat wordt verwacht en waarbij een redelijke termijn wordt geboden voor nakoming. Met de mededelingen van opschorting van [gedaagden]
(“ik betaal niet voordat het is opgelost”)en het hiervoor onder de feiten aangehaalde bericht van de gemachtigde van [gedaagden] van 23 november 2021 is daaraan niet voldaan. In deze e-mail wordt immers onterecht de voorwaarde gesteld dat de korting wordt verleend en ontbreekt een aansprakelijkstelling. De situatie dat het verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden, omdat [gedaagden] uit een mededeling van [eiser] mocht afleiden dat hij zal tekortschieten in het herstel van de gebreken doet zich ook niet voor. [eiser] heeft immers een aanbod inhoudende een korting en herstel gedaan dat door [gedaagden] niet is aanvaard. Het voorgaande leidt ertoe dat geen sprake is van verzuim. [eiser] is dan niet schadeplichtig. De door [gedaagden] gestelde schade komt dus niet voor verrekening met de factuur van [eiser] in aanmerking.
Conclusie
5.7.
De conclusie is dat het verweer en het beroep op verrekening van [gedaagden] niet slagen. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] tot betaling van de factuur toewijzen. [gedaagden] is in verzuim met betaling van de factuur, zodat hij daarover ook de wettelijke rente verschuldigd is.
5.8.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 177,00 wijst de kantonrechter eveneens toe. Aan de voorwaarden van artikel 6:96 lid 6 BW is voldaan.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat hij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagden] ook veroordeeld tot betaling van € 93,50 aan nasalaris en de kosten van betekening van het vonnis, voor zover daadwerkelijk nakosten worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , hoofdelijk, aldus dat als de een betaalt de ander is bevrijd, tot betaling aan [eiser] van € 1.371,42, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.180,00 vanaf 1 maart 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , hoofdelijk, tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 111,25
griffierecht € 214,00
salaris gemachtigde € 374,00
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , hoofdelijk, tot betaling van € 93,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter