ECLI:NL:RBNHO:2022:8735

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
C/15/331045 / FA RK 22-3841
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot minderjarigen en gebruik van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.C. Mens, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de toevertrouwing van de minderjarigen aan haar. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.R.S. Ramhit, heeft verweer gevoerd en stelde dat er geen sprake was van een echtelijke woning, aangezien partijen nooit samen hebben gewoond in de woning waar het verzoek op betrekking had. De rechtbank oordeelde dat partijen nog gehuwd zijn, ondanks de door de man overgelegde echtscheidingsuitspraak van een islamitische rechtbank in Libanon. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te spreken van een echtelijke woning en wees het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de woning af. Wat betreft de zorgregeling bereikten partijen overeenstemming, waarbij de kinderen iedere woensdag bij de man verblijven. De rechtbank heeft de minderjarigen aan de vrouw toevertrouwd en de zorgregeling vastgesteld, waarbij de man de kinderen uit school haalt en naar de vrouw brengt. De beschikking is gegeven door mr. F.C. Bakker, rechter, en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/331045 / FA RK 22-3841
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 29 september 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.C. Mens, kantoorhoudende te Hoofddorp,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. W.R.S. Ramhit, kantoorhoudende te Hoofddorp.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw ingekomen op 16 augustus 2022;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 12 september 2022;
- het verweerschrift, met bijlage, van de man ingekomen op 14 september 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 15 september 2022 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. A.C. Mens en een tolk en de man door mr. W.R.S. Ramhit en een tolk.
De advocaat van de vrouw heeft ter zitting een mailwisseling met het COA overgelegd.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn in [jaar] in [huwelijksplaats] , Libanon met elkaar gehuwd. Uit het uittreksel basisregistratie personen (BRP) van de vrouw volgt dat het huwelijk op [datum 1] is gesloten en uit het uittreksel BRP van de man volgt dat het huwelijk op [datum 2] is gesloten.
2.2.
De minderjarigen kinderen van partijen zijn::
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats] , Libanon;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] , Libanon;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] , Libanon.
2.3.
De vrouw heeft de Syrische nationaliteit en de man en de kinderen hebben de Libanese nationaliteit.

3.Beoordeling

toevertrouwing minderjarigen
3.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de minderjarigen aan haar worden toevertrouwd.
Hoewel de man ermee instemt dat de kinderen voorlopig aan de vrouw worden toevertrouwd, heeft hij verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel de verzoeken van de vrouw af te wijzen. De man heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het huwelijk van partijen reeds in Libanon is ontbonden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de man een rechtelijke uitspraak inzake de echtscheiding tussen partijen van de islamitische rechtbank te [huwelijksplaats] , Libanon van 1 juli 2017 overgelegd.
3.2.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van de Brussel II-bis Verordening bevoegd om kennis te nemen van het verzoek. Op grond van artikel 15, eerste lid, van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlandse recht van toepassing.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Aan de rechtbank is niet gebleken wat de burgerlijke staat van partijen is en of ze al dan niet rechtsgeldig naar Libanees recht waren gescheiden voordat de man naar Nederland immigreerde en tegenover de Nederlandse autoriteiten verklaarde gehuwd te zijn. De man heeft verklaard dat hij, ondanks de door hem overgelegde echtscheidingsuitspraak, ervan uitging dat hij, toen hij in juni 2018 in Nederland arriveerde, nog rechtsgeldig gehuwd was. Volgens hem was het huwelijk op dat moment nog niet ingeschreven in de daartoe bestemde registers en hadden partijen nog geen afschrift van de echtscheidingsdocumenten ontvangen. De vrouw heeft gesteld dat het huwelijk nooit ontbonden is, omdat partijen binnen anderhalve maand na 1 juli 2017 het huwelijk met behulp van een geestelijke hebben hersteld. Dit is mogelijk volgens de in Libanon geldende islamitische wetgeving, aldus nog steeds de vrouw. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank er in het kader van de voorlopige voorzieningen vooralsnog vanuit gaat dat partijen nog gehuwd zijn en dat deze rechtbank bevoegd is te beslissing over de gevraagde voorlopige voorzieningen.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de toevertrouwing van de minderjarigen als niet inhoudelijk weersproken toewijzen, nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich daartegen verzet.
echtelijke woning
3.4.
De vrouw heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
De man heeft daartegen verweer gevoerd.
3.5.
Gelet op artikel 4, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
3.6.
Partijen twisten over de vraag of er sprake is van een echtelijke woning. De man stelt dat hij in Nederland nooit met de vrouw heeft samengewoond, dat hij altijd zijn eigen woning heeft gehad (zo ook aan de [adres 1] in [woonplaats] waar hij nog steeds woont), dat hij niets weet van een huurovereenkomst die de vrouw heeft gesloten ten aanzien van de woning aan [adres 2] in [woonplaats] en ook daar nooit met de vrouw heeft gewoond.
De vrouw stelt dat zij niet formeel met de man heeft samengewoond aan de [adres 1] in [woonplaats] en daar ook niet stond ingeschreven, maar dat zij daar wel regelmatig heeft verbleven. De man heeft samen met haar de huurovereenkomst voor [adres 2] in [woonplaats] gesloten maar heeft daar niet samen met haar gewoond.
Bij deze stand van zaken is er onvoldoende houvast om te spreken van een echtelijke woning zoals bedoeld in artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. In de verhouding tussen partijen is dat ook geen probleem, omdat ter zitting is gebleken dat de man alleen gebruik wil maken van de bij hem in gebruik zijnde woning aan de [adres 1] en er geen enkel bezwaar tegen heeft dat de vrouw uitsluitend gebruik maakt van bij haar in gebruik zijnde woning aan [adres 2] . De rechtbank zal het verzoek van de vrouw daarom afwijzen.
zorgregeling
3.7.
De man heeft verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen, waarbij de man iedere woensdag van 12.00 uur tot 20.00 uur de zorg heeft voor de minderjarigen en waarbij de man brengt en haalt.
3.8.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van de Brussel II-bis Verordening bevoegd om kennis te nemen van het verzoek. Op grond van artikel 15, eerste lid, van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlandse recht van toepassing.
3.9.
Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt over zorgregeling, inhoudende dat de kinderen iedere woensdag uit school tot 20.00 uur bij de man verblijven, waarbij de man de kinderen uit school haalt en naar de vrouw brengt. De rechtbank zal aldus beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van de kinderen zich tegen deze regeling verzet.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de minderjarigen [geslachtsnaam] :
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats] , Libanon,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] , Libanon,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] , Libanon,
worden toevertrouwd aan de vrouw;
4.2.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
de voornoemde minderjarigen verblijven bij de man iedere woensdag uit school (en wanneer er geen school is: vanaf 12.00 uur) tot 20.00 uur, waarbij de man de minderjarigen haalt en brengt;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.C. Bakker, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2022.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.