In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind, na een uithuisplaatsing van 3,5 jaar. De minderjarige was in de thuissituatie blootgesteld aan spanningen en huiselijk geweld, wat leidde tot een onveilige en onzekere omgeving. De ouders, hoewel de vader niet meer verslaafd is aan alcohol, hebben onvoldoende positieve ontwikkelingen laten zien en zijn niet in staat gebleken om aan de behoeften van hun kind te voldoen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de ouders te beëindigen en de Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende leerbaar zijn en niet inzien wat hun aandeel is in de problematiek van de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de ouders om een contra-expertise af te wijzen, omdat er geen nieuwe inzichten te verwachten zijn die de situatie van de minderjarige zouden verbeteren. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen, om zo de ontwikkeling en stabiliteit van de minderjarige te waarborgen.