ECLI:NL:RBNHO:2022:895

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
15/021495-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van straatroof door een groep jongeren onder bedreiging met messen

Op 22 januari 2021 vond er in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude een beroving plaats waarbij een groep van zes jonge jongens onder bedreiging met messen werd beroofd door een grotere groep van tien of elf jongens. De politie kon vrijwel direct na het voorval zes verdachten aanhouden. De rechtbank Noord-Holland heeft op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een van deze verdachten, die zich moest verantwoorden voor zijn rol in de beroving. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet schuldig was aan de beroving en dat hij enkel een tasje had opgepakt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving en dat deze handelingen als een gezamenlijke beroving moesten worden gezien. De rechtbank achtte zowel de afpersing als de poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn ontwikkeling en de begeleiding die hij nodig had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/021495-21
Uitspraakdatum: 3 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 13 januari 2022 en 20 januari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.M. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
- een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
- een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] ) en/of
- een horloge (merk Fossil) en/of
- een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] of aan een derde, althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
- ( een) mes(sen) te tonen en/of
- ( een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
- ( een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
- ( dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
- ( dreigend) de woorden “Geef alles maar wat je heb”, althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en/of
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
- een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] ) en/of
- een horloge (merk Fossil) en/of
- een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
- (een) mes(sen) te tonen en/of
- (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
- (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
- (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
- (dreigend) de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, althans enig goed, van zijn en/of zijn mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6]
- (een) mes(sen) te tonen en/of
- (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of in de richting van de keel te bewegen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 22 januari 2021 is in de avond een zestal jonge jongens in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude onder bedreiging met messen beroofd door een groep van tien of elf jongens. Vrijwel direct na het gebeuren zijn in de directe omgeving zes verdachten aangehouden. Deze zes verdachten, van wie verdachte er één is, hebben zich voor de rechtbank moeten verantwoorden.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het onder 1. ten laste gelegde feit en dat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
De verdediging heeft daartoe bepleit dat de groep in eerste instantie helemaal niet uit was op een beroving. Ze waren meer uit op rellen, op het aanspreken van de andere groep. Er was geen gezamenlijk plan. Er is dan ook geen sprake van medeplegen. Nadat verdachte het onder 2. ten laste gelegde feit had gepleegd is hij weggerend. Verdachte heeft geen van de in feit 1. genoemde slachtoffers gedwongen tot afgifte van enig goed. Hij heeft enkel een tasje opgeraapt en zich toegeëigend. Verdachte dient van het onder feit 1 tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Het tenlastegelegde onder feit 2 kan bewezen worden.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling en waardering van het bewijs in deze zaak de nodige voorzichtigheid is geboden. De rechtbank heeft op basis van het dossier (en het verhandelde ter zitting van elke individuele verdachte) niet de precieze gang van zaken bij deze beroving kunnen vaststellen. Dat heeft enerzijds te maken met manco’s van het politieonderzoek – zoals het niet (nader) horen van mogelijke verdere verdachten of getuigen, het niet (nader) confronteren van verdachten met de verklaringen van medeverdachten en het niet confronteren van aangevers met de foto’s van verdachten – en anderzijds met de (proces)houding van de verdachten.
Desondanks kan naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier het volgende worden afgeleid en wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] houden zich in de avond van vrijdag 22 januari 2021 op in de omgeving van het station Spaarnwoude. Verdachte, [medeverdachte 3] en [naam] en nog enkele jongens zijn op dat moment in het centrum van Haarlem bij de Mc Donald’s. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn in de woning van [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 1] belt [naam] en vraagt hem om samen met anderen naar het restaurant [restaurant] te komen. Volgens [medeverdachte 1] heeft hij toen tegen [naam] gezegd dat er dealers bij het NS station in Spaarnwoude waren, dat zij geld hadden en is aan [naam] gevraagd of zij geld wilden verdienen. Er is toen aan [medeverdachte 1] gevraagd of er ‘geript’ kon worden. Naar aanleiding hiervan worden er bij [medeverdachte 3] thuis messen opgehaald. [medeverdachte 5] ontvangt in de tussentijd een Whatsapp bericht van verdachte waarin onder andere staat dat hij en [medeverdachte 4] messen moeten meenemen. De hele groep verzamelt zich vervolgens bij [restaurant] . Volgens verdachte is bij het samenkomen van de groep over de beroving van de aangevers gesproken. Daarna loopt de groep naar het NS station Haarlem Spaarnwoude, er worden mondmaskers of andere gezichtsbedekkende kledingstukken opgedaan en de groep gaat achter de voor hen weg vluchtende groep van aangevers aan. De aangevers worden op een gegeven moment door de groep van verdachten ingehaald en door verdachte als eerste aangesproken. [benadeelde partij 5] wordt daarbij om een sigaret gevraagd en vervolgens wordt hij onder bedreiging van een mes gevraagd zijn spullen af te geven. [benadeelde partij 5] en vervolgens [benadeelde partij 6] zien kans weg te rennen, waarna de andere vier aangevers door meerdere jongens uit de groep van verdachten worden omsingeld en tegen een hek gedreven. Er worden door meerdere verdachten messen aan hen getoond en zij worden door meerdere verdachten gevraagd om alles te geven. Er zijn uiteindelijk een jas, een pet, een JBL muziekbox, een portemonnee, airpods, een horloge en een pinpas afgenomen van aangevers.
Door meerdere verdachten is bij de politie verklaard dat zij begrepen hadden dat er sprake was van een ruzie tussen [medeverdachte 1] en de andere groep (die van de aangevers), dat zij zich daarom verzameld hebben bij [restaurant] , dat zij messen hadden meegenomen onder het motto: je weet maar nooit, en dat zij achter de groep aangevers zijn gaan aan rennen. Echter, geen van de verdachten, ook [medeverdachte 1] niet, had ruzie met iemand van de aangevers. Verder is ook door geen van de aangevers verklaard dat er sprake was van een ruzie tussen de beide groepen of leden daarvan. Verdachte zelf heeft, toen de groep samenkwam, gehoord dat de groep aangevers beroofd zou gaan worden. Maar ook al zou bij aanvang van de samenkomst bij [restaurant] bij sommige verdachten nog de indruk hebben (kunnen) bestaan dat er sprake was van een ruzie met de aangevers, omdat wellicht niet iedereen uit de groep gehoord heeft dat een beroving zou gaan plaatsvinden, dan moet het een ieder van de verdachten gaande de achtervolging duidelijk zijn geworden dat er een beroving in de planning was, waarvan verdachte maar ook anderen zich vervolgens niet gedistantieerd hebben. De hiervoor omschreven gang van zaken heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de uiterlijke verschijningsvorm van een ruzie, die zou moeten worden uitgepraat, opgelost of uitgevochten. De groep van de aangevers is tijdens de achtervolging door niemand uit de groep van de verdachten aangesproken over een eventuele ruzie. De groep met de verdachten is, direct, nadat zij mondmaskers en andere gezichtsbedekkende kledingstukken hadden voorgedaan gaan rennen, heeft de vluchtende groep slachtoffers achtervolgd en heeft onder bedreiging met messen spullen van hen afgenomen dan wel zijn er onder bedreiging van messen spullen door de groep aangevers aan de verdachten afgestaan.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank de berovingen van de verschillende aangevers als een gezamenlijke beroving, gepleegd door verdachte en zijn mededaders. De rechtbank acht dan ook niet alleen feit 2, maar ook feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank merkt nog op dat de verklaringen van respectievelijke verdachten bij de rechter-commissaris telkens slechts in hun eigen zaak voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat deze verklaringen niet in de dossiers van medeverdachten zijn gevoegd.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
  • een horloge (merk Fossil) en
  • een JBL muziekbox (type extreme 2),
die aan [benadeelde partij 3] toebehoorden, door die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]
  • messen te tonen en/of
  • stekende bewegingen met messen in de richting van bovengenoemde personen te maken en/of
  • dreigend om bovengenoemde personen heen gaan staan en/of
  • dreigend de woorden “Geef alles maar wat je heb”, althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
  • een telefoon (merk Iphone XR) en een portemonnee met inhoud en airpods en
  • een jas (merk Parajumpers) en een pet (merk The North Face) en een pinpas op naam van [naam] ,
die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen
  • [benadeelde partij 1] en
  • [benadeelde partij 2] en
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
  • messen te tonen en/of
  • stekende bewegingen met messen in de richting van bovengenoemde personen te maken en/of
  • dreigend om bovengenoemde personen heen gaan staan en/of
  • dreigend de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen;
Feit 2:
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, althans enig goed, van zijn en/of zijn mededaders gading, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door die [benadeelde partij 5]
  • een mes te tonen en
  • een mes bij de keel te houden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
voortgezette handeling
van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en van feit 2:
poging diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 75 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • verplicht contact onderhoudt met de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem;
  • zich inzet voor het behouden van dagbesteding (school), waarbij hij volgens het lesrooster aanwezig is op school;
  • zijn medewerking verleent aan het volgen van hulpverlening en/of behandeling zoals geadviseerd door de jeugdreclasseerder (zoals de IFA-coach en de Waag);
  • op bepaalde tijdstippen aanwezig is op een bepaalde locatie (thuis, [adres] ), in overleg met de jeugdreclasseerder. Dit is in eerste instantie huisarrest met uitzonderingen overdag (zoals doordeweeks schoolgang en het weekend de middag vrije tijd) en wordt de komende zes maanden in overleg met de jeugdreclasseerder verder afgebouwd naar meer vrijheid;
  • zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten voor de duur van 1 jaar en aan een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van 2 jaren;
waarbij de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, en
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard en dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het bijna een jaar geleden is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Het tijdsverloop dient in een op te leggen straf verdisconteerd te worden. De verdediging verzoekt de rechtbank bij de strafmaat rekening te houden met de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, circa 60 dagen, en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de straatroof op 22 januari 2021 waarbij een groep van zes jongens in de buurt van het NS station Haarlem Spaarnwoude door een groep van tien of elf jongens, waarvan verdachte deel uitmaakte, is achtervolgd en onder bedreiging met messen is afgeperst en beroofd.
Verdachte liep daarbij voorop en heeft als eerste iemand uit het groepje slachtoffers aangesproken. Hij heeft vervolgens één van de aangevers een mes getoond en dat mes bij de keel gehouden.
Verdachte heeft kennelijk op geen enkel moment stilgestaan bij zijn rol in- en de gevolgen van de beroving voor de slachtoffers. Dit terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat straatroven, zeker door een groter groep en onder bedreiging met messen, sterke gevoelens van angst, onveiligheid en onrust teweeg brengen bij de slachtoffers zelf, die daar nog lang last van kunnen hebben, en in de samenleving in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
  • het Pro Justitia psychologische rapport van 29 maart 2021, opgesteld door [registerpsycholoog] , registerpsycholoog NIP;
  • het over verdachte uitgebrachte rapport van de Raad van 29 december 2021.
Het psychologische rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Er bestaan wat zorgen rondom de ontwikkeling van verdachte maar er is geen sprake van een ziekelijke stoornis noch van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, ook niet ten tijde van het tenlastegelegde. De deskundige adviseert verdachte volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De deskundige acht het verder van belang de begeleiding door de IPA-coach voort te zetten, gelet op de gezinssituatie, de moeizame schoolgang en overige problematiek van verdachte. Verdachte en zijn ouders zouden baat kunnen hebben bij begeleiding, bijvoorbeeld in de vorm van systeemtherapie bij het Lorentzhuis.
Uit het rapport van de Raad van 29 december 2021 blijkt dat het ten tijde van het delictgedrag niet goed ging met verdachte op verschillende gebieden, ook thuis en op school niet. Thuis liet hij opstandig en zelfs agressief gedrag zien richting ouders. De omstandigheid dat zijn broer vader was geworden van een drieling, had nogal wat invloed op de familiedynamiek. Voor school was verdachte weinig gemotiveerd. School zag verdachte afglijden in niveau. Buitenshuis trok hij naar risicovolle jongeren toe. Zowel thuis als buitenshuis gebruikte verdachte middelen (blowen). Hij maakte verkeerde keuzes. Deze factoren hebben er eerder ook toe geleid dat hij zijn voorwaarden overtrad.
De laatste weken is er een prille maar zeer positieve ontwikkeling zichtbaar bij verdachte, zowel thuis als op de nieuwe school. Hij lijkt zich er meer bewust van te zijn geworden dat hij een verandering moet laten zien. Hij is meer gemotiveerd.
Verdachte heeft weer contact met zijn IFA-coach en jeugdreclasseerder en staat ook open voor behandeling van de Waag, ondanks dat hij zelf behandeling niet perse nodig vindt.
Indien verdachte deze positieve ontwikkeling kan voortzetten, ziet de Raad een lage kans op recidive. Echter, deze ontwikkeling is pril en daarmee kwetsbaar. Bovendien is er nu nog sprake van huisarrest.
De Raad ziet een risicofactor in het middelengebruik van verdachte, hoewel hij het gebruik geminderd heeft. Er lijkt sprake te zijn van een afhankelijkheid aangezien verdachte nog elke avond blowt. Dit kan de kans op delictgedrag vergroten. Zijn middelengebruik dient daarom onder de aandacht te blijven, ook binnen de hulpverlening/behandeling.
De Raad is van mening dat een jeugdreclasseringsmaatregel nodig blijft om verdachte te ondersteunen in het voorkomen van recidive. Alle betrokkenen, inclusief verdachte zelf, geven aan dat hij strakke kaders nodig heeft. Aandachtspunten zullen blijven: schoolgang, middelengebruik, thuis regels geboden krijgen en zich hier aan houden, het maken van de juiste keuzes en het aangaan van behandeling, bijvoorbeeld bij de Waag. Een ander belangrijk aandachtspunt voor de komende maanden is dat het huisarrest langzaamaan wordt afgebouwd, op een manier waarop verdachte meer vrijheid krijgt maar er nog wel voldoende toezicht en kaders zijn. De Raad vindt het daarnaast passend dat verdachte, indien hij schuldig bevonden wordt, een werkstraf krijgt als signaal dat bepaald gedrag ontoelaatbaar is.
De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf met de bijzondere voorwaarden:
- zich inzetten voor het behouden van dagbesteding (school), waarbij hij volgens het lesrooster aanwezig is op school;
- zijn medewerking verlenen aan het volgen van hulpverlening en/of behandeling zoals geadviseerd door de jeugdreclasseerder (zoals de IFA-coach en de Waag);
- op bepaalde tijdstippen aanwezig zijn op een bepaalde locatie (thuis, [adres] ), in overleg met de jeugdreclasseerder. Dit is in eerste instantie huisarrest met uitzonderingen overdag (zoals doordeweeks schoolgang en het weekend de middag vrije tijd) en wordt de komende zes maanden in overleg met de jeugdreclasseerder verder afgebouwd naar meer vrijheid.
- zich houden aan een contactverbod met de medeverdachten en slachtoffers, zolang als nodig wordt geacht door de jeugdreclasseerder,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten de Jeugd- en Gezinsbeschermers te Haarlem opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter zitting heeft de Raad aangegeven dat verdachte nog een duidelijke structuur nodig heeft. Hij lijkt zich positief te ontwikkelen en de kans op recidive is afgenomen, maar het is nog pril. Jeugddetentie gelijk aan het voorarrest lijkt de Raad een passende straf, naast een deels voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaar; dat acht de Raad voldoende als stok achter de deur. De Raad kan zich, indien gewenst, vinden in een dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.
De jeugdreclasseerder heeft ter zitting van 13 januari 2022 aangegeven dat met verdachte duidelijke afspraken zijn gemaakt over het blowen. Een aanmelding bij De Waag lijkt de jeugdreclasseerder passend. Er is echter sprake van een wachtlijst. De intake zou waarschijnlijk in de maand februari 2022 kunnen plaatsvinden.
Sinds de laatste schorsing heeft verdachte zich goed gehouden aan het huisarrest en daar ook baat bij gehad. Het gaat goed met verdachte bij een afgebakende structuur. Het huisarrest is inmiddels versoepeld.
De IFA-coach heeft ter zitting aangegeven dat het traject al best lang duurt, maar dat een passende begeleiding belangrijk voor verdachte is geweest. De IFA-coach heeft met verdachte veel gesproken over het maken van keuzes. Op school gaat het nu goed. Ook de ouders werken goed mee.
In zijn algemeenheid geldt dat bij feiten als afpersing en diefstal met geweld dan wel bedreiging met geweld een vrijheidsbenemende straf van enige duur passend en geboden is.
Echter, de rechtbank zal ook in het geval van verdachte daarvan afwijken en bij het opleggen van een passende staf rekening houden met de navolgende factoren.
Het strafbare feit is geruime tijd geleden gepleegd. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor (gewelds)misdrijven. Hij heeft openheid van zaken gegeven en door zijn proceshouding laten zien dat hij verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt. Verdachte heeft 46 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht en heeft sinds zijn schorsing, met langdurig huisarrest, begeleiding gekregen van de jeugdreclassering en een IFA-coach. Verdachte lijkt zich sinds de laatste schorsing positief te ontwikkelen en de kans op recidive is afgenomen. Er zijn afspraken gemaakt over het blowgedrag van verdachte, het huisarrest zal worden afgebouwd naar meer vrijheid; thuis en op school gaat het inmiddels goed. Verdachte heeft een goed contact met zijn IFA-coach en jeugdreclasseerder, en staat ook open voor behandeling van de Waag. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, ook geen meerwaarde in het opleggen van een jeugddetentie voor het terugdringen van het recidivegevaar. De rechtbank gaat er tevens vanuit dat de ingezette hulpverlening in het vrijwillig kader kan worden voortgezet en wijst erop dat bij een eventuele terugval een kinderbeschermingsmaatregel tot de mogelijkheden behoort. De rechtbank zal verdachte dan ook geen voorwaardelijk deel opleggen.
Ten slotte heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die de andere verdachten in het onderzoek Ursula bij vonnis van heden zijn opgelegd. Bij de andere verdachten is de rechtbank uitgegaan van een hoger aantal uren als werkstraf en/of leerstraf dan aan verdachte zal worden opgelegd, terwijl de rol van verdachte minst genomen vergelijkbaar is met die van een aantal andere verdachten. De rechtbank heeft echter bij de strafoplegging rekening gehouden met het grote aantal dagen dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Weliswaar is dat deels aan verdachte zelf te wijten - hij heeft zich immers niet aan de schorsingsvoorwaarden gehouden - maar anderzijds kan een verblijf in de JJI als zwaarder worden gekwalificeerd dan een verblijf thuis, ook al is dat onder redelijk stevige voorwaarden. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal overigens niet afgetrokken worden van de op te leggen taakstraf.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf in de vorm van werkstraf van honderd en twintig uren passend en geboden.
Nu de rechtbank verdachte geen voorwaardelijke straf oplegt is de dadelijke uitvoerbaarheid (van voorwaarden) niet aan de orde. Maar ook in geval van een voorwaardelijke veroordeling zou daarvoor geen ruimte zijn, nu verdachte first offender is en de Raad de kans op herhaling als matig inschat, waardoor aan de wettelijke voorwaarden niet zou zijn voldaan.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.327,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bedraagt € 327,- en bestaat uit € 150,- voor het weggenomen horloge van het merk Fossil en € 177,- voor de weggenomen muziekbox van het merk JBL, type extreme 2. De gestelde immateriële schade bedraagt € 5.000,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, primair omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 en subsidiair omdat de gestelde schade niet objectief is vastgesteld.
De raadsman heeft gesteld dat degene die zich beroept op immateriële schade voldoende concrete gegevens dient aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In onderhavige zaak lijkt het volgens de raadsman op een standaard verhaal. Er zijn geen kosten gemaakt ten behoeve van specialisten, zoals psychologen.
De
rechtbankis van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 277,- (bestaande uit € 100,- voor het horloge en € 177,- voor de muziekbox) rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. cumulatief bewezen verklaarde feiten. De rechtbank houdt hierbij rekening met de afschrijving van het horloge, dat in december 2019 door de benadeelde partij, zoals ter zitting door de raadsvrouw van de benadeelde partij aangegeven, is aangeschaft, waardoor de dagwaarde thans lager ligt.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Slachtoffers van straatroven onder bedreiging van een mes ervaren psychische klachten en voelen zich nog lang onveilig. Dat is een feit van algemene bekendheid. Daarom acht de rechtbank een vergoeding voor deze immateriële schade passend en geboden. Echter, de rechtbank vindt geen aansluiting bij de door de raadsvrouw van de benadeelde partij genoemde zaken, waarbij zeer ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers zijn vastgesteld. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt immers niet waaruit de psychische gevolgen concreet bestaan en dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft laten stellen van een deskundige, waarvan in de door haar aangehaalde uitspraken sprake was.
De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en zijn drie medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal ieder van die vier verdachten voor het eigen aandeel in de beroving van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] , namelijk voor een vierde, aansprakelijk stellen, waardoor verdachte geen contact hoeft te onderhouden met de medeverdachten. In het geval van verdachte gaat dit om € 69,25 voor de materiële schade (bestaande uit € 25,- voor het horloge en € 44,25 voor de muziekbox) en om € 250,- voor de immateriële schade.
In zoverre zal de vordering dan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 319,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. cumulatief bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van straatroof) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, primair omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. en subsidiair dat de gestelde schade niet objectief is vastgesteld.
De raadsman heeft gesteld dat degene die zich beroept op immateriële schade voldoende concrete gegevens dient aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In onderhavige zaak lijkt het volgens de raadsman op een standaard verhaal. Er zijn geen kosten gemaakt ten behoeve van specialisten, zoals psychologen.
De
rechtbankis van oordeel dat de immateriële schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. cumulatief bewezen verklaarde feiten. De rechtbank komt vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Slachtoffers van straatroven onder bedreiging van een mes ervaren psychische klachten en voelen zich nog lang onveilig. Dat is een feit van algemene bekendheid. Daarom acht de rechtbank een vergoeding voor deze immateriële schade passend en geboden. Echter, de rechtbank vindt geen aansluiting bij de door de raadsvrouw van de benadeelde partij genoemde zaken, waarbij zeer ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers zijn vastgesteld. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt immers niet waaruit de psychische gevolgen concreet bestaan en dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft laten stellen van een deskundige, waarvan in de door haar aangehaalde uitspraken sprake was.
De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en zijn drie medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal ieder van die vier verdachten voor zijn eigen aandeel in de beroving van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] , namelijk voor een vierde, aansprakelijk stellen, waardoor verdachte geen contact hoeft te onderhouden met de medeverdachten. In het geval van verdachte gaat dit om € 250,- voor de immateriële schade.
In zoverre zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. cumulatief bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van straatroof) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 47, 56, 77a, 77g, 77m, 77n, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de hiervoor onder 4.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van eenhonderd en twintig (120) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door zestig (60) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen een termijn van achttien maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 319,25, bestaande uit € 69,25 voor de materiële en € 250,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 319,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 250,-voor de immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. M.C.A. Onderwater en G.D. de Jong, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2022.