ECLI:NL:RBNHO:2022:8858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
15.277005.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes en vervaardiging van kinderporno

De Rechtbank Noord-Holland heeft op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige meisjes, van wie de leeftijden 14 en 15 jaar waren. De feiten vonden plaats in Heerhugowaard in de periode van april tot en met augustus 2020. De man is veroordeeld tot een voorwaardelijke celstraf van 360 dagen, waarvan 321 dagen voorwaardelijk, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van de meisjes, en dat hij kinderporno heeft vervaardigd door beelden van seksuele handelingen met een van de meisjes op te nemen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn medewerking aan het onderzoek en zijn ontwikkeling na de feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een locatieverbod en een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.277005.20 (P)
Uitspraakdatum: 6 oktober 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 september 2022 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van Eck, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ten laste gelegd dat:
Feit 1hijop op een of meer ogenblikken in of omstreeks de periode van 4 april 2020 tot en met 31 augustus 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten (telkens)
- het tongzoenen met voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes penis in de mond van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- het brengen en/of houden en/of bewegen van zijn, verdachtes penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] ;
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 augustus 2020 te Heerhuowaard, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten (telkens)
- het knijpen in, althans het betasten van de ontblote borsten van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van en/of houden van en/of bewegen met zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van en/of houden van en/of bewegen van zijn, verdachtes penis, in de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] ;
Feit 3hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 april 2020 tot en met 3 november 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal
telkens
afbeeldingen (te weten films), - en/of een gegevensdrager, te weten een Samsung S10, bevattende afbeeldingen, te weten films –
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken
vervaardigd,
in bezit gehad
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit
het met de mond oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(aanvullend pv p. 3, video 2. [bestandsnaam]
) en
het met de vinger vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(aanvullend pv p. 3. Video 1. [bestandsnaam]
[bestandsnaam] ) en
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(aanvullend pv p. 4, video 3. [bestandsnaam]
)

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling bewijs

3.1.
Inleiding
Op 26 augustus 2020 is bij de politie Eenheid Noord-Holland een ‘informatief gesprek zeden’ gevoerd met de op dat moment veertienjarige [slachtoffer 1] . Zij verklaarde dat zij via een vriendin in contact is gekomen met [naam verdachte] , de verdachte, en dat zij door hem in de periode vanaf maart tot en met augustus 2020 is verkracht dan wel dat zij seks met hem heeft gehad. Op 3 september 2020 heeft vervolgens de op dat moment vijftienjarige [slachtoffer 2] een ‘informatief gesprek zeden’ bij de politie waarbij zij verklaart dat zij in eerste instantie vrijwillige seks met de verdachte heeft gehad maar dat zij eind juli, begin augustus door hem is verkracht. De verdachte was in die periode 20 jaar oud. Op 16 september 2020 doet [slachtoffer 1] aangifte en op 25 november 2020 volgt de aangifte van [slachtoffer 2] . De verdachte heeft naar aanleiding van deze aangiftes een bekennende verklaring afgelegd. Op basis van onderzoek aan de telefoon van de verdachte is vervolgens gebleken dat hij van (een deel van de) seksuele handelingen die hij met [slachtoffer 1] heeft verricht, beeldmateriaal heeft gemaakt en dat heeft opgeslagen. Verdachte heeft toegegeven dat hij deze filmpjes heeft gemaakt.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feiten 1 en 3
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 16 september 2020 (dossierpagina 27 tot en met 53);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] van 27 november 2020 (dossierpagina 75 tot en met 93);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (beschrijving kinderporno grafisch materiaal) van 19 mei 2021 (aanvullend proces-verbaal, dossierpagina 1 tot en met 4);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een akte van geboorte van [slachtoffer 1] van 2 december 2020 (dossierpagina 116, bestaande uit 2 pagina’s).
Feit 2
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 25 november 2020 (dossierpagina 150 tot en met 158);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een akte van geboorte van [slachtoffer 2] van 7 december 2020 (dossierpagina 162, bestaande uit 4 pagina’s).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1hij op ogenblikken in de periode van 4 april 2020 tot en met 31 augustus 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het tongzoenen met voornoemde [slachtoffer 1] en
- het brengen en houden en bewegen van zijn, verdachtes penis in de mond van voornoemde [slachtoffer 1] en
- het brengen en houden en bewegen van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] en
- het brengen en houden en bewegen van zijn, verdachtes penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer 1] ;
Feit 2
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2020 tot en met 30 augustus 2020 te Heerhugowaard, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten - het knijpen in de ontblote borsten van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het betasten van de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het brengen van en houden van en bewegen met zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] en
- het brengen van en houden van en bewegen van zijn, verdachtes penis, in de vagina van voornoemde [slachtoffer 2] ;
Feit 3hij op tijdstippen in de periode van 4 april 2020 tot en met 3 november 2020 te Heerhugowaard meermalen afbeeldingen, te weten films, - heeft vervaardigd,
en een gegevensdrager, te weten een Samsung S10, bevattende afbeeldingen, te weten films -
in bezit heeft gehad
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit
het met de mond oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(aanvullend pv p. 3, video 2. [bestandsnaam]
) en
het met de vinger vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(aanvullend pv p. 3. Video 1. [bestandsnaam]
[bestandsnaam] ) en
het met de penis vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
(aanvullend pv p. 4, video 3. [bestandsnaam]
)
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Feit 2
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Feit 3
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden waarvan tien (10) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met als bijzondere voorwaarden een locatieverbod voor het woonadres van [slachtoffer 1] en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
Daarnaast heeft zij de opheffing van het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis gevorderd.
Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie het volgende gevorderd:
verbeurdverklaring van:
- een geprepareerd elektronisch apparaat met antenne (goednummer 1206162);
- een computer van het merk Samsung (goednummer 1206156);
- een computer van het merk Dell (goednummer 1206159);
- een computer van het merk Apple (goednummer 1206157);
- een computer van het merk Microsoft (goednummer 1206214);
- een USB-stick (goednummer 1206167);
- een handboei (goednummer 1206166);
- een patroon (goednummer 1206215);
onttrekking aan het verkeer van:
- een telefoontoestel van het merk Samsung (goednummer 1203625);
teruggave aan de rechthebbende van:
- een telefoontoestel van het merk Samsung A8 (goednummer 1203624).
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis, maar hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest in combinatie met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan het voorwaardelijke deel van de straf kunnen de voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd worden verbonden (locatie- en contactverbod). Daarnaast kan aan de verdachte een maximale werkstraf worden opgelegd. Voor wat betreft de in beslag genomen goederen heeft de raadsman ingestemd met hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals uit het dossier naar voren komt en uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft in een periode van ongeveer vijf maanden ontuchtige handelingen verricht met twee meisjes die 14 en 15 jaar oud waren, terwijl de verdachte op dat moment 20 jaar oud was. De handelingen bestonden onder andere uit het seksueel binnendringen van hun vagina. Verdachte heeft daarbij regelmatig ruw en grensoverschrijdend gehandeld. Het is algemeen bekend dat dergelijke handelingen grote schade kunnen toebrengen aan de (seksuele) ontwikkeling van jonge, opgroeiende meisjes. Op seksueel gebied kunnen zij niet geacht worden om zelfstandig de gevolgen van (dergelijk) seksueel contact adequaat in te schatten. De verdachte heeft dat als meerderjarige genegeerd en heeft daarmee miskend dat de aangeefsters juist bescherming behoefden tegen seksuele benadering door een volwassene. Hierdoor heeft de verdachte dan ook een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en op de seksuele ontwikkeling van aangeefsters. Daarnaast heeft hij kinderporno vervaardigd door van (een deel van de) seksuele handelingen bij één van de aangeefsters meermalen filmpjes te maken en deze te bewaren op zijn telefoon.
In beginsel worden voor het plegen van dergelijke feiten lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. In dit specifieke geval ziet de rechtbank, gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken.
De persoonlijke omstandigheden en omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Het contact tussen de verdachte en de aangeefsters had aanvankelijk een vriendschappelijke basis. De verdachte woonde nog bij zijn ouders thuis en blijkens de verklaring van de moeder van de verdachte kwamen de aangeefsters regelmatig over de vloer, hielpen zij met het wassen van de auto, klusten samen met de verdachte aan een brommer en bleven zij eten. Zowel de verdachte als de aangeefsters verklaren dat zij samen gingen “chillen”, film kijken of spelletjes spelen. Hieruit leidt de rechtbank af dat sprake was van overeenkomstige interesses, dat de verdachte en de aangeefsters regelmatig met elkaar optrokken en zij op sociaal en emotioneel niveau aansluiting bij elkaar vonden. Het voorgaande nuanceert het leeftijdsverschil tussen verdachte en aangeefsters enigszins.
De verdachte heeft vanaf zijn aanhouding zijn volledige medewerking aan het onderzoek verleend en openheid van zaken gegeven. De verdachte heeft berouw over zijn handelen getoond en is niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Door het voorarrest van ruim een maand is de verdachte zijn opleiding en zijn baan verloren. Nadat de voorlopige hechtenis is geschorst heeft hij zich omgeschoold en heeft hij zelf een nieuwe baan gevonden. Hij heeft daarnaast op eigen initiatief en op vrijwillige basis een behandeling via De Waag gevolgd en hij is van plan om deze behandeling voort te zetten. Inmiddels is het voorarrest bijna twee jaar geleden geschorst en blijkt uit de reclasseringsadviezen van 27 mei 2021 en 6 september 2022 dat de verdachte de bijzondere voorwaarden die aan zijn schorsing zijn verbonden gedurende die tijd heeft nageleefd. Daarnaast constateert de reclassering dat de verdachte zich de afgelopen periode in toenemende mate heeft ontwikkeld en alle ‘leefgebieden’ op orde zijn. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als laag.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de adviezen van de psycholoog van 9 januari 2021 en 16 augustus 2021. Daarin staat dat bij de verdachte geen psychische stoornis is vastgesteld en er geen sprake is van een beperking in zijn handelingsvaardigheden. De psycholoog merkt in haar laatste rapport op dat de verdachte een stevigere en volwassenere indruk maakt dan tijdens de eerste onderzoekscontacten. Zo neemt de verdachte volgens de psycholoog meer verantwoordelijkheid en luistert hij beter. Ook de psycholoog schat het risico op herhaling in als laag.
De straf
Gezien de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ontwikkeling die hij inmiddels heeft doorgemaakt, acht de rechtbank in dit geval een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf passend.
De rechtbank heeft acht geslagen op de door de officier van justitie aangehaalde uitspraken ter onderbouwing van haar eis, maar is het niet met de officier van justitie eens dat het in die zaken gaat om vergelijkbare situaties. De leeftijdsverschillen tussen de verdachten en de slachtoffers zijn in die zaken immers aanzienlijk groter (ongeveer 25 jaar), dan het leeftijdsverschil tussen deze verdachte en de aangeefsters. Daarnaast is er – anders dan in de onderhavige zaak – in die zaken sprake van een specifieke afhankelijkheidsrelatie tussen de verdachte en de aangeefster (bijvoorbeeld een aangeefster en haar voormalig stiefvader).
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 360 dagen waarvan 321 dagen voorwaardelijk moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal het aan voorwaardelijke strafdeel een proeftijd van 2 jaar verbinden. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank een locatieverbod ten aanzien van het woonadres van [slachtoffer 1] en een contactverbod met zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] noodzakelijk. Gelet op de ernst van het feit en de gevolgen voor de aangeefsters vindt de rechtbank daarnaast de maximale taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 240 uur passend, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet of niet voldoende wordt verricht.
Geen dadelijke uitvoerbaarheid
Omdat het risico op recidive als laag wordt ingeschat, de verdachte na zijn schorsing op 11 december 2020 (bijna twee jaar geleden) niet met politie en/of justitie in aanraking is gekomen en op eigen initiatief in behandeling is gegaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om er ernstig rekening mee te houden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De vordering van de officier van justitie tot de dadelijke uitvoerbaarheid zal daarom worden afgewezen.
6.4
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geprepareerd elektronisch apparaat met antenne (goednummer 1206162);
- een computer van het merk Dell (goednummer 1206159);
- een computer van het merk Apple (goednummer 1206157);
- een telefoontoestel van het merk Samsung (goednummer 1203625);
- een USB-stick (goednummer 1206167);
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn begaan.

7.Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een computer van het merk Samsung (goednummer 1206156);
- een computer van het merk Microsoft (goednummer 1206214);
- een handboei (goednummer 1206166);
- een patroon (goednummer 1206215);
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Deze voorwerpen behoren de verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten.
Daarbij overweegt de rechtbank dat door een defect of doordat de gegevens versleuteld waren, het niet mogelijk is geweest om toegang te krijgen tot het materiaal dat op de Samsung computer en Microsoft computer was opgeslagen. Daardoor kan niet worden uitgesloten dat er strafbaar materiaal op deze voorwerpen is opgeslagen en is het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Daarnaast is het bezit van de handboei en het patroon, onder de aangetroffen omstandigheden, in strijd met de wet of het algemeen belang.

8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven (werk)telefoon van het merk Samsung A8 (goednummer 1203624), dient te worden teruggegeven aan de politie Eenheid Noord-Holland, aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vorderingen benadeelde partijen

9.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij , bijgestaan door mr. J.J. Jorna, advocaat te Den Helder, heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.825,70 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
- reiskosten politie € 19,72
- reiskosten advocaat € 54,32
- reiskosten psycholoog [ naam psycholoog 1] € 10,30
- reiskosten psycholoog [naam psycholoog 2] € 101,92
- reiskosten [bedrijfsnaam] € 139,44
- immateriële schade € 7.500,00
=========
Totale schade € 7.825,70
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de materiële schade (€ 325,70), en gedeeltelijke toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- gevorderd, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige heeft zij gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot het materiële en het immateriële gedeelte deels toewijzen en overweegt daartoe het volgende.
Aangezien de gevorderde kosten met betrekking tot de reiskosten naar de politie, de psychologen en de therapie bij “ [bedrijfsnaam] ” rechtstreeks voortvloeien uit de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten, voldoende zijn onderbouwd en niet zijn betwist, zal dit deel van de vordering worden toegewezen (€ 271,38).
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten (reiskosten naar advocaat) overweegt de rechtbank het volgende. Uit bestendige jurisprudentie volgt dat een redelijke wetsuitleg van artikel 532 Sv meebrengt dat bij de begroting van de in dit artikel bedoelde kosten dezelfde maatstaf gehanteerd moet worden als in civiele procedures, dat wil zeggen de maatstaf uit de artikelen 237 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dat civiele kader geeft in dit geval geen grondslag voor het vergoeden van de gevorderde proceskosten, aangezien de benadeelde partij niet in persoon procedeert maar met een advocaat. Volgens het civiele recht komen in dat geval de door de benadeelde partij zelf gemaakte reiskosten in het kader van de procedure niet voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat deze schade voldoende is onderbouwd en rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij heeft psychische schade opgelopen en had te kampen met onder andere angstklachten en slapeloosheid. De rechtbank maakt bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade gebruik van haar schattingsbevoegdheid en komt tot een vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,-.
De vordering zal derhalve worden toegewezen in totaal voor een bedrag van
€ 5.271,38,
vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft aanvankelijk een vordering tot schadevergoeding van
€ 17.500,-ingediend Dit betrof immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft ter zitting gezegd dat de benadeelde partij om een aanvulling is gevraagd, doch dat die niet is ontvangen. Toen zij daarover contact opnam, is haar persoonlijk meegedeeld dat de benadeelde partij de vordering tot schadevergoeding niet wil handhaven. Zij heeft daar echter geen schriftelijke bevestiging van ontvangen. De officier van justitie heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de vordering wegens onvoldoende onderbouwing niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Gelet op de persoonlijke mededeling aan de officier van justitie, waaraan de rechtbank niet twijfelt, is de rechtbank van oordeel dat de vordering als zijnde ingetrokken dient te worden beschouwd, met als gevolg dat hierover geen beslissing zal volgen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 240b, 245 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
DRIEHONDERDZESTIG (360) DAGEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
driehonderd éénentwintig (321) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken
of hebben met:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] te Alkmaar;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] te
Amsterdam;
- de veroordeelde zich niet mag bevinden op de [gebiedsnaam] te Heerhugowaard.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
TWEEHONDERDVEERTIG (240) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
honderdtwintig (120) dagenhechtenis.
Verklaart verbeurd:
- een geprepareerd elektronisch apparaat met antenne (goednummer 1206162);
- een computer van het merk Dell (goednummer 1206159);
- een computer van het merk Apple (goednummer 1206157);
- een telefoontoestel van het merk Samsung (goednummer 1203625);
- een USB-stick (goednummer 1206167).
Onttrekt aan het verkeer:
- een computer van het merk Samsung (goednummer 1206156);
- een computer van het merk Microsoft (goednummer 1206214);
- een handboei (goednummer 1206166);
- een patroon (goednummer 1206215).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.271,38, bestaande uit € 271,38 als vergoeding voor de materiële en € 5.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.271,38, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal
61 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Sv niet mogelijk blijkt.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- telefoon van het merk Samsung A8.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. J.M. Jongkind en A.H. de Regt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2022.
Mr. De Regt en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.