ECLI:NL:RBNHO:2022:8772

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
4 oktober 2022
Zaaknummer
15.710001.18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en mishandeling met gebruik van geweld en drugs in BDSM-context

Op 4 oktober 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte is beschuldigd van verkrachting en mishandeling van een slachtoffer in de context van BDSM. De feiten vonden plaats in de nacht van 29 op 30 oktober 2016 in Hoofddorp, waar de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer onder druk hebben gezet om seksuele handelingen te verrichten, terwijl zij onder invloed van drugs was en haar grenzen niet werden gerespecteerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en de medeverdachte niet konden aannemen dat het slachtoffer instemde met de seksuele handelingen, gezien haar emotionele toestand en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer hebben mishandeld en gedwongen tot seksuele handelingen, wat resulteerde in een veroordeling voor verkrachting en mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de rechtsgang. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade, tot een totaalbedrag van € 19.520,16, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710001-18 (P)
Uitspraakdatum: 4 oktober 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 september 2022 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en haar raadsman mr. J.H.S. Vogel, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
(telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer],
hebbende verdachte en/of haar mededader (telkens) en/of meermalen:
- zijn, (medeverdachtes), penis in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en/of die [naam slachtoffer] hem, medeverdachte, laten pijpen en/of
- - zijn (medeverdachtes) penis (zonder condoom) in de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer] gebracht en/of gemeenschap met die [naam slachtoffer] gehad,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of haar mededader die [naam slachtoffer] (telkens) een en/of meermalen:
- heeft/hebben geslagen, al dan niet met een of meerdere tentstok(ken) en/of bamboestok(ken) en/of een riem, althans met enig voorwerp, in het gelaat en/of tegen het hoofd en/of tegen de bil(len) en/of elders tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- de keel heeft/hebben dicht gehouden, dan wel die [naam slachtoffer] heeft/hebben gewurgd (al dan niet waardoor die [naam slachtoffer] haar bewustzijn heeft verloren)
en/of
- heeft/hebben gedrogeerd door die [naam slachtoffer] frisdrank met GHB, althans drugs, te laten drinken en/of door die [naam slachtoffer] een en/of meermalen MDMA en/of speed en/of cocaïne, althans drugs, te laten doorslikken en/of snuiven
en/of
- met een bad-/doucheslang water in de anus van die [naam slachtoffer] heeft/hebben laten lopen, dan wel die [naam slachtoffer] een klysma heeft/hebben gegeven en/of
- een of meerdere sigaretten heeft/hebben uitgedrukt op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam van die [naam slachtoffer], dan wel die [naam slachtoffer] heeft/hebben gebrandmerkt met sigaretten op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam en/of
- die [naam slachtoffer] in het gelaat en/of in de mond heeft/hebben gespuugd en/of
- heeft/hebben gedwongen urine te drinken en/of ontlasting te eten, en/of
(aldus) voor die [naam slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan dat zij zich daar aan niet kon/durfde te onttrekken.
en/of
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met [naam slachtoffer], van wie zij, verdachte, en/of haar mededader wist(en) dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer],
hebbende verdachte en/of haar mededader (telkens) een en/of meermalen:
- zijn, medeverdachtes, penis in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en/of die [naam slachtoffer] hem, medeverdachte, laten pijpen en/of
- zijn, medeverdachtes, penis (zonder condoom) in de vagina en/of de anus van die [naam slachtoffer] gebracht en/of gemeenschap met die [naam slachtoffer] gehad;
en/of
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 29 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer] heeft mishandeld,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader die [naam slachtoffer] (telkens) een en/of meermalen:
- geslagen, al dan niet met een of meerdere tentstok(ken) en/of bamboestok(ken) en/of een riem, althans met enig voorwerp, in het gelaat en/of tegen het hoofd en/of tegen de bil(len) en/of elders tegen het lichaam
en/of
- de keel dicht gehouden, dan wel die [naam slachtoffer] gewurgd (al dan niet waardoor die [naam slachtoffer] haar bewustzijn heeft verloren)
en/of
- met een bad-/doucheslang water in de anus van die [naam slachtoffer] laten lopen, dan wel die [naam slachtoffer] een klysma gegeven
en/of
- een of meerdere sigaretten uitgedrukt op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam van die [naam slachtoffer], dan wel die [naam slachtoffer] gebrandmerkt met sigaretten op de tepel(s) en/of op de bil(len) en/of op de rug en/of elders op het lichaam.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het cumulatief/alternatief ten laste gelegde artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde verkrachting en mishandeling.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft aangevoerd dat er geen sprake was van dwang en dat de benadeelde partij [naam slachtoffer] vrijwillig heeft meegedaan aan de seksafspraak met BDSM. De beleving (achteraf) van [naam slachtoffer] dat zij feitelijk niets had in te brengen en onder invloed van geweld tot alle handelingen werd gedwongen en dat de drugs haar zonder haar medeweten werden toegediend, is niet de beleving van de verdachte. De verdachte heeft verklaard dat zij alert was op de grenzen van [naam slachtoffer] en dat zij en haar partner [medeverdachte] ook een aantal momenten zijn gestopt en uit hun rol zijn gestapt. [naam slachtoffer] had tijdens die momenten kunnen aangeven dat zij niet verder wilde. Volgens de verdachte was van tevoren duidelijk afgesproken dat bij BDSM letsel zou ontstaan en dat er drugs zouden worden gebruikt. De raadsman heeft gesteld dat de beleving van de verdachte van die avond op alle onderdelen in het dossier wordt ondersteund. De drugs kunnen van invloed zijn geweest op de verklaring van [naam slachtoffer]. Ook wordt door het uitgewerkte proces-verbaal van verhoor de intentie van [naam slachtoffer] om aangifte te doen volgens de raadsman anders ingekleurd. Het feit dat zij niet volledig betaald kreeg, lijkt een belangrijke rol te hebben gespeeld bij de aangifte van [naam slachtoffer].
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte in het kader van artikel 243 Sr cumulatief/alternatief ten laste is gelegd, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
De rechtbank heeft kennisgenomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 28 januari 2021, waarbij [medeverdachte], de partner van de verdachte, is veroordeeld voor het in vereniging plegen van alle feiten die ook aan de verdachte zijn ten laste gelegd, met uitzondering van het gerelateerde aan artikel 243 Sr.
De rechtbank zal zich in deze procedure richten op de vraag of de verdachte die feiten samen en in vereniging met [medeverdachte] heeft gepleegd, met andere woorden of zij daarvoor als medepleger (ook) strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden.
Strekking seksuele handelingen
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting staat vast dat seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte, haar partner en [naam slachtoffer] in de nacht van 29 op 30 oktober 2016. Eveneens staat vast dat het wederzijds de bedoeling was dat deze handelingen gepaard zouden gaan met enige mate van geweld (BDSM).
Betrouwbaarheid verklaringen [naam slachtoffer] en bewijs
De rechtbank stelt vast dat [naam slachtoffer] bij haar aangifte uitgebreide en gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over wat er in de nacht van 29 op 30 oktober heeft plaatsgevonden. De verklaringen die [naam slachtoffer] op verschillende momenten bij de politie en – twee jaar later – bij de rechter-commissaris heeft afgelegd zijn consistent.
Haar verklaringen worden voorts op belangrijke onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de verklaringen van de verdachte zelf en het toxicologisch onderzoek. Bij [naam slachtoffer] is bovendien letsel geconstateerd dat past bij de geweldshandelingen die volgens haar door de verdachte en [medeverdachte] zouden zijn verricht. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaringen van [naam slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig. De verklaringen van [naam slachtoffer] zijn dan ook bruikbaar voor het bewijs. Nu de verklaringen van [naam slachtoffer] in voldoende mate steun vinden in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, is eveneens voldaan aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv. De rechtbank zal om die reden uitgaan van het door haar in haar verklaringen geschetste scenario.
Gedwongen karakter van de verrichte seksuele handelingen
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de verdachte op enig moment had moeten begrijpen dat [naam slachtoffer] de aan de verdachte verweten seksuele en gewelddadige handelingen niet wilde, omdat haar grenzen werden overschreden.
De rechtbank stelt op grond van het dossier het volgende vast.
Zowel [naam slachtoffer] als de verdachte hebben verklaard dat zij voorafgaand aan de seksuele handelingen met elkaar een gesprek hebben gehad op een bankje voor het hotel. Ze waren op dat moment uit hun rol. [naam slachtoffer] heeft op dat bankje tegen de verdachte gezegd dat ze zenuwachtig was omdat zij weinig – alleen lichte – ervaring had met BDSM en dat ze niet wist of ze het wel wilde. Verder heeft [naam slachtoffer] de wens geuit om te mogen bellen zodat ze iemand kon laten weten waar ze was. De verdachte heeft haar gerustgesteld en haar niet laten bellen. De verdachte heeft op dat moment een Whatsapp gestuurd naar [medeverdachte] waarin ze aangeeft dat [naam slachtoffer] in paniek is en denkt dat er problemen komen omdat niemand weet waar ze is. Voorts wist de verdachte dat [naam slachtoffer] verslaafd is geweest en dat het gebruik van drugs daarom niet vanzelfsprekend was.
Nu de verdachte en [medeverdachte] wisten dat [naam slachtoffer] zenuwachtig en in paniek was, hadden zij alert moeten zijn op haar grenzen en op de vraag of het voor haar mogelijk was om deze kenbaar te maken. Te meer nu de verdachte en [medeverdachte] niet zijn ingegaan op de wens van [naam slachtoffer] om anderen te laten weten waar zij was en zij onder invloed van drugs waren.
Zowel de verdachte als [naam slachtoffer] hebben verklaard dat in de hotelkamer niet is besproken hoe grenzen zouden worden aangegeven en welke seksuele handelingen exact zouden plaatsvinden. [naam slachtoffer] heeft verklaard dat zij vlak na aankomst in de hotelkamer al klappen kreeg, dat ze niet meer wilde en weg wilde gaan. [medeverdachte] heeft haar toen bij haar keel gegrepen en heeft haar op het bed gegooid. Zij moest hem pijpen. Ze huilde en kreeg GHB. Vervolgens hebben de verdachte en [medeverdachte] allerlei seksuele en gewelddadige handelingen met haar verricht. [medeverdachte] heeft haar keel dichtgeknepen totdat ze ‘out’ ging, haar vaginaal en anaal gepenetreerd en haar geslagen met een riem en een bamboestok. Ook de verdachte heeft [naam slachtoffer] geslagen met bamboestokken. Daarnaast heeft [naam slachtoffer] een klysma gekregen. De doucheslang werd door de verdachte meerdere malen in de anus van [naam slachtoffer] gestopt, waarna de waterkraan open werd gedraaid. Daarbij heeft de verdachte haar geslagen met een riem als [naam slachtoffer] niet in de goede positie zat voor de klysma. Tussendoor heeft [naam slachtoffer] - naast GHB - MDMA, speed en 5 tot 10 keer cocaïne gekregen.
De verdachte heeft in haar verklaringen bevestigd dat [naam slachtoffer] meerdere keren heeft gehuild, namelijk toen zij klappen kreeg in haar gezicht, toen zij klappen kreeg op haar billen en toen zij anale seks moest hebben met [medeverdachte]. Zij heeft daarbij verklaard dat ze zag dat [naam slachtoffer] het moeilijk had of het heftig vond. Daarnaast heeft [naam slachtoffer] ‘au’ geroepen toen de verdachte de doucheslang in de anus van [naam slachtoffer] stopte.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de door [naam slachtoffer] geuite emoties (huilen, paniek) en de omstandigheid dat zij drugs had ingenomen, de verdachte en [medeverdachte] er niet van uit hebben mogen gaan dat [naam slachtoffer] zonder meer instemde met alle seksuele en gewelddadige handelingen. Welke (seksuele) handelingen verricht zouden worden, was immers niet vooraf besproken. Het lag op de weg van de verdachte en [medeverdachte] zich er, gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden, telkens duidelijk van te vergewissen dat [naam slachtoffer] met de seksuele handelingen instemde. De verdachte had hierin ook een zelfstandige verantwoordelijkheid om deze toestemming te verifiëren, temeer nu [naam slachtoffer] voorafgaand aan de gebeurtenissen in de hotelkamer expliciet haar twijfels uitte aan de verdachte en de verdachte haar vervolgens geruststelde. Voorts hadden de verdachte en [medeverdachte] moeten begrijpen dat het door hen uitgeoefende geweld niet kan worden geacht te vallen binnen de vorm van lichte SM waarmee [naam slachtoffer] vooraf wel had ingestemd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam slachtoffer] voor de (seksuele) gedragingen van de verdachte geen toestemming verleend, voor zover dat voor deze mate van geweld al rechtens mogelijk is. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien met de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, acht de rechtbank het medeplegen van verkrachting en mishandeling van [naam slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
zij in de periode van 29 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
tezamen en in vereniging met een ander,
telkens door geweld of een andere feitelijkheid [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer],
hebbende verdachte en/of haar mededader:
- zijn, (medeverdachtes), penis in de mond van die [naam slachtoffer] gestopt en die [naam slachtoffer] hem, medeverdachte, laten pijpen en
- - zijn (medeverdachtes) penis (zonder condoom) in de vagina en de anus van die [naam slachtoffer] gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid hierin dat verdachte en/of haar mededader die [naam slachtoffer] (telkens) een en/of meermalen:
- heeft/hebben geslagen, al dan niet met bamboestokken en een riem, in het gelaat, tegen de billen en elders tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en
- de keel heeft dicht gehouden, waardoor die [naam slachtoffer] haar bewustzijn heeft verloren
en
- die [naam slachtoffer] frisdrank met GHB heeft/hebben laten drinken en die [naam slachtoffer] een en/of meermalen MDMA en speed en cocaïne heeft/hebben laten doorslikken en/of snuiven
en
- met een doucheslang water in de anus van die [naam slachtoffer] heeft/hebben laten lopen, dan wel die [naam slachtoffer] een klysma heeft/hebben gegeven en
- sigaretten heeft gedrukt op de tepels en/ op de rug van die [naam slachtoffer] en
- die [naam slachtoffer] in het gelaat heeft gespuugd en
- heeft gedwongen urine te drinken en ontlasting te eten, en
(aldus) voor die [naam slachtoffer] een zodanig bedreigende situatie hebben doen ontstaan dat zij zich daar aan niet kon/durfde te onttrekken.
en
zij in de periode 29 oktober 2016 tot en met 30 oktober 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, [naam slachtoffer] heeft mishandeld,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader die [naam slachtoffer] een en/of meermalen:
- geslagen, al dan niet met bamboestokken en een riem, in het gelaat en tegen de billenen elders tegen het lichaam
en
- de keel dicht gehouden, al dan niet waardoor die [naam slachtoffer] haar bewustzijn heeft verloren
en
- met een doucheslang water in de anus van die [naam slachtoffer] laten lopen, dan wel die [naam slachtoffer] een klysma gegeven
en
- sigaretten gedrukt op de tepels en op de rug van die [naam slachtoffer].
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
verkrachting, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
6.2
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) verkrachting en mishandeling van [naam slachtoffer]. [naam slachtoffer] had in eerste instantie tegen betaling ingestemd met seks met de verdachte en haar partner [medeverdachte], waarbij sprake zou zijn van lichte BDSM. De verdachte wist dat [naam slachtoffer] geen ervaring had met BDSM en dat zij voorafgaand aan de gebeurtenissen in paniek was. De verdachte heeft haar vervolgens gerustgesteld en het vertrouwen gegeven om door te zetten. In de hotelkamer werden vervolgens de grenzen van [naam slachtoffer] in verregaande mate overschreden. De verdachte heeft [naam slachtoffer] geslagen met bamboestokken en een riem en dwong [naam slachtoffer] om meerdere malen een klysma te ondergaan.
Het slachtoffer zag zich door dit geweld gedwongen seksuele handelingen te ondergaan en heeft blijkens haar eigen verklaring doodsangsten uitgestaan. De verdachte heeft met haar handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer]. Verkrachting en het daarmee gepaarde geweld is een zeer ernstig feit, dat bij het slachtoffer naast pijn en angst ook ernstige en langdurige psychische problemen kan veroorzaken. Hoe ingrijpend de gevolgen voor [naam slachtoffer] zijn geweest, blijkt uit de door haar voorgelezen slachtofferverklaring ter zitting. Hieruit komt naar voren dat het feit veel impact op haar heeft gehad en nog steeds heeft. [naam slachtoffer] heeft hulp gezocht bij de GGZ en gedurende een langdurige periode psychische hulp gehad voor het trauma dat zij die bewuste avond heeft opgelopen. De verdachte heeft voor deze negatieve gevolgen geen oog gehad en zich kennelijk enkel laten leiden door haar eigen belang.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 21 juli 2022, van mevrouw [getuige] als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
De reclassering heeft in dit rapport een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Zij schatten de risico’s op recidive en letselschade in als laag.
De rechtbank weegt mee de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van het begaan van het feit (21 jaar) en het gegeven dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Zoals eerder is overwogen, heeft de rechtbank de rol van de verdachte als medepleger gekwalificeerd. In het kader van de strafmaat houdt zij in het voordeel van de verdachte rekening mee dat uit het dossier blijkt dat het [medeverdachte] is geweest die de seksdate regelde en de dominante rol in het gebeuren vervulde.
Op te leggen straf
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf rekening houden met de eendaadse samenloop van de verkrachting en de mishandeling.
De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke straf niet passend is. Hierbij betrekt de rechtbank de ernst van de feiten. Ook weegt de rechtbank mee dat de verdachte geen blijk heeft gegeven van enig besef van of inzicht in de ernst van het gebeuren.
Alles afwegende acht de rechtbank in dit geval in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden is.
De rechtbank ziet echter in het tijdsverloop in deze zaak aanleiding ten voordele van de verdachte van dit uitgangspunt af te wijken.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is aangevangen op 8 november 2016, omdat de verdachte op die datum in verzekering is gesteld in die zaak en daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens haar strafvervolging zou worden ingesteld.
Nu het eindvonnis op 4 oktober 2022 wordt gewezen en de rechtbank van oordeel is dat de overschrijding niet aan de verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna vier jaar. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden (ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Gelet op de hiervoor vastgestelde overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank de voornoemde gevangenisstraf van 24 maanden verminderen met 6 maanden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 32.526,16 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen tot € 19.520,16, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte ten behoeve van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Zij heeft daartoe verwezen naar het vonnis van de medeverdachte [medeverdachte] van 28 januari 2021, waarin de vordering van de benadeelde partij tot dit bedrag hoofdelijk is toegewezen.
De raadsman van de verdachte heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt het volgende.
De gestelde materiële schade bestaat uit € 200 aan kleding en andere goederen, € 84 aan daggeldvergoeding van het ziekenhuis, € 1.202,97 aan eigen risico zorgverzekering,
€ 993,54 aan reis- en parkeerkosten en € 9.544,65 aan verlies van arbeidsvermogen.
Gelet op de afzonderlijk bedragen die worden gevorderd voor de reiskosten, komt het totaalbedrag aan reiskosten op € 988,54 in plaats van € 993,54. De rechtbank is voor het overige van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. Ten aanzien van het gevorderde bedrag aan het verlies van arbeidsvermogen is de rechtbank van oordeel dat [naam slachtoffer] deze post aan materiële schade uitgebreid met stukken heeft onderbouwd. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 12.020,16 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf verschillende ingangsdata tot aan de dag der algehele voldoening.
[naam slachtoffer] heeft een bedrag van € 20.500,-- aan immateriële schade gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 7.500,-- rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van benadeelde partij [naam slachtoffer] worden toegewezen tot een bedrag van
€ 19.520,16.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte [medeverdachte] dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: het medeplegen van verkrachting en mishandeling) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 55, 57, 242 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
achttien (18) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[naam slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 19.520,16, bestaande uit € 12.020,16 als vergoeding voor de materiële en € 7.500 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over:
- € 7.700 vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 84 vanaf 1 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 1.942,35 vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 5.596,76 vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 4.064,01 vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 78 vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 55,04 vanaf 14 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
aan [naam slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [naam slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 19.520,16, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 132 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over:
- € 7.700 vanaf 30 oktober 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 84 vanaf 1 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 1.942,35 vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 5.596,76 vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 4.064,01 vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 78 vanaf 1 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 55,04 vanaf 14 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.A. Hesselink, voorzitter,
mrs. J.J. Roos en J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.E. Lee,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2022.
Mrs. J. van Beek en P.A. Hesselink zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.