ECLI:NL:RBNHO:2022:888

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
15/021661-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van straatroof door een groep jongeren onder bedreiging met messen

Op 22 januari 2021 vond er in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude een beroving plaats waarbij een groep van zes jonge jongens onder bedreiging met messen werd beroofd door een grotere groep van tien of elf jongens. De politie kon vrijwel direct na de beroving zes verdachten aanhouden. De rechtbank Noord-Holland heeft op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een van deze verdachten, die zich moest verantwoorden voor zijn rol in de beroving. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging stelde dat de verdachte niet schuldig was aan de beschuldigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na beoordeling van het bewijs concludeerde de rechtbank dat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk verantwoordelijk waren voor de beroving. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte als initiatiefnemer werd gezien. De rechtbank legde een taakstraf op, bestaande uit een werkstraf van 150 uren en een leerstraf van 30 uren, en veroordeelde de verdachte tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/021661-21
Uitspraakdatum: 3 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 13 januari 2022 en 20 januari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.M. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Wernik, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
- een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
- een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] ) en/of
- een horloge (merk Fossil) en/of
- een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] of aan een derde, althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
- (een) mes(sen) te tonen en/of
- (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
- (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
- (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
- (dreigend) de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en/of
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
- een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] ) en/of
- een horloge (merk Fossil) en/of
- een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
- [benadeelde partij 1] en/of
- [benadeelde partij 2] en/of
- [benadeelde partij 3] en/of
- [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
- (een) mes(sen) te tonen en/of
- (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
- (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
- (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
- (dreigend) de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,;
2.
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, althans enig goed, van zijn en/of zijn mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6]
- (een) mes(sen) te tonen en/of
- (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of in de richting van de keel te bewegen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 22 januari 2021 is in de avond een zestal jonge jongens in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude onder bedreiging met messen beroofd door een groep van tien of elf jongens. Vrijwel direct na het gebeuren zijn in de directe omgeving zes verdachten aangehouden. Deze zes verdachten, van wie verdachte er één is, hebben zich voor de rechtbank moeten verantwoorden.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1. ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat alleen het gedachtestreepje “dreigend om bovengenoemde personen gaan staan” bij verdachte van toepassing is en de overige punten niet.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het onder 2. ten laste gelegde feit en dat hij hiervan dient te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft twee dingen fout gedaan, namelijk een telefoontje plegen en met de groep meelopen. Verdachte en [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt [medeverdachte 1] ) wisten dat jongens met wiet bezig waren. [medeverdachte 1] zei dat verdachte de ‘ [groep] ( [groep] )-groep’ moest bellen. Verdachte is gaan bellen. Hij wilde het spannender maken en heeft daarbij de woorden gekozen “er zijn dealers en er is geld”, maar daarmee is verdachte nog niet de initiatiefnemer. De rest is buiten hem om gegaan, de ‘ [groep] -groep’ is zich gaan formeren en zij hebben messen meegenomen. Verdachte heeft geen oogmerk gehad de groep te beroven. Verdachte zag de ‘ [groep] -groep’ verschijnen en dacht toen dat het mis zou kunnen gaan. Hij heeft een paar keer gezegd dat die jongens er volgens hem niet meer waren. De groep is er toch achter aangegaan. Verdachte is wel met de groep meegelopen, waardoor hij ook in de buurt is wanneer de aangevers daadwerkelijk beroofd worden.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling en waardering van het bewijs in deze zaak de nodige voorzichtigheid is geboden. De rechtbank heeft op basis van het dossier (en het verhandelde ter zitting van elke individuele verdachte) niet de precieze gang van zaken bij deze beroving kunnen vaststellen. Dat heeft enerzijds te maken met manco’s van het politieonderzoek – zoals het niet (nader) horen van mogelijke verdere verdachten of getuigen, het niet (nader) confronteren van verdachten met de verklaringen van medeverdachten en het niet confronteren van aangevers met de foto’s van verdachten – en anderzijds met de (proces)houding van de verdachten.
Desondanks kan naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier het volgende worden afgeleid en wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Verdachte en [medeverdachte 1] houden zich in de avond van vrijdag 22 januari 2021 op in de omgeving van het station Spaarnwoude. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [naam] en nog enkele jongens zijn op dat moment in het centrum van Haarlem bij de Mc Donald’s. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn in de woning van [medeverdachte 4] .
Verdachte belt [naam] en vraagt hem om samen met anderen naar het restaurant [restaurant] te komen. Volgens verdachte heeft hij daarbij tegen [naam] gezegd dat er dealers bij het NS station in Spaarnwoude waren, dat zij geld hadden en [naam] gevraagd of zij geld wilden verdienen. Er is toen aan verdachte gevraagd of er ‘geript’ kon worden. Naar aanleiding hiervan worden er bij [medeverdachte 3] thuis messen opgehaald. [medeverdachte 5] ontvangt in de tussentijd een Whatsapp bericht van [medeverdachte 2] waarin onder andere staat dat hij en [medeverdachte 4] messen moeten meenemen. De hele groep verzamelt zich vervolgens bij [restaurant] . Volgens [medeverdachte 2] is bij het samenkomen van de groep over de beroving van de aangevers gesproken. Daarna loopt de groep naar het NS station Haarlem Spaarnwoude, er worden mondmaskers of andere gezichtsbedekkende kledingstukken opgedaan en de groep gaat achter de voor hen weg vluchtende groep van aangevers aan. De aangevers worden op een gegeven moment door de groep van verdachten ingehaald en door [medeverdachte 2] als eerste aangesproken. [benadeelde partij 5] wordt daarbij om een sigaret gevraagd en vervolgens wordt hij onder bedreiging van een mes gevraagd zijn spullen af te geven. [benadeelde partij 5] en vervolgens [benadeelde partij 6] zien kans weg te rennen, waarna de andere vier aangevers door meerdere jongens uit de groep van verdachten worden omsingeld en tegen een hek gedreven. Er worden door meerdere verdachten messen aan hen getoond en zij worden door meerdere verdachten gevraagd om alles te geven. Er zijn uiteindelijk een jas, een pet, een JBL muziekbox, een portemonnee, airpods, een horloge en een pinpas afgenomen van aangevers.
Door meerdere verdachten is bij de politie verklaard dat zij begrepen hadden dat er sprake was van een ruzie tussen verdachte en de andere groep (die van de aangevers), dat zij zich daarom verzameld hebben bij [restaurant] , dat zij messen hadden meegenomen onder het motto: je weet maar nooit, en dat zij achter de groep aangevers zijn gaan aan rennen. Echter, geen van de verdachten, ook verdachte niet, had ruzie met iemand van de aangevers. Verder is ook door geen van de aangevers verklaard dat er sprake was van een ruzie tussen de beide groepen of leden daarvan. Ook al zou bij aanvang van de samenkomst bij [restaurant] bij sommige verdachten nog de indruk hebben (kunnen) bestaan dat er sprake was van een ruzie met de aangevers, omdat wellicht niet iedereen uit de groep gehoord heeft dat een beroving zou gaan plaatsvinden, dan moet het een ieder van de verdachten gaande de achtervolging duidelijk zijn geworden dat er een beroving in de planning was, waarvan niemand zich vervolgens gedistantieerd heeft. De hiervoor omschreven gang van zaken heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de uiterlijke verschijningsvorm van een ruzie, die zou moeten worden uitgepraat, opgelost of uitgevochten. De groep van de aangevers is tijdens de achtervolging door niemand uit de groep van de verdachten aangesproken over een eventuele ruzie. De groep met de verdachten is, direct, nadat zij mondmaskers en andere gezichtsbedekkende kledingstukken hadden voorgedaan gaan rennen, heeft de vluchtende groep slachtoffers achtervolgd en heeft onder bedreiging met messen spullen van hen afgenomen dan wel zijn er onder bedreiging van messen spullen door de groep aangevers aan de verdachten afgestaan.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank de berovingen van de verschillende aangevers als een gezamenlijke beroving, gepleegd door verdachte en zijn mededaders. De rechtbank acht daarom niet alleen feit 1, maar ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
De stelling van de raadsman dat verdachte bij het station geen leiding heeft genomen en achteraan liep vindt geen steun in het dossier. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat verdachte voorop liep en [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte bij het station zei: ‘rennen’ en dat het leek alsof verdachte de leiding had. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte en [medeverdachte 1] bij het station riepen dat ‘we ze moesten pakken en moesten insluiten.’ De rechtbank ziet de rol van verdachte dan ook als die van initiatiefnemer van de beroving.
De rechtbank merkt nog op dat de verklaringen van respectievelijke verdachten bij de rechter-commissaris telkens slechts in hun eigen zaak voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat deze verklaringen niet in de dossiers van medeverdachten zijn gevoegd.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
  • een horloge (merk Fossil) en
  • een JBL muziekbox (type extreme 2),
die aan [benadeelde partij 3] toebehoorden,
door die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]
  • messen te tonen en/of
  • stekende bewegingen met messen in de richting van bovengenoemde personen te maken en/of
  • dreigend om bovengenoemde personen heen gaan staan en/of
  • dreigend de woorden “Geef alles maar wat je heb”, althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
  • een telefoon (merk Iphone XR) en een portemonnee met inhoud en airpods en
  • een jas (merk Parajumpers) en een pet (merk The North Face) en een pinpas op naam van [naam] ,
die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen
  • [benadeelde partij 1] en
  • [benadeelde partij 2] en
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
  • messen te tonen en/of
  • stekende bewegingen met messen in de richting van bovengenoemde personen te maken en/of
  • dreigend om bovengenoemde personen heen gaan staan en/of
  • dreigend de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen;
Feit 2:
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, althans enig goed, van zijn en/of zijn mededaders gading, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
door die [benadeelde partij 5]
  • een mes te tonen en
  • een mes bij de keel te houden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
voortgezette handeling van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en van feit 2:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:
  • een jeugddetentie voor de duur van 75 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 63 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten voor de duur van 1 jaar en aan een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van 2 jaren;
  • een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen jeugddetentie;
  • een taakstraf in de vorm van een leerstraf, te weten Tools4U Verlengd voor de duur van 30 uur subsidiair 15 dagen jeugddetentie.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat bij de strafmaat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard hoe het is gegaan. Hij heeft spijt van het gebeurde en heeft inmiddels ingezien dat hij verkeerd heeft gehandeld.
De verdediging vindt een leerstraf passend, maar ziet geen meerwaarde in een voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf. Verdachte heeft twaalf dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht en heeft daarvan genoeg geleerd. Gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij zich keurig gehouden aan de bijzondere voorwaarden, zoals het huisarrest en het contactverbod.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de straatroof op 22 januari 2021 waarbij een groep van zes jongens in de buurt van het NS station Haarlem Spaarnwoude door een groep van tien of elf jongens, waarvan verdachte deel uitmaakte, is achtervolgd en onder bedreiging met messen is afgeperst en beroofd.
Verdachte heeft hierbij een zeer belangrijke rol gehad. Hij was de initiatiefnemer door de ‘ [groep] -groep’ te bellen en te vertellen dat bij het station dealers waren met geld. Het was hem bekend dat de ‘ [groep] -groep’ wel een beroving wilde doen. Vervolgens is de groep verzameld en heeft verdachte gezien dat er messen waren meegenomen. Verdachte was zelf ook in het bezit van messen. Hij is met zijn groep naar het station gegaan en vervolgens achter het groepje aangevers aangegaan, waarna de aangevers zijn beroofd.
Verdachte heeft kennelijk op geen enkel moment stilgestaan bij zijn rol in- en de gevolgen van de beroving voor de slachtoffers. Dit terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat straatroven, zeker door een groter groep en onder bedreiging met messen, sterke gevoelens van angst, onveiligheid en onrust teweeg brengen bij de slachtoffers zelf, die daar nog lang last van kunnen hebben, en in de samenleving in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
  • het over verdachte uitgebrachte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 10 januari 2022.
Uit het rapport van de Raad van 10 januari 2022 blijkt het volgende.
Verdachte loopt al bijna een jaar in een schorsing, waarbij hij zich aan alle voorwaarden en afspraken heeft gehouden. Hij is erg geschrokken van zowel het delict zelf als van de gevolgen daarvan voor hemzelf. Verdachte lijkt/leek zich soms een stoerdere houding aan te willen meten en zich 'op te blazen', terwijl hij eigenlijk meer een timide, eerder iets angstige jongen is. Situaties overkomen hem dan, hij verliest er de grip op en lijkt een primaire 'freeze' reactie te hebben.
Er zijn vooral veel beschermende factoren in het leven van verdachte. Hij heeft een toekomstdroom in honkbal en door het vele sporten een positieve dagbesteding en sociale omgeving. Hij heeft zijn middelbareschooldiploma gehaald en zijn vervolgopleiding is/wordt afgestemd op zijn interesses, toekomstbeeld en cognitieve capaciteiten.
De zorgen van de Raad liggen met name op de gebieden geestelijke gezondheid en vaardigheden. Zowel voor het voorkomen van herhaling als voor de algehele ontwikkeling van verdachte is het belangrijk dat hij steviger in zijn schoenen leert te staan, oefent met het op tijd herkennen van risicovolle situaties en het aanleren van oplossingsvaardigheden, en door dat te oefenen ook weer wat meer vertrouwen in zichzelf krijgt. Het is belangrijk dat verdachte meer verantwoordelijkheid krijgt maar ook zelf meer verantwoordelijkheid neemt.
Verdachte lijkt nog onvoldoende met zijn angsten en tegenslagen om te kunnen gaan en de Raad vindt het belangrijk dat hij hiermee aan de slag gaat. Daarom vindt de Raad vooral een gedragsinterventie belangrijk, en meer specifiek de leerstraf Tools4U Verlengd.
Gezien de ernst van het feit zou een detentiestraf passend kunnen zijn. De Raad vindt een detentiestraf echter geen passende reactie. Verdachte heeft op dit moment een stabiel leven met een positieve daginvulling. Er is thuis zicht op hem, hij gaat naar school, loopt stage en is veel bezig met zijn sport. De Raad schat de kans op herhaling als middelhoog in, en na het succesvol afronden van de geadviseerde leerstraf zelfs laag. Tevens ziet de Raad ook niet hoe een detentiestraf zou kunnen bijdragen aan het verkleinen van de kans op recidive. Verdachte heeft ervaren hoe verkeerde keuzes kunnen leiden tot plaatsing in een JJI en dit is voor hem een schrikbeeld.
Om diezelfde reden is een voorwaardelijke straf niet van toegevoegde waarde. Hij heeft geen stok achter de deur nodig. Daarnaast ziet zowel de Raad als de Jeugdreclassering geen meerwaarde in toezicht vanuit Jeugdreclassering of in bijzondere voorwaarden. De doelen kunnen ook middels de leerstraf worden behaald. Tevens is er volgens de Raad geen kader nodig om verdachte betere keuzes te laten maken.
De Raad kan zich wel voorstellen dat het opleggen van enkel de leerstraf disproportioneel is voor een dergelijk strafbaar feit. De Raad adviseert de rechtbank om de leerstraf, indien gewenst, aan te vullen met een onvoorwaardelijke werkstraf, als duidelijk signaal.
De zittingsvertegenwoordiger van de Raad heeft ter zitting van 13 januari 2022 aangegeven dat verdachte het in het afgelopen jaar goed heeft gedaan in de begeleiding. Verdachte heeft nog wel last van een aantal angsten en zou weerbaarder moeten worden. Hij heeft nog de nodige vaardigheden te leren. De Raad acht de kans op recidive laag en adviseert de rechtbank daarom verdachte geen voorwaardelijke straf op te leggen. De Raad handhaaft het eerder gegeven advies.
De jeugdreclasseerder heeft ter zitting van 13 januari 2022 aangegeven dat verdachte het op alle vlakken goed doet en vanuit de jeugdreclassering geen begeleiding meer nodig heeft. Verdachte krijgt veel steun van zijn ouders en heeft inmiddels veel geleerd. Hij heeft nog wel last van angsten. Hij gaat niet meer om met de vriendengroep van destijds. Hij heeft als droom dat hij kan honkballen in Amerika en traint zeer veel.
Alles afwegende, in het bijzonder gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het aandeel van verdachte daarin, het als laag ingeschatte recidiverisico, het uitgebrachte strafadvies, de daarin genoemde beschermende factoren, de proceshouding van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie, en een taakstraf in de vorm van de leerstraf Tools4U Verlengd voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, moet worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een first offender is en dat hij zich in de afgelopen twaalf maanden in het kader van de geschorste voorlopige hechtenis aan de fors belastende voorwaarden, waaronder huisarrest, heeft gehouden en een grote positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Hoewel ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen een (gedeeltelijk voorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf pleegt te worden opgelegd zoals ook door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank in de hiervoor geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte, én de positieve ontwikkeling van verdachte in het afgelopen jaar, aanleiding dat in dit geval niet te doen.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.327,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bedraagt € 327,- en bestaat uit € 150,- voor het weggenomen horloge van het merk Fossil en € 177,- voor de weggenomen muziekbox van het merk JBL, type extreme 2. De gestelde immateriële schade bedraagt € 5.000,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van het horloge en de JBL box kan worden toegewezen, maar dat de immateriële schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, nu de gestelde schade niet is onderbouwd met een rapport van een deskundige.
De
rechtbankis van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 277,- (bestaande uit € 100,- voor het horloge en € 177,- voor de muziekbox) rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. cumulatief bewezen verklaarde feiten. De rechtbank houdt hierbij rekening met de afschrijving van het horloge, dat in december 2019 door de benadeelde partij, zoals ter zitting door de raadsvrouw van de benadeelde partij aangegeven, is aangeschaft, waardoor de dagwaarde thans lager ligt.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Slachtoffers van straatroven onder bedreiging van een mes ervaren psychische klachten en voelen zich nog lang onveilig. Dat is een feit van algemene bekendheid. Daarom acht de rechtbank een vergoeding voor deze immateriële schade passend en geboden. Echter, de rechtbank vindt geen aansluiting bij de door de raadsvrouw van de benadeelde partij genoemde zaken, waarbij zeer ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers zijn vastgesteld. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt immers niet waaruit de psychische gevolgen concreet bestaan en dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft laten stellen van een deskundige, waarvan in de door haar aangehaalde uitspraken sprake was.
De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en zijn drie medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal ieder van die vier verdachten voor het eigen aandeel in de beroving van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] , namelijk voor een vierde, aansprakelijk stellen, waardoor verdachte geen contact hoeft te onderhouden met de medeverdachten. In het geval van verdachte gaat dit om € 69,25 voor de materiële schade (bestaande uit € 25,- voor het horloge en € 44,25 voor de muziekbox) en om € 250,- voor de immateriële schade.
In zoverre zal de vordering dan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 319,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. cumulatief bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van straatroof) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 750,-, nu de gestelde schade niet is onderbouwd met een rapport van een deskundige.
De
rechtbankis van oordeel dat de immateriële schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. cumulatief bewezen verklaarde feiten. De rechtbank komt vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Slachtoffers van straatroven onder bedreiging van een mes ervaren psychische klachten en voelen zich nog lang onveilig. Dat is een feit van algemene bekendheid. Daarom acht de rechtbank een vergoeding voor deze immateriële schade passend en geboden. Echter, de rechtbank vindt geen aansluiting bij de door de raadsvrouw van de benadeelde partij genoemde zaken, waarbij zeer ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers zijn vastgesteld. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt immers niet waaruit de psychische gevolgen concreet bestaan en dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft laten stellen van een deskundige, waarvan in de door haar aangehaalde uitspraken sprake was.
De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en zijn drie medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal ieder van die vier verdachten voor zijn eigen aandeel in de beroving van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] , namelijk voor een vierde, aansprakelijk stellen, waardoor verdachte geen contact hoeft te onderhouden met de medeverdachten. In het geval van verdachte gaat dit om € 250,- voor de immateriële schade.
In zoverre zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. cumulatief bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van straatroof) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 47, 56, 77a, 77g, 77m, 77n, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de hiervoor onder 4.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
eenhonderd en vijftig (150) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijfenzeventig (75) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten twaalf (12) dagen, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen een termijn van achttien maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van dertig (30) uren, in de vorm van een leerstraf, te weten Tools4U Verlengd, aangeboden door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftien (15) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat deze leerstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 319,25, bestaande uit € 69,25 voor de materiële en € 250,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 319,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 250,-voor de immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. M.C.A. Onderwater en G.D. de Jong, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2022.