ECLI:NL:RBNHO:2022:8794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/327288 / FA RK 22-1846
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en vervangende toestemming tot erkenning; DNA-onderzoek gelast

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarig kind en om vervangende toestemming tot erkenning. De man, die zich als de biologische vader beschouwt, heeft verzocht om de erkenning van het kind door de erkenner te vernietigen. De moeder heeft eerder toestemming gegeven voor de erkenning door de erkenner, maar de man stelt dat deze toestemming onder druk is verkregen. Tijdens de procedure is een DNA-test uitgevoerd, waaruit blijkt dat de man de biologische vader is van het kind. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de DNA-test niet betrouwbaar is, omdat deze niet onder toezicht van een onafhankelijke derde is uitgevoerd. Daarom heeft de rechtbank een nieuw DNA-onderzoek gelast, dat moet worden uitgevoerd door een erkend instituut, Verilabs. De kosten van dit onderzoek worden voorlopig door de Staat voorgeschoten. De rechtbank heeft de beslissing op de verzoeken van de man pro forma aangehouden tot 4 december 2022, in afwachting van de uitkomst van het DNA-onderzoek. De rechtbank benadrukt dat alle betrokkenen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
SCH
vernietiging erkenning en vervangende toestemming tot erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/327288 / FA RK 22-1846
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 4 oktober 2022
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn Nh,
--tegen--
[de erkenner]
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de erkenner,
en
[de moeder],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de moeder.
Het minderjarige kind [de minderjarige] wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlage, van de man van 19 april 2022, ingekomen op 20 april 2022;
  • de beschikking van 10 mei 2022, waarbij [bijzondere curator] , advocaat te [plaats] , is benoemd tot bijzondere curator;
- het verslag, met bijlagen, van de bijzondere curator van 2 juni 2022, ingekomen op 8 juni 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 september 2022 in aanwezigheid van:
- de man, bijgestaan door mr. D.E.M. Boukens;
- de erkenner;
- de moeder;
- de bijzondere curator;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam) (hierna: de GI).
De man en de moeder hebben via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Uit de moeder is op [geboortedatum] te [plaats] geboren de minderjarige [de minderjarige] (hierna te noemen: [de minderjarige] ).
2.2.
[de minderjarige] is op [datum] door de erkenner erkend.
2.3.
De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] .
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 april 2022 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI.

3.Verzoek

3.1.
De man verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor wat betreft de vernietiging van de erkenning:
- primair de door de erkenner gedane erkenning van [de minderjarige] te vernietigen;
- subsidiair een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [de minderjarige] te behartigen, met de opdracht aan de bijzondere curator om te beslissen of namens [de minderjarige] een verzoek tot vernietiging van de erkenning wordt ingediend.
Voorts verzoekt de man om hem vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van [de minderjarige] .
3.2.
De man heeft ter onderbouwing van zijn verzoek gesteld dat hij een affectieve relatie heeft gehad met de moeder. De moeder heeft op een gegeven moment laten weten dat zij zwanger van hem was. Tijdens de zwangerschap heeft de moeder de man op de hoogte gehouden van echo’s en andere onderzoeken. Na de geboorte heeft de moeder de man verteld dat de baby was overleden. Ongeveer drie maanden later vertelde zij de man dat de baby toch niet was overleden. De man is toen direct naar de moeder gegaan om [de minderjarige] te ontmoeten. Een paar weken voor de indiening van het verzoekschrift vertelde de erkenner (ex-partner van de moeder) dat hij de biologische vader is van [de minderjarige] . De man heeft vervolgens een DNA-test gedaan waaruit bleek dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is. De erkenner vertelde de man toen ook dat hij [de minderjarige] had erkend. Hiervan was de man niet op de hoogte. De man wenst als verwekker [de minderjarige] graag te erkennen. Dit is echter niet mogelijk aangezien [de minderjarige] met de toestemming van de moeder is erkend door de erkenner. De man geeft aan dat de verwekker in artikel 1:205, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet wordt genoemd bij de personen die gerechtigd zijn een verzoek in te dienen tot vernietiging van de erkenning. De man kan dit verzoek echter wel indienen als sprake is van misbruik van bevoegdheid door de moeder bij het verlenen van haar toestemming aan de erkenning en de moeder haar toestemming heeft gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden. Hiervan is volgens de man sprake. De moeder heeft reeds voor de geboorte toestemming aan de erkenner gegeven om [de minderjarige] te erkennen. Zij heeft hiermee de man de gelegenheid ontnomen om [de minderjarige] te erkennen dan wel een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank te kunnen indienen. Dit kan slechts door de moeder zijn gedaan om de belangen van de man te schaden. Ondanks dat de moeder stelt dat zij door de erkenner is gedwongen om hem [de minderjarige] te laten erkennen, stelt de man dat de erkenning op deze grond door hem kan worden aangetast. Na de vernietiging van de erkenning door de erkenner wil de man [de minderjarige] graag erkennen. De man acht dit ook in het belang van [de minderjarige] . Daarmee wordt hun biologische band bevestigd in een juridische band waardoor familierechtelijke betrekkingen tussen hen ontstaan. Bovendien is er volgens de man geen sprake van een situatie waarbij de erkenning door de man de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] of de belangen van [de minderjarige] zullen schaden.

4.Verslag van de bijzondere curator

4.1.
De bijzondere curator heeft in haar verslag van 2 juni 2022 het volgende vermeld.
4.2.
De bijzondere curator heeft in het kader van haar onderzoek gesproken met de man en de moeder. Met de erkenner heeft de bijzondere curator geen contact kunnen krijgen. Daarnaast heeft de bijzondere curator inzage gehad in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 april 2022 in het kader van het onderzoek naar een eventuele kinderbeschermingsmaatregel. Ook heeft de bijzondere curator contact gehad met de GI.
4.3.
De moeder heeft toegelicht dat zij eerst een relatie had met de erkenner en dat sprake was van huiselijk geweld richting haar. Daarna kreeg de moeder een relatie met de man, die op dat moment nog getrouwd was, en raakte zwanger van hem. De moeder heeft zich altijd onderdrukt gevoeld door de erkenner. De erkenner stond erop dat hij [de minderjarige] zou erkennen en onder druk heeft de moeder daarvoor toestemming gegeven. Reeds voor de geboorte heeft de erkenner [de minderjarige] erkend. Inmiddels is de man gescheiden en zijn hij en de moeder weer samen. De continue inmenging van de erkenner zorgt echter voor veel spanning in de relatie en angst bij de moeder. De erkenner eist [de minderjarige] op en eist omgang. De moeder wil graag dat de erkenning van [de minderjarige] door de erkenner ongedaan wordt gemaakt. Zij wil haar medewerking verlenen aan erkenning van [de minderjarige] door de man. De moeder wil graag samen met de man voor [de minderjarige] zorgen en samen een mooie toekomst opbouwen.
4.4.
De man geeft aan dat hij een DNA-test heeft gedaan en dat hieruit blijkt dat hij de verwekker is van [de minderjarige] . Hij wil graag samen met de moeder een toekomst opbouwen en er als vader voor [de minderjarige] zijn. De man maakt zich zorgen over het gedrag van de erkenner richting de moeder en de kinderen.
4.5.
De GI heeft toegelicht dat er op dit moment nog veel onduidelijkheid bestaat over de relatie tussen de moeder en beide mannen. Het is de GI niet duidelijk wie de waarheid vertelt.
4.6.
De bijzondere curator stelt vast dat uit de door de man uitgevoerde DNA-test blijkt dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] en niet de erkenner. De man behoort echter niet tot de in artikel 1:205 BW gegeven limitatieve opsomming van degenen die een verzoek tot vernietiging van de erkenning kunnen doen. Niettemin kan de verwekker een erkenning door een ander aantasten als de moeder hem toestemming tot erkenning heeft geweigerd en een ander wel toestemming tot erkenning geeft voordat de verwekker vervangende toestemming heeft kunnen vragen aan de rechter. Van een dergelijke situatie is volgens de bijzondere curator geen sprake.
4.7.
De bijzondere curator wenst het verzoek tot vernietiging van de erkenning namens [de minderjarige] over te nemen. Zij acht de vernietiging van de erkenning door de erkenner in het belang van [de minderjarige] . Als uitgangspunt heeft te gelden dat het kind en de man die de verwekker is er in beginsel recht op hebben dat hun relatie als een familierechtelijke betrekking wordt erkend. Vernietiging van de erkenning zal er volgens de bijzondere curator niet toe leiden dat [de minderjarige] wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Dit verzoek wordt volgens de bijzondere curator binnen de vereiste termijn gedaan.

5.Standpunten ter zitting

5.1.
Door en namens de man is ter zitting naar voren gebracht dat hij er altijd van is uitgegaan dat hij de biologische vader is van [de minderjarige] . Dit is nadien ook bevestigd door een DNA-test. Deze test betrof een thuistest die de man had besteld bij DNA Diagnostics Center (hierna: DDC). Samen met de moeder heeft hij wangslijm bij zichzelf en [de minderjarige] afgenomen en opgestuurd naar DDC voor onderzoek. Uit de uitslag bleek dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] . De man heeft de erkenner hiervan op de hoogte gesteld, maar de erkenner stelt dat de man deze test heeft vervalst. De man geeft aan dat hij een relatie heeft met de moeder. De man heeft iedere dag contact met [de minderjarige] en [de minderjarige] ziet hem als zijn vader.
5.2.
De moeder heeft tijdens de zitting bevestigd dat de man de verwekker is van [de minderjarige] . Dit heeft de DNA-test ook uitgewezen. De moeder heeft een relatie met de man en zij zou graag samen met hem de erkenning van [de minderjarige] regelen.
5.3.
De erkenner heeft ter zitting aangegeven dat de moeder vreemd ging met de man toen zij een relatie had met hem. De erkenner weet niet wie de biologische vader is van [de minderjarige] . De moeder had seksueel contact met zowel hem als de man. Daarom zou ook hij de vader kunnen zijn. De uitslag van de DNA-test acht de erkenner niet betrouwbaar.
5.4.
De GI heeft tijdens de zitting naar voren gebracht sinds april 2022 bij het gezin betrokken te zijn. Er is veel onrust geweest en er is nog veel onduidelijkheid over de relatie tussen de moeder en de twee mannen. De GI durft zich niet uit te spreken over de juistheid van de uitslag van de DNA-test.
5.5.
De bijzondere curator heeft naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken haar standpunt gewijzigd. Bij nader inzien kan de bijzondere curator niet vaststellen dat de man bij de juiste personen wangslijm heeft afgenomen voor de DNAtest. Er was geen onafhankelijke derde bij betrokken die heeft vastgesteld dat het naar DDC opgestuurde DNA-materiaal daadwerkelijk afkomstig is van de man en [de minderjarige] . De bijzondere curator is van mening dat er alsnog een DNA-test moet worden uitgevoerd door een erkend instituut. Het is van groot belang dat eerst duidelijk wordt wie de verwekker is van [de minderjarige] .

6.Beoordeling

Wettelijke kader

6.1.
Op grond van artikel 1:205, eerste lid, BW kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij de rechtbank worden ingediend:
a. door het kind zelf, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden;
b. door de erkenner, indien hij door bedreiging, dwaling, bedrog of, tijdens zijn minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden daartoe is bewogen;
c. door de moeder, indien zij door bedreiging, dwaling, bedrog, of tijdens haar minderjarigheid, door misbruik van omstandigheden bewogen is toestemming tot de erkenning te geven.
6.2.
In artikel 1:204, derde lid, BW is bepaald dat de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank kan worden vervangen, tenzij dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt, mits deze persoon de verwekker van het kind is.
Inhoudelijke beoordeling
6.3.
De rechtbank stelt vast dat voor de beoordeling van de verzoeken van de man allereerst duidelijk dient te zijn wie de biologische vader is van [de minderjarige] . Dit is de rechtbank op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet duidelijk geworden. De man en de moeder stellen beiden dat de man de biologische vader is van [de minderjarige] . De erkenner daarentegen stelt dat ook hij de biologische vader van [de minderjarige] kan zijn aangezien de moeder in het anticonceptietijdvak een seksuele relatie onderhield met beide mannen. Dit is door de moeder niet betwist. De man heeft weliswaar de uitslag van een DNA-test in het geding gebracht waarin staat vermeld dat hij met een waarschijnlijkheid van 99,9999% de biologische vader is van [de minderjarige] , maar de rechtbank acht deze uitslag onvoldoende betrouwbaar. De test betrof een thuistest die de man bij DDC heeft besteld. Na ontvangst van de test heeft de man naar eigen zeggen samen met de moeder wangslijm bij zichzelf en [de minderjarige] afgenomen en dit opgestuurd naar DDC voor onderzoek. Het afnemen van het wangslijm is echter niet gebeurd in het bijzijn van een onafhankelijke derde persoon die de identiteit van de onderzochte personen heeft vastgesteld. Hierdoor is voor de rechtbank niet komen vast te staan dat het opgestuurde DNAmateriaal daadwerkelijk afkomstig was van de man en [de minderjarige] . Gelet hierop acht de rechtbank een rechtsgeldig DNA-onderzoek dat met voldoende waarborgen is omkleed noodzakelijk.
6.4.
De rechtbank zal bepalen dat dit onderzoek moet worden uitgevoerd door Verilabs. Zowel de man als [de minderjarige] zullen naar Verilabs moeten komen om hun DNA-materiaal af te staan.
6.5.
Aan een DNA-onderzoek zijn kosten verbonden. De rechtbank is van oordeel dat de man, nu hij de verzoekende partij is, het voorschot in de kosten van het deskundigenonderzoek voor zijn rekening dient te nemen. Nu de man echter procedeert op basis van gefinancierde rechtshulp zal de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepalen dat deze kosten, in afwachting van de uitkomst van voormeld DNA-onderzoek en in afwachting van de eindbeslissing in deze procedure, door de Staat zullen worden voorgeschoten. In de eindbeslissing zal de rechtbank bepalen voor wiens rekening de kosten van het
DNA-onderzoek komen.
6.6.
De rechtbank begroot de kosten van het DNA-onderzoek op € 630,00. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van de aanname dat de man en [de minderjarige] tegelijkertijd bij de deskundige aanwezig zullen zijn voor afname van het DNA-materiaal.
6.7.
De rechtbank wijst er op dat de betrokkenen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan, kan de rechtbank daaraan de consequenties verbinden die zij geraden acht.
6.8.
In verband met het te verrichten DNA-onderzoek zal de rechtbank de beslissing op de verzoeken van de man tot vernietiging van de erkenning en vervangende toestemming tot erkenning pro forma aanhouden tot 4 december 2022. De rechtbank zal partijen en de bijzondere curator de uitkomst van het onderzoek doen toekomen en hen in de gelegenheid stellen om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op die uitkomst. Zij kunnen daarbij ook aangeven of zij een nadere mondelinge behandeling gewenst achten.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
gelast een kenmerkenonderzoek middels DNA ter beantwoording van de vraag of de man de biologische vader is van [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
7.2.
benoemt tot deskundige:
de deskundige van Verilabs Laboratorium voor Verwantschapsonderzoek, [adres] .
7.3.
bepaalt dat het voorschot op de kosten van het DNA-onderzoek € 630,00 zal bedragen;
7.4.
bepaalt dat de voorlopige kosten van het DNA-onderzoek ten bedrage van € 630,00 uit de Rijkskas dienen te worden voorgeschoten;
7.5.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank een afschrift van deze beschikking aan de benoemde deskundige zal zenden;
7.6.
bepaalt dat de man en de moeder binnen twee weken na de datum van deze beschikking een afspraak dienen te maken met de deskundige om het onderzoek te laten uitvoeren;
7.7.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.8.
houdt de beslissing op de verzoeken van de man
pro formaaan tot
4 december 2022in afwachting van het rapport van Verilabs, waarna partijen en de bijzondere curator twee weken de gelegenheid hebben om, indien gewenst, schriftelijk op het rapport te reageren. De rechtbank zal na die twee weken beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechter tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Horio, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.