ECLI:NL:RBNHO:2022:8787
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herroeping van de echtscheidingsbeschikking afgewezen; geen sprake van een rechterlijke beslissing
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot herroeping van een eerdere echtscheidingsbeschikking. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Heimensem, verzocht om herroeping van de echtscheidingsbeschikking van 22 augustus 2018, waarin afspraken waren gemaakt over de verdeling van de activa en passiva van de eenmanszaak van de man. De vrouw stelde dat de echtscheidingsbeschikking herroepen moest worden op grond van bedrog en valsheid van stukken, omdat zij van mening was dat de waardering van de onderneming niet op de juiste wijze had plaatsgevonden. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. L. Bosch, voerde aan dat de rechtbank onbevoegd was om het verzoek te behandelen en dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar verzoek.
De rechtbank oordeelde dat zij bevoegd was om het verzoek te behandelen, omdat het hoger beroep van de man enkel betrekking had op de alimentatieverplichting en niet op de waardering van de onderneming. Echter, de rechtbank wees het verzoek van de vrouw af, omdat er geen sprake was van een rechterlijke beslissing over de waardering van de onderneming. De rechtbank had enkel de afspraken tussen partijen vastgelegd en kon daarom geen herroeping toestaan op basis van de door de vrouw aangevoerde gronden. De rechtbank concludeerde dat de vrouw de procedure nodeloos had aangespannen en veroordeelde haar in de proceskosten van de man, begroot op € 1.440,00.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en de vrouw werd in de gelegenheid gesteld om hoger beroep in te stellen binnen de daarvoor geldende termijn.