ECLI:NL:RBNHO:2022:892

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
15/021700-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak tegen verdachte wegens beroving en heling van gestolen goederen

Op 22 januari 2021 vond er in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude een beroving plaats waarbij een groep van tien of elf jongens een zestal jonge jongens onder bedreiging met messen beroofde. De rechtbank Noord-Holland heeft op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een van de verdachten, die zich moest verantwoorden voor zijn rol in deze beroving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de beroving en heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van een plan om de aangevers te beroven. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten van beroving. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van een jas die tijdens de beroving was verkregen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur, waarvan 15 dagen jeugddetentie bij niet-naleving. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte betrokken was bij de beroving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/021700-21
Uitspraakdatum: 3 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 14 januari 2022 en 20 januari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Polen),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.E.M. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
- een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
- een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] ) en/of
- een horloge (merk Fossil) en/of
- een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] of aan een derde, althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
- (een) mes(sen) te tonen en/of
- (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
- (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
- (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
- (dreigend) de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en/of
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
- een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] ) en/of
- een horloge (merk Fossil) en/of
- een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
- (een) mes(sen) te tonen en/of
- (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
- (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
- (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
- (dreigend) de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem, een jas (merk Parajumper), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had kunnen vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, althans enig goed, van zijn en/of zijn mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6]
- (een) mes(sen) te tonen en/of
- (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of in de richting van de keel te bewegen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 22 januari 2021 is in de avond een zestal jonge jongens in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude onder bedreiging met messen beroofd door een groep van tien of elf jongens. Vrijwel direct na het gebeuren zijn in de directe omgeving zes verdachten aangehouden. Deze zes verdachten, van wie verdachte er één is, hebben zich voor de rechtbank moeten verantwoorden.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. primair en 2. ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Hij dient daarom te worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe het volgende bepleit.
Er is feitelijk sprake van verschillende incidenten en elk daarvan moet gezien worden als een afzonderlijke beroving. Verdachte past niet in de door aangevers omschreven gang van zaken. Zo heeft verdachte geen deel uitgemaakt van de groep die om de slachtoffers heen stond. Verdachte past ook niet in de omschrijving van de daders zoals door aangevers aangegeven. Er is geen sprake van een homogene groep. Aangever [benadeelde partij 1] heeft verklaard dat de helft van de groep niets heeft gedaan en alleen stond te kijken. Door andere aangevers is verklaard dat de daders allemaal een mes toonden. Verdachte had geen mes en liep achteraan. Uit het dossier blijkt ook niet dat verdachte in de broekzak van een van de slachtoffers heeft gezeten.
Verdachte wist ook niet van de beroving. In het appje dat hij ontving van [medeverdachte 1] stond dat er een ‘beef’ was, een ruzie. Uit het verzoek dat [medeverdachte 2] een mes moest meenemen is ook terug te leiden dat het ging om een ruzie en niet om een beroving. Als er bij [restaurant] al gesproken is over een plan, is daarmee nog niet gezegd dat verdachte daarmee heeft ingestemd. Dat is te kort door de bocht.
Verdachte is ook niet degene die onder bedreiging van een mes de jas van aangever [benadeelde partij 2] heeft afgepakt. Hij past niet in het opgegeven signalement van de dader. Verdachte had de jas gekregen van [medeverdachte 3] , degene die kan honkballen. Deze past ook in het opgegeven signalement. Verdachte heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd aan één van de berovingen en dient daarvan te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de subsidiair tenlastegelegde heling merkt de raadsman nog het volgende op.
Verdachte heeft op een gegeven moment een jas gekregen, maar hij wist niet dat deze jas van misdrijf afkomstig was. Iedereen begon te rennen en er is tegen verdachte gezegd “hou vast”, terwijl er eigenlijk werd doorgerend. In alle hectiek dacht verdachte dat de jas van ‘de gever’ was. Verdachte was echter geen heer en meester over die jas. Ook ten aanzien van de heling dient vrijspraak te volgen.
Met betrekking tot het onder feit 2 tenlastegelegde bepleit de raadsman eveneens vrijspraak. Ook hier geldt dat er geen sprake was van een groepsactie, maar van een individuele actie. [medeverdachte 1] heeft aangever [benadeelde partij 5] bedreigd. Verdachte heeft geen wezenlijke bijdrage aan dit feit geleverd. Hij bevond zich ook niet in de voorhoede van de groep.
De rechter-commissaris heeft destijds ook geen ernstige bezwaren aangenomen voor de beroving c.q. poging daartoe.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling en waardering van het bewijs in deze zaak de nodige voorzichtigheid is geboden. De rechtbank heeft op basis van het dossier (en het verhandelde ter zitting van elke individuele verdachte) niet de precieze gang van zaken bij deze beroving kunnen vaststellen. Dat heeft enerzijds te maken met manco’s van het politieonderzoek – zoals het niet (nader) horen van mogelijke verdere verdachten of getuigen, het niet (nader) confronteren van verdachten met de verklaringen van medeverdachten en het niet confronteren van aangevers met de foto’s van verdachten – en anderzijds met de (proces)houding van de verdachten.
Desondanks kan naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier het volgende worden afgeleid en wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] houden zich in de avond van vrijdag 22 januari 2021 op in de omgeving van het station Spaarnwoude. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [naam] en nog enkele jongens zijn op dat moment in het centrum van Haarlem bij de Mc Donald’s. [medeverdachte 2] en verdachte zijn in de woning van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 3] belt [naam] en vraagt hem om samen met anderen naar het restaurant [restaurant] te komen. Volgens [medeverdachte 3] heeft hij toen tegen [naam] gezegd dat er dealers bij het NS station in Spaarnwoude waren, dat zij geld hadden en is aan [naam] gevraagd of zij geld wilden verdienen. Er is daarbij aan [medeverdachte 3] gevraagd of er ‘geript’ kon worden. Naar aanleiding hiervan worden er bij [medeverdachte 5] thuis messen opgehaald. Verdachte ontvangt in de tussentijd een Whatsapp bericht van [medeverdachte 1] waarin onder andere staat dat hij en [medeverdachte 2] messen moeten meenemen. De hele groep verzamelt zich vervolgens bij [restaurant] . Volgens [medeverdachte 1] is bij het samenkomen van de groep over de beroving van de aangevers gesproken. Daarna loopt de groep naar het NS station Haarlem Spaarnwoude, er worden mondmaskers of andere gezichtsbedekkende kledingstukken opgedaan en de groep gaat achter de voor hen weg vluchtende groep van aangevers aan. De aangevers worden op een gegeven moment door de groep van verdachten ingehaald en door [medeverdachte 1] als eerste aangesproken. [benadeelde partij 5] wordt daarbij om een sigaret gevraagd en vervolgens wordt hij onder bedreiging van een mes gevraagd zijn spullen af te geven. [benadeelde partij 5] en vervolgens [benadeelde partij 6] zien kans weg te rennen, waarna de andere vier aangevers door meerdere jongens uit de groep van verdachten worden omsingeld en tegen een hek gedreven. Er worden door meerdere verdachten messen aan hen getoond en zij worden door meerdere verdachten gevraagd om alles te geven. Er zijn uiteindelijk een jas, een pet, een JBL muziekbox, een portemonnee, airpods, een horloge en een pinpas afgenomen van aangevers.
Door meerdere verdachten is bij de politie verklaard dat zij begrepen hadden dat er sprake was van een ruzie tussen [medeverdachte 3] en de andere groep (die van de aangevers), dat zij zich daarom verzameld hebben bij [restaurant] , dat zij messen hadden meegenomen onder het motto: je weet maar nooit, en dat zij achter de groep aangevers zijn gaan aan rennen. Echter, geen van de verdachten, ook [medeverdachte 3] niet, had ruzie met iemand van de aangevers. Verder is ook door geen van de aangevers verklaard dat er sprake was van een ruzie tussen de beide groepen of leden daarvan. Ook al zou bij aanvang van de samenkomst bij [restaurant] bij sommige verdachten nog de indruk hebben (kunnen) bestaan dat er sprake was van een ruzie met de aangevers, omdat wellicht niet iedereen uit de groep gehoord heeft dat een beroving zou gaan plaatsvinden, dan moet het een ieder van de verdachten gaande de achtervolging duidelijk zijn geworden dat er een beroving in de planning was, waarvan niemand zich vervolgens gedistantieerd heeft. De hiervoor omschreven gang van zaken heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de uiterlijke verschijningsvorm van een ruzie, die zou moeten worden uitgepraat, opgelost of uitgevochten. De groep van de aangevers is tijdens de achtervolging door niemand uit de groep van de verdachten aangesproken over een eventuele ruzie. De groep met de verdachten is, direct, nadat zij mondmaskers en andere gezichtsbedekkende kledingstukken hadden voorgedaan gaan rennen, heeft de vluchtende groep slachtoffers achtervolgd en heeft onder bedreiging met messen spullen van hen afgenomen dan wel zijn er onder bedreiging van messen spullen door de groep aangevers aan de verdachten afgestaan.
De rechtbank merkt nog op dat de verklaringen van respectievelijke verdachten bij de rechter-commissaris telkens slechts in hun eigen zaak voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat deze verklaringen niet in de dossiers van medeverdachten zijn gevoegd.
4.3.1
Vrijspraak feit 1 primair en feit 2
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte een strafrechtelijk relevante rol bij deze gang van zaken heeft gespeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair cumulatief/alternatief en 2. ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat voor medeplegen is vereist dat verdachten in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld. Verdachte heeft ontkend op de hoogte te zijn geweest van een plan om aangevers te beroven. Hij liep in de achterhoede van de groep, had geen mes bij zich en is enkel aanwezig geweest toen de beroving plaatsvond. Het dossier biedt voldoende ruimte voor deze weergave van het gebeuren. Op basis van het dossier kan namelijk niet worden vastgesteld dat verdachte enige uitvoeringshandeling ten aanzien van de beroving heeft verricht.
Volgens vaste jurisprudentie is het enkel aanwezig zijn bij een misdrijf onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders ten aanzien van het plegen van dat misdrijf en aldus van medeplegen.
Nu verdachte geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, [medeverdachte 1] de enige is die over de bespreking van de beroving heeft verklaard, nadat de groep samen was gekomen, en uit de camerabeelden op pagina 102 en 103 blijkt dat de hele groep slechts twaalf seconden lang in een kring bij [restaurant] heeft gestaan, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte al bij vertrek van de groep bij [restaurant] op de hoogte was van het plan aangevers te beroven, laat staan de bedenker van het plan is geweest. Verdachte is met de medeverdachten meegelopen maar heeft daarmee niet een zodanig wezenlijke bijdrage geleverd aan de beroving dat van medeplegen sprake is.
De omstandigheid dat hij gaande de achtervolging kon weten dat er niet met de groep aangevers ‘gemat’ zou worden maar dat deze groep beroofd zou worden, maakt dat oordeel niet anders. Er is door verdachte geen bijdrage, anders dan een getalsmatige versterking, geleverd.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.3
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat de heling van een jas wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij aanwezig was bij de beroving. Hij zag dat er messen werden getrokken door jongens uit zijn groep, dat een paar jongens spullen afgaven, waaronder jassen, en dat een slachtoffer zijn jas gaf aan degene die hem met een mes bedreigde. Vervolgens rende iedereen weg. Wanneer verdachte vervolgens bij het wegrennen een jas in zijn handen krijgt gedrukt, en die bij zich houdt, kan het niet anders dan dat hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, een jas (merk Parajumpers), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair: opzetheling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
  • een jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten voor de duur van 1 jaar en aan een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van 2 jaren;
  • een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen jeugddetentie.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij een eventuele strafmaat rekening moet worden gehouden met de geringe rol van verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad). Een jeugddetentie heeft nogal wat impact. Een korte jeugddetentie heeft meer negatieve dan positieve effecten. Daarnaast heeft verdachte het afgelopen jaar vrijwillig meegewerkt aan hulpverlening en heeft hij zich positief ontwikkeld. De kans op recidive is dermate teruggebracht dat een voorwaardelijke straf niet nodig is. De verdediging bepleit de gevorderde werkstraf te matigen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de Raad.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een jas. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan het ondersteunen van misdrijven en aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte enkel een keer een geldboete heeft gekregen voor het rijden zonder rijbewijs en verder niet eerder is veroordeeld;
  • het over verdachte uitgebrachte rapport van de Raad van 11 januari 2022.
Uit het rapport van de Raad van 11 januari 2022 blijkt het volgende.
Verdachte is in vrijwillig kader begeleid door de jeugdreclasseerder. Er zijn verdachte aanwijzingen gegeven, vergelijkbaar met de schorsende voorwaarden van de medeverdachten, waaraan hij zich goed heeft gehouden. Hoewel de Raad op dit moment niet direct zorgen heeft over de vriendengroep van verdachte, roept zijn betrokkenheid bij de verdenking wel enige zorgen op dit domein op. De medeverdachten waren vrienden van hem. Verdachte lijkt, mede door de begeleiding van de IFA-coach, geleerd te hebben van wat er gebeurd is. Hij heeft goed meegewerkt en de begeleiding is positief afgerond. Een aandachtspunt is het middelengebruik van verdachte. Hij blowt zeer regelmatig De kans op herhaling schat de Raad als laag in en de Raad ziet op dit moment ook weinig risicofactoren die de kans op recidive vergroten. De Raad adviseert verdachte eventueel een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Ter zitting heeft de Raad dit advies gehandhaafd.
De jeugdreclasseerder heeft ter zitting van 14 januari 2022 aangegeven dat verdachte in positieve zin is veranderd. Hij is goed aanspreekbaar en op school gaat het goed. Alleen zijn blowgedrag is een zorgpunt. Volgens verdachte kan hij daarmee stoppen als hij dat wil.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie komt, is de op te leggen straf sowieso van een andere orde dan de door haar geëiste straf.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.327,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1. primair cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 150,- voor een horloge, € 177,- voor een JBL box extreme en immateriële schade van € 5.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1. Primair cumulatief/alternatief is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8.2
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1. primair cuumulatief/alternatief ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1. primair cumulatief/alternatief is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
77a, 77g, 77m, 77n, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. primair en 2. is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het hiervoor onder 4.4. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
dertig (30) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftien (15) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, te weten vier (4) dagen, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, in mindering worden gebracht.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. M.C.A. Onderwater en G.D. de Jong, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2022.