ECLI:NL:RBNHO:2022:877

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
4 februari 2022
Zaaknummer
15/021598-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van straatroof met bedreiging met geweld door een groep jongeren in Haarlem

Op 22 januari 2021 vond er in de avond een beroving plaats in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude, waarbij een groep van zes jonge jongens onder bedreiging met messen werd beroofd door een grotere groep van tien of elf jongens. Direct na de beroving werden zes verdachten aangehouden, waaronder de verdachte in deze zaak. De rechtbank Noord-Holland heeft op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarin de verdachte zich moest verantwoorden voor zijn rol in de beroving. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk een wezenlijke rol heeft gespeeld in de beroving, waarbij hij de groep aanstuurde en betrokken was bij de bedreiging van de slachtoffers met messen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan afpersing en poging tot diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en heeft hem een werkstraf van 180 uren opgelegd, subsidiair 90 dagen jeugddetentie. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de beroving hebben ondervonden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/021598-21
Uitspraakdatum: 3 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 17 en 20 januari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.M. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H. Polat, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] en/of
  • [benadeelde partij 3] en/of
  • [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
  • een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
  • een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] ) en/of
  • een horloge (merk Fossil) en/of
  • een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] of aan een derde, althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
  • (een) mes(sen) te tonen en/of
  • (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
  • (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
  • (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
  • (dreigend) de woorden “Geef alles maar wat je heb,” althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en/of
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
  • een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] ) en/of
  • een horloge (merk Fossil) en/of
  • een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] en/of
  • [benadeelde partij 3] en/of
  • [benadeelde partij 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] en/of
  • [benadeelde partij 3] en/of
  • [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
  • (een) mes(sen) te tonen en/of
  • (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
  • (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
  • (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
  • (dreigend) de woorden “Geef alles maar wat je heb,” althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
goederen, althans enig goed, van zijn en/of zijn mededader(s) gading, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6]
  • (een) mes(sen) te tonen en/of
  • (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of in de richting van de keel te bewegen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 22 januari 2021 is in de avond een zestal jonge jongens in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude onder bedreiging met messen beroofd door een groep van tien of elf jongens. Vrijwel direct na het gebeuren zijn in de directe omgeving zes verdachten aangehouden. Deze zes verdachten, van wie verdachte er één is, hebben zich voor de rechtbank moeten verantwoorden.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Op basis van het dossier kan geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten worden vastgesteld en dus bewezen worden verklaard. Verdachte heeft geen wetenschap gehad van een plan om aangevers te beroven en heeft daaraan ook geen medewerking verleend. Als hij al tegen [medeverdachte 1] gezegd heeft dat deze anderen moest bellen, was dat om te chillen. Hij heeft ook geen uitvoeringshandelingen verricht. Hij heeft een aannemelijke verklaring voor de omstandigheid dat hij messen en een schaar bij zich had. En hij heeft zich gedistantieerd zodra hij merkte dat aangevers werden beroofd.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling en waardering van het bewijs in deze zaak de nodige voorzichtigheid is geboden. De rechtbank heeft op basis van het dossier (en het verhandelde ter zitting van elke individuele verdachte) niet de precieze gang van zaken bij deze beroving kunnen vaststellen. Dat heeft enerzijds te maken met manco’s van het politieonderzoek – zoals het niet (nader) horen van mogelijke verdere verdachten of getuigen, het niet (nader) confronteren van verdachten met de verklaringen van medeverdachten en het niet confronteren van aangevers met de foto’s van verdachten – en anderzijds met de (proces)houding van de verdachten.
Desondanks kan naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier het volgende worden afgeleid en wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
[medeverdachte 1] en verdachte houden zich in de avond van vrijdag 22 januari 2021 op in de omgeving van het station Spaarnwoude. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [naam] en nog enkele jongens zijn op dat moment in het centrum van Haarlem bij de Mc Donald’s. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] zijn in de woning van [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 1] belt [naam] en vraagt hem om samen met anderen naar het restaurant [restaurant] te komen. Volgens [medeverdachte 1] heeft hij daarbij tegen [naam] gezegd dat er dealers bij het NS station in Spaarnwoude waren, dat zij geld hadden en is aan [naam] gevraagd of zij geld wilden verdienen. Er is toen aan [medeverdachte 1] gevraagd of er ‘geript’ kon worden. Naar aanleiding hiervan worden er bij [medeverdachte 3] thuis messen opgehaald. [medeverdachte 5] ontvangt in de tussentijd een Whatsapp bericht van [medeverdachte 2] waarin onder andere staat dat hij en [medeverdachte 4] messen moeten meenemen. De hele groep verzamelt zich vervolgens bij [restaurant] . Volgens [medeverdachte 2] is bij het samenkomen van de groep over de beroving van de aangevers gesproken. Daarna loopt de groep naar het NS station Haarlem Spaarnwoude, er worden mondmaskers of andere gezichtsbedekkende kledingstukken opgedaan en de groep gaat achter de voor hen weg vluchtende groep van aangevers aan. De aangevers worden op een gegeven moment door de groep van verdachten ingehaald en door [medeverdachte 2] als eerste aangesproken. [benadeelde partij 5] wordt daarbij om een sigaret gevraagd en vervolgens wordt hij onder bedreiging van een mes gevraagd zijn spullen af te geven. [benadeelde partij 5] en vervolgens [benadeelde partij 6] zien kans weg te rennen, waarna de andere vier aangevers door meerdere jongens uit de groep van verdachten worden omsingeld en tegen een hek gedreven. Er worden door meerdere verdachten messen aan hen getoond en zij worden door meerdere verdachten gevraagd om alles te geven. Er zijn uiteindelijk een jas, een pet, een JBL muziekbox, een portemonnee, airpods, een horloge en een pinpas afgenomen van aangevers.
Door meerdere verdachten is bij de politie verklaard dat zij begrepen hadden dat er sprake was van een ruzie tussen [medeverdachte 1] en de andere groep (die van de aangevers), dat zij zich daarom verzameld hebben bij [restaurant] , dat zij messen hadden meegenomen onder het motto: je weet maar nooit, en dat zij achter de groep aangevers zijn gaan aan rennen. Echter, geen van de verdachten, ook [medeverdachte 1] niet, had ruzie met iemand van de aangevers. Verder is ook door geen van de aangevers verklaard dat er sprake was van een ruzie tussen de beide groepen of leden daarvan. Ook al zou bij aanvang van de samenkomst bij [restaurant] bij sommige verdachten nog de indruk hebben (kunnen) bestaan dat er sprake was van een ruzie met de aangevers, omdat wellicht niet iedereen uit de groep gehoord heeft dat een beroving zou gaan plaatsvinden, dan moet het een ieder van de verdachten gaande de achtervolging duidelijk zijn geworden dat er een beroving in de planning was, waarvan niemand zich vervolgens gedistantieerd heeft. De hiervoor omschreven gang van zaken heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de uiterlijke verschijningsvorm van een ruzie, die zou moeten worden uitgepraat, opgelost of uitgevochten. De groep van de aangevers is tijdens de achtervolging door niemand uit de groep van de verdachten aangesproken over een eventuele ruzie. De groep met de verdachten is, direct, nadat zij mondmaskers en andere gezichtsbedekkende kledingstukken hadden voorgedaan gaan rennen, heeft de vluchtende groep slachtoffers achtervolgd en heeft onder bedreiging met messen spullen van hen afgenomen dan wel zijn er onder bedreiging van messen spullen door de groep aangevers aan de verdachten afgestaan.
De rechtbank merkt nog op dat de verklaringen van respectievelijke verdachten bij de rechter-commissaris telkens slechts in hun eigen zaak voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat deze verklaringen niet in de dossiers van medeverdachten zijn gevoegd, met uitzondering van de verklaring van [medeverdachte 1] van 26 januari 2021 die op 14 januari 2022 in het dossier van verdachte is gevoegd.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden, of verdachte een strafrechtelijk relevante rol bij deze gang van zaken heeft gespeeld. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer worden afgeleid uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van verdachte. Het enkel aanwezig zijn bij een misdrijf is volgens vaste jurisprudentie onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en aldus van medeplegen.
Bij de beantwoording van de vraag of het medeplegen van de ten laste gelegde feiten door verdachte kan worden bewezen, is naar het oordeel van de rechtbank redengevend dat verdachte zich in de avond van vrijdag 22 januari 2021 in de omgeving van het station Spaarnwoude ophield samen met [medeverdachte 1] , die [naam] heeft gebeld en heeft gevraagd samen met anderen naar het restaurant [restaurant] te komen. Volgens [medeverdachte 1] heeft hij daarbij tegen [naam] gezegd dat er dealers bij het NS station in Spaarnwoude waren, dat zij geld hadden en aan [naam] gevraagd of zij geld wilden verdienen. Er is daarbij aan [medeverdachte 1] gevraagd of er ‘geript’ kon worden.
Verdachte heeft ter zitting van 17 januari 2022 bevestigd dat er geen ruzie of aanvaring is geweest tussen aangevers enerzijds en hem en/of [medeverdachte 1] anderzijds. Hij heeft voorts verklaard dat hij en [medeverdachte 1] met anderen wilden gaan chillen en slechts hebben besproken of zij de vriendengroep van [medeverdachte 1] of van hemzelf zouden bellen, waarop [medeverdachte 1] zijn vriendengroep heeft gebeld.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij geen weet van de voorgenomen beroving van aangevers heeft gehad omdat hij toen de groep ging rennen, een niet-pluis gevoel had en is omgedraaid, niet geloofwaardig. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij en verdachte een kennis van verdachte bij het NS station hebben gesproken, die wiet bij iemand uit de groep aangevers ging kopen. [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij en verdachte op het idee kwamen naar die jongens toe te gaan met de groep. Het was volgens [medeverdachte 1] een beetje de bedoeling te gaan kijken wat er zou gebeuren. [medeverdachte 1] verklaart ook dat verdachte als eerste naar boven liep en zei, dat de groep aangevers in de lift stond. Hij is gepusht ook mee te gaan, anders waren zij ‘pussy’s’, waarna verdachte en hij naar de hele groep slachtoffers liepen op welk moment hij, [medeverdachte 1] , heeft gezien dat [medeverdachte 4] een mes vasthield en op iemand gericht hield. [medeverdachte 1] verklaart ten slotte dat verdachte, toen de groep bij het station aankwam, heeft bevestigd dat dit de dealers waren.
Ook uit de verklaring van [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte en [medeverdachte 1] hen hadden gebeld met het idee de jongens te beroven. Ook zegt hij dat verdachte ‘vond dat ze het wel moesten doen en toen zijn ze erachter aan gegaan.’ [medeverdachte 1] en verdachte riepen dat ‘we ze moesten pakken en insluiten’.
Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij bij samenkomst van de groep heeft gehoord dat [medeverdachte 1] en verdachte de aangevers wilden beroven omdat zij dure merkkleding
en muziekboxen bij zich hadden. Volgens [medeverdachte 5] liepen [medeverdachte 1] en verdachte voorop.
Gelet op deze verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte bij de daadwerkelijke berovingen aanwezig is geweest, waarbij – zoals hiervoor overwogen – het een ieder van de verdachten gaande de achtervolging van de groep aangevers duidelijk moet zijn geworden dat er een beroving zou plaatsvinden.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden afgeleid dat verdachte tijdens de beroving een uitvoeringshandeling heeft verricht. Uit de verklaringen van aangevers blijkt echter dat zij door meerdere personen uit de groep van verdachten zijn omsingeld, met messen zijn bedreigd en beroofd. Dit vindt eveneens steun in de verklaring van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte een groot aandeel in de beroving heeft gehad omdat hij de groep van verdachten aanstuurde. Hij nam de leiding en aangevers moesten van hem worden ‘gepakt en ingesloten.’ Daarbij komt dat bij verdachte na zijn aanhouding door de politie niet alleen twee scharen in zijn linker jaszak zijn aangetroffen, maar ook een mes dat hij aan de binnenzijkant van zijn broek had geclipt. De uitleg van verdachte dat hij deze bij zich had omdat hij die middag had gevist, acht de rechtbank onder deze omstandigheden niet geloofwaardig, wat betreft het mes in het bijzonder, mede gelet op het door verdachte aangegeven tijdstip waarop hij gevist zou hebben, en de plek waar het mes is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan de ten laste gelegde feiten van voldoende gewicht en wezenlijk is geweest en dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten, gericht op de uitvoering van de feiten, dat is voldaan aan de voorwaarden voor de strafbare vorm van samenwerking die als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
  • een horloge (merk Fossil) en/of
  • een JBL muziekbox (type extreme 2),
die aan die [benadeelde partij 3] toebehoorden,
door die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]
  • messen te tonen en/of
  • stekende bewegingen met messen in de richting van bovengenoemde personen te maken en/of
  • dreigend om bovengenoemde personen heen gaan staan en/of
  • dreigend de woorden “Geef alles maar wat je heb,” althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
  • een telefoon (merk Iphone XR) en een portemonnee met inhoud en airpods en
  • een jas (merk Parajumpers) en een pet (merk The North Face) en een pinpas op naam van [naam] ,
die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen
  • [benadeelde partij 1] en
  • [benadeelde partij 2] en
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
  • messen te tonen en/of
  • stekende bewegingen met messen in de richting van bovengenoemde personen te maken en/of
  • dreigend om bovengenoemde personen heen gaan staan en/of
  • dreigend de woorden “Geef alles maar wat je heb,” althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen;
Feit 2:
hij op 22 januari 2021 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
goederen van zijn en/of zijn mededaders gading,
die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] ,
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door die [benadeelde partij 6]
  • een mes te tonen en
  • een mes bij de keel te houden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
voortgezette handeling van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en van feit 2:
poging diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 75 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en onder de bijzondere voorwaarden van een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van de proeftijd en met de medeverdachten voor de duur van een jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie.
Ten slotte is gevorderd dat het geschorste bevel tot bewaring wordt opgeheven.
7.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is subsidiair bepleit het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) tot het opleggen van enkel een deels voorwaardelijke werkstraf te volgen. Mocht verdachte al een aandeel in de strafbare feiten hebben gehad, is dat geen groot aandeel geweest.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de straatroof op 22 januari 2021 waarbij een groep van zes jongens in de buurt van het NS station Haarlem Spaarnwoude door een groep van tien of elf jongens, waarvan verdachte deel uitmaakte, is achtervolgd en onder bedreiging met messen is afgeperst en beroofd. Verdachte heeft daarbij mede het initiatief genomen en de groep aangestuurd. Daarmee heeft hij een wezenlijke rol gehad in de beroving.
Verdachte heeft kennelijk op geen enkel moment stilgestaan bij zijn rol in- en de gevolgen van de beroving voor de slachtoffers. Dit terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat straatroven, zeker door een grotere groep en onder bedreiging met messen, sterke gevoelens van angst, onveiligheid en onrust teweeg brengen bij de slachtoffers zelf, die daar nog lang last van kunnen hebben, en in de samenleving in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld of verdacht terzake van enig strafbaar feit;
  • het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de Raad, gedateerd 30 december 2021.
Het rapport van de Raad van 30 december 2021 houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Ten tijde van het delictgedrag had de Raad zorgen omtrent de opvoedsituatie van verdachte. De Raad had tevens zorgen over de ernst van de verdenkingen en ook over de omgang met leeftijdsgenoten met een slechte invloed, gebrek aan zinvolle vrijetijdsbesteding en toezicht, middelengebruik, emotieregulatieproblemen en schoolgang.
De Raad ziet in de huidige situatie voornamelijk beschermende factoren. Er is veel veranderd in het leven van verdachte, waardoor de kans op recidive als laag wordt ingeschat. Sinds zijn schorsing bijna een jaar geleden maakt verdachte een grote positieve ontwikkeling door. Sinds de voorgeleiding verblijft verdachte bij een woongroep van Kenter Jeugdhulp, waar hij de nodige begeleiding en hulp geboden krijgt. Hij houdt zich aan afspraken, overlegt met de groepsleiding, vertoont positief gedrag en vraagt om/accepteert hulp. Hij houdt zich tevens aan de afspraken met de jeugdreclassering. Zijn avondklok is daarom opgeheven. Daarnaast heeft verdachte een IFA-coach gehad. Het hoofddoel was om geen politiecontact meer te hebben en dat is gelukt. De IFA-coach is daarom aan het afronden.
Verdachte en zijn moeder hebben dagelijks en goed contact. Daarnaast ervaart verdachte steun van zijn broer en zussen. Ook heeft hij een vriendin met wie hij veel tijd door brengt. De Raad ziet een grote beschermende factor met betrekking tot het risico op recidive in de dagbesteding die verdachte heeft. Hij loopt vier dagen per week stage, waarbij hij als schilder werkt, en volgt één dag per week onderwijs.
De eerdere zorgen van de Raad spelen nauwelijks meer. Een aandachtspunt blijft eventueel nog het middelengebruik van verdachte en het nog meer leren uiten van zijn emoties.
Om herhaling in de toekomst te voorkomen vindt de Raad het nodig dat verdachte de positieve ontwikkeling van het afgelopen jaar voortzet. Het is belangrijk dat hij zijn diploma behaalt en bezig is met zijn toekomst. Ook is het belangrijk dat hij gebruik maakt van de mogelijkheid om tot zijn drieëntwintigste bij Kenter Jeugdhulp te verblijven. Hier kan gewerkt worden aan zelfstandigheid middels begeleid wonen/kamertraining.
Indien verdachte schuldig bevonden wordt, is de Raad van mening dat een werkstraf op zijn plaats is om verdachte een signaal te geven dat delictgedrag onacceptabel is.
De Raad ziet geen noodzaak tot het volgen van een leerstraf voor verdachte. Hij krijgt voldoende hulp om zijn vaardigheden, voor zo ver dat nodig is, te vergroten.
De Raad heeft tevens een jeugdreclasseringsmaatregel overwogen, maar ziet hier in de huidige situatie geen aanleiding voor. Verdachte is niet meer met politie in aanraking gekomen, er wordt een laag risico op recidive gezien en verdachte kan bij Kenter Jeugdhulp blijven wonen, waar hij de nodige begeleiding krijgt. Ook dat verlaagt het recidiverisico. Wanneer verdachte verantwoordelijk wordt gesteld voor het tenlastegelegde en hij een werkstraf opgelegd krijgt, kan het verdachte helpen als deze deels voorwaardelijk wordt opgelegd als stok achter de deur. De Raad hoopt dat er in de strafmaat rekening gehouden wordt met de positief veranderde omstandigheden van verdachte en zijn volle agenda met zinvolle dagbesteding, omdat dit een belangrijke factor is die het recidiverisico verkleint.
De Raad heeft zijn advies ter zitting van 17 januari 2022 gehandhaafd en daaraan toegevoegd dat een zwaardere straf geen meerwaarde zou hebben voor het verlagen van het recidiverisico, terwijl een jeugddetentie schadelijk zou zijn voor verdachte.
De jeugdreclassering/jeugdbescherming, de IFA-coach en de woongroep begeleiding hebben zich ter terechtzitting achter het advies van de Raad geschaard.
Alles afwegende, in het bijzonder gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het aandeel van verdachte daarin, het als laag ingeschatte recidiverisico, het uitgebrachte strafadvies, de daarin genoemde beschermende factoren, de proceshouding van verdachte bij de politie en ook ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie, moet worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een first offender is en dat hij zich in de afgelopen twaalf maanden in het kader van zijn voorlopige hechtenis en de schorsing daarvan aan de fors belastende voorwaarden, waaronder huisarrest, heeft gehouden en een grote positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Hoewel ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf pleegt te worden opgelegd zoals ook door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en de positieve ontwikkeling van verdachte in het laatste jaar, zoals hiervoor weergegeven, aanleiding dat in dit geval niet te doen.
De rechtbank zal bepalen dat de opgelegde werkstraf binnen een termijn van achttien maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.327,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bedraagt € 327,- en bestaat uit € 150,- voor het weggenomen horloge van het merk Fossil en € 177,- voor de weggenomen muziekbox van het merk JBL, type extreme 2. De gestelde immateriële schade bedraagt € 5.000,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, primair omdat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken en subsidiair omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en niet eenvoudig ter zitting vast te stellen. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de schadevergoeding fors te matigen.
De
rechtbankis van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 277,- (bestaande uit € 100,- voor het horloge en € 177,- voor de muziekbox) rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. cumulatief bewezen verklaarde feiten. De rechtbank houdt hierbij rekening met de afschrijving van het horloge, dat in december 2019 door de benadeelde partij, zoals ter zitting door de raadsvrouw van de benadeelde partij aangegeven, is aangeschaft, waardoor de dagwaarde thans lager ligt.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Slachtoffers van straatroven onder bedreiging van een mes ervaren psychische klachten en voelen zich nog lang onveilig. Dat is een feit van algemene bekendheid. Daarom acht de rechtbank een vergoeding voor deze immateriële schade passend en geboden. Echter, de rechtbank vindt geen aansluiting bij de door de raadsvrouw van de benadeelde partij genoemde zaken, waarbij zeer ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers zijn vastgesteld. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt immers niet waaruit de psychische gevolgen concreet bestaan en dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft laten stellen van een deskundige, waarvan in de door haar aangehaalde uitspraken sprake was.
De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en zijn drie medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal ieder van die vier verdachten voor het eigen aandeel in de beroving van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] , namelijk voor een vierde, aansprakelijk stellen, waardoor verdachte geen contact hoeft te onderhouden met de medeverdachten. In het geval van verdachte gaat dit om € 69,25 voor de materiële schade (bestaande uit € 25,- voor het horloge en € 44,25 voor de muziekbox) en om € 250,- voor de immateriële schade.
In zoverre zal de vordering dan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 319,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. cumulatief bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van straatroof) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, primair omdat verdachte van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken en subsidiair omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en niet eenvoudig ter zitting vast te stellen. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de schadevergoeding fors te matigen.
De
rechtbankis van oordeel dat de immateriële schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. cumulatief bewezen verklaarde feiten. De rechtbank komt vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Slachtoffers van straatroven onder bedreiging van een mes ervaren psychische klachten en voelen zich nog lang onveilig. Dat is een feit van algemene bekendheid. Daarom acht de rechtbank een vergoeding voor deze immateriële schade passend en geboden. Echter, de rechtbank vindt geen aansluiting bij de door de raadsvrouw van de benadeelde partij genoemde zaken, waarbij zeer ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers zijn vastgesteld. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt immers niet waaruit de psychische gevolgen concreet bestaan en dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft laten stellen van een deskundige, waarvan in de door haar aangehaalde uitspraken sprake was.
De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en zijn drie medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal ieder van die vier verdachten voor zijn eigen aandeel in de beroving van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] , namelijk voor een vierde, aansprakelijk stellen, waardoor verdachte geen contact hoeft te onderhouden met de medeverdachten. In het geval van verdachte gaat dit om € 250,- voor de immateriële schade.
In zoverre zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. cumulatief bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van straatroof) aanleiding ter zake van de vordering van
de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 47, 56, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de hiervoor onder 4.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdtachtig (180) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door negentig (90) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten vier (4) dagen, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 319,25, bestaande uit € 69,25 voor de materiële en € 250,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 319,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 250,-en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot bewaring van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. M.C.A. Onderwater en G.D. de Jong, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Hausenblasová,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2022.