ECLI:NL:RBNHO:2022:8951

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
22/4293
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van kapvergunning tot beslissing op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

Op 7 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een kapvergunning voor het kappen van bomen op een perceel in Wieringerwerf. De verzoekers, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning en vroegen om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster 6 niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Verzoekster 5, die als gemachtigde optreedt voor de andere verzoekers, is ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De verzoekers 1 tot en met 4 zijn echter wel als belanghebbenden erkend, omdat zij op geringe afstand van de bomen wonen en zicht hebben op de te kappen bomen.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoekers zwaarder laten wegen dan die van de gemeente, omdat het kappen van de bomen onomkeerbare gevolgen zou hebben. De voorzieningenrechter heeft daarom de kapvergunning geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is bepaald dat de gemeente het griffierecht en proceskosten aan de verzoekers moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de betrokkenheid van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak om tijdig bezwaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/4293

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2022 in de zaak tussen

1.
[verzoeker 1] [1]
2.
[verzoeker 2]
3.
[verzoeker 3]
4.
[verzoeker 4]
5.
[verzoeker 5]
6.
[verzoeker 6]
allen uit Wieringerwerf, verzoekers,
voor de verzoekers 1, 2, 3, 4 en 6 treedt verzoekster 5 op als gemachtigde
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, verweerder
gemachtigde: M.N.J. Kersens, ambtenaar in dienst van de gemeente.

Inleiding

Bij besluit van 21 juli 2022 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van [#] bomen op het perceel [adres 1] in Wieringerwerf (hierna: de kapvergunning).
Verzoekers 1 tot en met 5 hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Ter zitting heeft de gemachtigde meegedeeld dat ook verzoekster 6 partij wil zijn in dit geding.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster 5, mede in haar hoedanigheid van gemachtigde van de andere verzoekers, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Belanghebbenden
1.1
Verzoekster 5 is woonachtig op [adres 2] in Wieringenwerf. Zij heeft mede namens de verzoekers 1 tot en met 4, woonachtig op respectievelijk [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] in Wieringenwerf, het bezwaarschrift en het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Ter zitting heeft verzoekster 5 schriftelijke machtigingen van deze families, c.q. personen, overgelegd. Tevens heeft verzoekster 5 ter zitting een machtiging overgelegd van verzoekster 6, woonachtig aan [adres 7]
1.2
De voorzieningenrechter kan verzoekster 6 niet ontvangen in haar verzoek om voorlopige voorziening. Het bezwaarschrift heeft de gemachtigde namelijk niet mede namens verzoekster 6 ingediend. Eerst met de ter zitting overgelegde machtiging van 21 september 2022 heeft verzoekster 6 aangegeven dat zij bezwaar wil maken tegen het besluit van 21 juli 2022. De termijn van zes weken om bezwaar te maken, liep echter tot 1 september 2022. Dat betekent dat verzoekster 6 het bezwaar – naar voorlopig oordeel - te laat heeft ingediend. Daar is geen verschoonbare reden voor gegeven. Dat verzoekster 6 op enig moment op vakantie was, zoals de gemachtigde ter zitting heeft aangevoerd, is daarvoor geen toereikend argument. Daarom moet verzoekster 6 in haar verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard.
1.3
Ten aanzien van verzoekster 5 is de voorzieningenrechter ook van oordeel dat zij in haar verzoek niet kan worden ontvangen. Zij kan namelijk niet worden aangemerkt als belanghebbende in bezwaar en beroep. Op grond van artikel 8.1 en 7.1 Awb kan alleen een belanghebbende beroep instellen en daaraan voorafgaand bezwaar maken. In artikel 1.2 Awb is de belanghebbende gedefinieerd als degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, in dit geval de kapvergunning. Alleen degene die op een geringe afstand van de boom of bomen woont waarvoor een kapvergunning is verleend, en daar ook zicht op heeft, is belanghebbende [2] . Verzoekster is woonachtig op [adres 2] in Wieringerwerf en voldoet daarmee niet aan dit criterium. Ter zitting is vastgesteld dat de afstand ruim 400 meter is en zij aan de andere zijde van een woonwijk woont dan het bosje waarin de te vellen bomen staan, waardoor zij daar geen zicht op heeft. Verzoekster is daarom geen belanghebbende bij de verleende kapvergunning. Zij is daarom niet-ontvankelijk in onderhavige procedure.
1.4
De verzoekers 1 tot en met 4, woonachtig op respectievelijk [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] en [adres 6] in Wieringenwerf, wonen wel op geringe afstand van het perceel waar de [#] bomen staan, die de gemeente wil kappen, en hebben allen zicht op een of meer te vellen bomen (houtopstanden). Daarom kunnen zij naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wel aangemerkt worden als belanghebbenden bij de verleende kapvergunning en is het verzoek in zoverre wel ontvankelijk. Verzoekster 5 kan in dit geding wel als gemachtigde voor deze vier verzoekers optreden. Hieronder zal de voorziengenrechter hen vier tezamen aanduiden als verzoekers.
Wettelijk kader
2.1
In artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, Wabo [3] is bepaald dat, voor zover ingevolge een bepaling in een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod geldt om een project uit te voeren zonder omgevingsvergunning, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat.
2.2
In de Apv [4] van de gemeente Hollandse Kroon is een dergelijke verbodsbepaling opgenomen. Het volgende is hierover opgenomen in de Apv:
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de lijst vermeld op bijlage 1 (Bomenlijst).
De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
3. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
In de Bomenlijst 2019 is vermeld dat de gemeente voor het kappen van bomen, die gemeentelijk eigendom zijn, een kapvergunning nodig heeft, als de boom een stamdiameter heeft van (meer dan) 30 centimeter en hoger is dan 1.30 meter. De vergunningplicht geldt onder meer niet voor zieke bomen.
Het geschil
3.1
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor het kappen van de [#] bomen op het perceel [adres 1] in Wieringerwerf (hierna: kapvergunning). Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd:
de bomen zijn belangrijk voor het klimaat en het welzijn van de mensen;
de bomen aan de Dorsmolen vormen een fraaie bosrand waardoor de wijk Oosterterp een groen uiterlijk heeft. Het uitzicht van de bewoners aan de Zeis wordt minder fraai als de bomen worden gekapt;
bomen verhogen de schoonheid van de buurt;
de bomen zijn nodig voor de vogels;
het Terppad is een heel fraai pad omzoomd door groen. Dit zorgt voor verkoeling voor wandelaars en fietsers;
verweerder heeft het evenredigheidsbeginsel geschonden;
en
verzoekers vertrouwen er niet op dat er uitvoering zal worden gegeven aan de herplantplicht.
3.2
Verzoekers hebben aan de voorzieningenrechter gevraagd het kappen van de [#] bomen tegen te houden totdat verweerder een besluit heeft genomen op hun bezwaar.
4.1
Op grond van artikel 8:81 Awb [5] kan op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.2
Bij de beoordeling of het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, kan de voorzieningenrechter meewegen of het besluit waarop het verzoek betrekking heeft, naar verwachting stand zal kunnen houden in bezwaar. Dat wil voor dit geval zeggen: als er geen enkele twijfel is over de juistheid van het besluit, dan kan dat belang meetellen aan de zijde van de vergunninghouder en verweerder om het besluit niet te schorsen. De voorzieningenrechter is daar, gelet op wat verzoekers hebben aangevoerd, echter niet zonder van meer overtuigd. Verzoekers hebben een aantal argumenten aangevoerd tegen het kappen van de [#] bomen. Een aantal van deze argumenten lijken weliswaar gelet op het toetsingskader zoals dat is vermeld in artikel 4.11, tweede lid, Apv niet relevant voor de beoordeling van de juistheid van de kapvergunning, maar van een aantal is het de vraag of deze aan de verlening van de kapvergunning in de weg staan. De beantwoording van die vraag leent zich – gelet op de wederzijdse standpunten die nader onderzoek vergen – niet voor beantwoording in deze spoedprocedure. Het is aan verweerder om dit tijdens de bezwaarfase te onderzoeken. Daarom zal de voorzieningenrechter op basis van een belangenafweging beoordelen of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen.
4.3
De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat het belang van verzoekers bij een voorlopige voorziening zwaarder weegt dan de belangen van verweerder om geen voorlopige voorziening te treffen. Tegenover de belangen van verweerder staat het belang van verzoekers. Wanneer uitvoering wordt gegeven aan de kapvergunning en de bomen worden gekapt, heeft een heroverweging in bezwaar geen zin meer. Daar komt bij dat verweerder niet heeft gesteld, laat staan onderbouwd, dat de gemeente als vergunninghouder of verweerder als beslissend bestuursorgaan op dit moment een groot belang heeft dat er niet kan worden gewacht op het nadere onderzoek in bezwaar. Ter zitting heeft verweerder bovendien enig financieel belang bij spoedige uitvoering van het besluit, wat daar in het algemeen ook van zij, ook ontkent. Het belang van verzoekers bij een voorlopige voorziening is erin gelegen dat zich geen onomkeerbare gevolgen voordoen. Aan het belang van verzoekers moet thans het meeste gewicht worden toegekend.

Conclusie en gevolgen

5.1
Verzoekers 5 en 6 zal de voorziengenrechter niet-ontvankelijk verklaren. De voorzieningenrechter zal gelet op wat hiervoor is overwogen het verzoek van verzoekers 1 tot en met 4 om een voorlopige voorziening toewijzen en de kapvergunning schorsen tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
5.2
Omdat het verzoek wordt toegewezen, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers 1 tot en met 4 het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
5.3
Omdat het verzoek wordt toegewezen, hebben verzoekers ook recht op een vergoeding voor de proceskosten overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het gaat daarbij om de kosten die verzoekster 5 als gemachtigde heeft gemaakt. De vergoeding voor de door verzoekster 5 als gemachtigde gemaakte reiskosten naar de zitting bedraagt € 35,-. Verweerder moet deze vergoeding betalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart verzoeksters 5 en 6 niet-ontvankelijk in hun verzoek;
  • schorst de kapvergunning tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoekers 1 tot met 4 moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 35,- aan proceskosten aan verzoekers 1 tot en met 4.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Bruin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.In strijd met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hebben verzoekers niet hun volledige namen vermeld en in sommige gevallen volstaan met de aanduiding “familie”, zonder aan te geven wie daadwerkelijk partij willen zijn. Ter zitting kon de gemachtigde dat gebrek niet herstellen. Omdat sprake is van een voorlopige voorziening stapt de voorzieningenrechter over dit gebrek heen. Bij verder procederen zullen verzoekers alsnog hun juiste personalia en dus de volledige naam moeten opgeven.
2.Zie ter vergelijking bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juli 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2017:1509.
3.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
4.Algemeen Plaatselijke Verordening Hollandse Kroon 2019.
5.Algemene wet bestuursrecht.