ECLI:NL:RBNHO:2022:8778

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/327987 / FA RK 22-2190
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van beide ouders in het belang van de minderjarige met complexe hechtingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van beide ouders over de minderjarige, die sinds 2018 bij haar grootmoeder verblijft. De moeder is onvoldoende in staat om vanuit het belang van de minderjarige te denken en te handelen, terwijl de vader, ondanks zijn meewerkende houding, ook niet in staat wordt geacht om alleen het gezag te dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die kampt met ernstige hechtingsproblematiek en trauma's, in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De moeder heeft de afgelopen jaren nauwelijks betrokkenheid getoond en is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te dragen. De vader heeft weliswaar een positieve houding, maar de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en de complexiteit van de situatie maken het noodzakelijk om het gezag van beide ouders te beëindigen. De rechtbank heeft de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers benoemd tot voogd over de minderjarige, in het belang van haar ontwikkeling en welzijn. De zelfstandige verzoeken van de moeder om haar gezag nog een jaar in stand te houden en om een omgangsregeling werden afgewezen, omdat deze verzoeken niet in lijn zijn met de belangen van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Beëindiging van het ouderlijk gezag
Zaakgegevens : C/15/327987 / FA RK 22-2190
datum uitspraak: 5 oktober 2022
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Alkmaar,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,
[de vader], hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] ,
[de pleegmoeder], hierna te noemen: de pleegmoeder,
wonende op een geheim adres,
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Alkmaar.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 10 mei 2022, ingekomen bij de griffie op 12 mei 2022;
- de notitie van de moeder met bijlagen van 12 september 2022, ingekomen bij de griffie op 12 september 2022;
- de bereidverklaring van de GI van 25 april 2022, ingekomen bij de griffie op 16 september 2022.
1.2.
Op 13 september 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl, kantoorhoudende te Rotterdam;
- de vader;
- de pleegmoeder, [de pleegmoeder] ;
- namens de Raad, [vertegenwoordiger van de raad] ;
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
[de minderjarige] is niet opgeroepen voor een kindgesprek, omdat dit te belastend voor haar wordt geacht.

2.2. De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 1 mei 2014 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling telkens is verlengd, laatstelijk tot 1 mei 2023.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 14 juni 2018 is een machtiging verleend [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een (netwerk)pleeggezin, welke machtiging telkens is verlengd, laatstelijk tot 1 mei 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [de minderjarige] te benoemen. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad het volgende naar voren gebracht.
3.2.
[de minderjarige] is een kwetsbaar meisje dat kampt met forse hechtingsproblematiek, waarbij tevens sprake is van trauma’s. Ze heeft veel meegemaakt waardoor ze inmiddels al sinds 2018 bij oma (vz) woont. Het perspectief is dat [de minderjarige] niet bij haar vader of moeder zal opgroeien, maar bij haar oma (vz). De opvoedsituatie bij oma is in samenwerking met school en hulpverlening een goede plek, die aansluit bij wat [de minderjarige] nodig heeft gezien haar problematiek. De moeder is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn te dragen, doordat zij de afgelopen jaren amper betrokken en aanwezig is geweest in het leven van [de minderjarige] . De moeder kan onvoldoende aansluiten bij de behoeften van [de minderjarige] en het contact tussen de moeder en [de minderjarige] geeft veel spanning voor [de minderjarige] . Op de momenten dat moeder en [de minderjarige] (telefonisch/digitaal) contact hadden, was moeder onvoldoende in staat het belang van [de minderjarige] voorop te stellen en bij haar (belevingswereld) aan te sluiten.
Er is sprake van samenwerkingsproblemen met de hulpverlening. De moeder is in conflict geraakt met de omgangsbegeleiding en daarnaast verloopt de samenwerking tussen de pleegmoeder en de moeder zeer moeizaam. De moeder legt de verantwoordelijkheid voor zaken die in haar ogen niet goed gaan, buiten zichzelf.
Gelet op de rol van vader in het leven van [de minderjarige] en zijn meewerkende en positieve houding jegens de betrokken hulpverlening, heeft de Raad zich afgevraagd of de vader (alleen) met het gezag belast kan blijven en of de noodzakelijke hulpverlening ten behoeve van [de minderjarige] eventueel ook in een vrijwillig kader kan worden voortgezet. Wanneer vader alleen met het gezag belast zou zijn, zouden alle (gezags-)beslissingen door vader moeten worden genomen, ook in zaken betreffende de moeder (te denken valt aan de omgang met [de minderjarige] ) en de pleegouder (te denken valt aan tal van beslissingen met betrekking tot de opvoeding, verzorging en behandeling van [de minderjarige] ). Gelet op de complexiteit van de situatie zou dit al snel tot spanningen kunnen leiden. De verhoudingen tussen betrokkenen zouden (nog verder) onder druk kunnen komen te staan en de behandeling zou kunnen stagneren, hetgeen allemaal niet in het belang van [de minderjarige] is. Ondanks dat vader zijn verantwoordelijkheid neemt, veel overlegt met pleegmoeder en hij zijn eigen beperkingen inziet, acht de Raad de verwachting niet gerechtvaardigd dat de vader van [de minderjarige] in staat is om alleen de verantwoordelijkheid voor de verzorging van opvoeding van [de minderjarige] te dragen binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn.
3.3.
De situatie en het gedrag van [de minderjarige] is zo complex dat professionele ondersteuning en overleg met tal van partijen noodzakelijk is en blijft. Wanneer het gezag van beide ouders wordt beëindigd, ontstaat er een gezagsvacuüm waarin moet worden voorzien. De Raad is van mening dat in het belang van [de minderjarige] de voogdij dient te worden belegd bij de GI. De Raad vindt dat een professionele, neutrale instantie het beste de belangen van [de minderjarige] kan behartigen, waarbij niet alleen voldoende aandacht is voor de complexiteit van het gedrag van [de minderjarige] , maar ook voor vraagstukken als met betrekking tot de omgang met de moeder.

4.De standpunten en de zelfstandige verzoeken van de moeder

4.1.
De moeder is het niet eens met het verzoek. Voorafgaand aan de zitting en ter zitting is door of namens de moeder naar voren gebracht dat de beëindiging van haar gezag niet nodig is. De moeder verzoekt de rechtbank in ieder geval nog een jaar te wachten met het beëindigen van haar gezag. De moeder staat achter de plaatsing van [de minderjarige] bij de pleegmoeder. Er bestaat dus geen onzekerheid over het perspectief van [de minderjarige] . Daarnaast frustreert de moeder geen gezagsbeslissingen.
4.2.
Het is voor de moeder belangrijk dat de omgang tussen haar en [de minderjarige] zo snel mogelijk weer wordt opgestart en dat zij meer informatie ontvangt over [de minderjarige] . Het is voor de moeder moeilijk dat zij niet weet hoe het met [de minderjarige] gaat en dat zij overal buiten wordt gehouden. Daarom heeft de moeder – naar de rechtbank begrijpt – bij wijze van zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht om te bepalen dat:
alle betrokkenen stoppen met de moeder als psychisch niet in orde te bestempelen;
per direct een opbouwende omgangsregeling wordt vastgesteld tussen de moeder en [de minderjarige] , zonder verdere vertraging;
een informatieregeling wordt vastgesteld waarbij de moeder niet later dan twee weken na een belangrijke beslissing over [de minderjarige] wordt geïnformeerd.
4.3.
Ter zitting heeft de vader naar voren gebracht dat hij een dubbel gevoel heeft over het verzoek. Enerzijds begrijpt hij het verzoek omdat de minderjarige veel en complexe zorg nodig heeft en in deze behoefte makkelijker kan worden voorzien indien dit wordt opgepakt vanuit een professioneel kader. Anderzijds wordt in het rapport genoemd dat de vader niet het gezag over [de minderjarige] kan houden door zijn psychische problematiek. Dat is niet correct. Hij is weliswaar bekend met een Autisme Spectrum Stoornis, maar dit belemmert hem niet in zijn dagelijks leven. De vader heeft ter zitting ook aangegeven dat hij in staat zal zijn een omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] te accepteren, maar dat het voor hem niet mogelijk is om samen met de moeder in een ruimte te zijn.
4.4.
De pleegmoeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij achter het verzoek van de Raad staat. Ter zitting heeft de pleegmoeder naar voren gebracht dat zij een boodschap heeft meegekregen van [de minderjarige] . [de minderjarige] wil dat, als er iets moet worden besloten, de GI het gezag over haar krijgt. Zij heeft tegen haar pleegmoeder gezegd dat zij het niet eerlijk vindt als een van de ouders met het gezag wordt belast. De pleegmoeder geeft aan dat het beter gaat met [de minderjarige] . Zo gaat zij vaker naar school en krijgt zij haar boosheid beter onder controle.
4.5.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht achter het verzoek van de Raad te staan. Daarnaast heeft de GI erop gewezen dat het belangrijk is dat [de minderjarige] contact houdt met beide ouders. Voor de GI is het duidelijk dat de vader erg betrokken is en dat hij erg zijn best doet voor [de minderjarige] . Het is geen optie om alleen de vader te belasten met het gezag over [de minderjarige] omdat haar problematiek te zwaar is voor zorg in een vrijwillig kader. Indien de vader alleen belast wordt met het gezag over [de minderjarige] , dan zal hij de omgang tussen de moeder en [de minderjarige] moeten organiseren. Dit kan voor veel spanningen zorgen en dat is in de ogen van de GI niet wenselijk.

5.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek van de Raad5.1. Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en zij zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders toewijzen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Gebleken is dat [de minderjarige] al jaren ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] is een kwetsbaar meisje met een belast verleden. Zij kampt met forse hechtingsproblematiek, waarbij sprake is van trauma’s. [de minderjarige] heeft in de thuissituatie bij de moeder veel meegemaakt en daarom is zij al sinds 2018 uit huis geplaatst bij haar oma (vz). Het perspectief is ook duidelijk: [de minderjarige] zal opgroeien bij haar oma (vz). De opvoedsituatie bij de oma (vz) is, gestut door samenwerking met de hulpverlening, een goede plek voor [de minderjarige] omdat er wordt aangesloten bij wat zij nodig heeft.
5.4.
Het is zorgelijk dat de moeder geen inzicht heeft in de problematiek van [de minderjarige] en dat zij niet inziet wat haar rol is geweest in het ontstaan van deze problematiek. De moeder heeft de rechtbank gevraagd haar gezag nog een jaar in stand te laten. De rechtbank is echter van oordeel dat dit niet in het belang van [de minderjarige] is. Uit het raadsonderzoek komt naar voren dat [de minderjarige] zodanig opgroeit dat zij in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Het is de moeder de afgelopen tijd niet gelukt de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen en er zijn geen aanwijzingen dat deze situatie binnen een voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn zal veranderen.
De moeder is het afgelopen anderhalf jaar nauwelijks bereikbaar geweest voor de hulpverlening, omdat zij voor langere tijd naar het buitenland is gegaan. Zij komt afspraken niet na en neemt haar opvoedersverantwoordelijkheid niet. De rechtbank deelt de zorg van de Raad dat de moeder onvoldoende in staat is om vanuit het belang van [de minderjarige] te denken en te handelen. Zij is niet in staat beslissingen te nemen in het belang van [de minderjarige] . Dit alles vormt een belemmering voor de ontwikkeling van [de minderjarige] .
De rechtbank concludeert dan ook dat voortzetting van het gezag van de moeder niet in het belang van [de minderjarige] is.
5.5.
De vader heeft zich de afgelopen periode zeer meewerkend en positief opgesteld en ingezet. Hij heeft een vaste omgangsregeling met [de minderjarige] en goed contact met oma (vz). Hij is in staat het belang van [de minderjarige] voorop te stellen, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank ook blijkt uit wat hij in de stukken en ter zitting omtrent de gezagsbeëindiging naar voren heeft gebracht. Gelet echter op de fors verstoorde verstandhouding tussen de ouders, waarbij vader heeft aangegeven dat hij niet in staat is in dezelfde ruimte met moeder te verblijven, en het gegeven dat de problematiek van [de minderjarige] zeer complex is en dus forse regie op de hulpverlening nodig is, acht de rechtbank een gezagsbeëindiging van de vader, ondanks zijn meewerkende houding, ook in het belang van [de minderjarige] .
5.6.
De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a, BW is voldaan en zij zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van beide ouders toewijzen.
5.7.
Nu de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe leidt dat een gezagsvoorziening over de minderjarige moet worden getroffen, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, van het BW een voogd over [de minderjarige] te benoemen. Gezien het advies van de Raad en de bereidverklaring van de GI, zal de rechtbank de GI met de voogdij over [de minderjarige] belasten.
Ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de moeder
5.8.
De moeder heeft - naar de rechtbank begrijpt - verzocht om te bepalen dat betrokkenen haar niet langer ‘psychisch niet in orde’ mogen noemen. De rechtbank overweegt dat bij de beslissing van de rechtbank om het gezag van de moeder te beëindigen doorslaggevend is dat uit de stukken en ter zitting is gebleken dat de moeder onvoldoende kan aansluiten bij de behoeften van [de minderjarige] . Het verzoek van de moeder mist een wettelijke grondslag en zal daarom worden afgewezen. De rechtbank kan in deze procedure anderen niet opdragen om de moeder voortaan niet meer ‘psychisch niet in orde’ te noemen.
5.9.
De moeder heeft daarnaast - naar de rechtbank begrijpt - verzocht om een omgangsregeling en een informatieregeling vast te stellen. De rechtbank wijst deze verzoeken af, omdat ze onvoldoende samenhang vertonen met de in deze procedure door de Raad verzochte gezagsbeëindiging. De rechtbank geeft de moeder in overweging zich met deze verzoeken eerst te wenden tot de GI, in haar rol als voogd van [de minderjarige] .

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van
[de moeder], geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Bangladesh), en
[de vader], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , over de minderjarige:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
6.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige:
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,gevestigd te Alkmaar;
6.3.
wijst de zelfstandige verzoeken van de moeder af;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, voorzitter, en mr. W.P. van der Haak en mr. A.J.H. Tuzgöl-Broekhoven, leden van deze kamer, alle tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Bos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam