ECLI:NL:RBNHO:2022:8687

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
9784050 \ CV EXPL 22-1209
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële ontbinding van overeenkomst wegens non-conformiteit van geleverde rolluiken

In deze zaak heeft de kantonrechter te oordelen over een geschil tussen een consument en een aannemer betreffende de levering en plaatsing van rolluiken. De consument, eiser, heeft de aannemer, gedaagden, aangeklaagd omdat de geleverde rolluiken niet voldeden aan de overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aannemer tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door rolluiken te leveren die non-conform waren. De consument heeft herhaaldelijk klachten geuit over de rolluiken, maar de aannemer heeft niet tijdig of adequaat gereageerd op deze klachten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden moet worden, omdat de aannemer niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. De consument heeft recht op terugbetaling van een deel van het betaalde bedrag en op schadevergoeding. De tegenvordering van de aannemer is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft de aannemer veroordeeld tot betaling van € 10.000,00 aan de consument, alsook tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9784050 \ CV EXPL 22-1209
Uitspraakdatum: 29 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. T. Hoekx-Audiffred
tegen

1.[gedaagde 1]

wonende te [woonplaats 2]
2.
[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats 3]
gedaagden
gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer
Gedaagden zullen hierna gezamenlijk en in enkelvoud [gedaagden] worden genoemd. Afzonderlijk zullen zij respectievelijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of de overeenkomst tussen een consument en een aannemer voor het leveren en plaatsen van rolluiken – al dan niet gedeeltelijk – ontbonden moet worden. De kantonrechter oordeelt dat de aannemer tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst door rolluiken te leveren die niet aan de overeenkomst voldeden. Omdat de aannemer niet tijdig tot herstel of vervanging van de rolluiken is overgaan, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk ontbinden. Omdat een deel van de overeenkomst wel correct is nagekomen, heeft de consument slechts recht op terugbetaling van een deel van het door hem betaalde bedrag. Ook moet de aannemer de door de consument geleden schade vergoeden. De door de aannemer ingestelde tegenvordering wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 7 maart 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagde 1] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 30 augustus 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 4 juli 2022 een reactie op de tegenvordering toegezonden, en [gedaagde 1] bij brief van 16 augustus 2022 een akte met aanvullende stukken.
1.3.
[gedaagde 2] heeft niet op de dagvaarding gereageerd en is ook niet op de zitting verschenen. [gedaagde 1] en zijn gemachtigde hebben ter zitting echter verklaard dat [gedaagde 2] het aan hen overlaat, zodat de reactie van (de gemachtigde van) [gedaagde 1] , zowel schriftelijk als ter zitting, wordt beschouwd als ook te zijn gegeven namens [gedaagde 2] .

2.De feiten

2.1.
In april 2017 hebben partijen een overeenkomst gesloten voor het leveren en plaatsen van achttien rolluiken voor de woning van [eiser] .
2.2.
Medio 2017 zijn de rolluiken geplaatst. [gedaagden] heeft zestien rolluiken zelf geleverd en geplaatst en twee rolluiken zijn geplaatst door een onderaannemer.
2.3.
[gedaagden] heeft [eiser] hiervoor twee facturen toegestuurd, te weten één factuur van € 7.750,00 en één factuur van € 5.788,00. Beide facturen heeft [eiser] aan [gedaagden] betaald.
2.4.
Op 2 september 2019 stuurt [eiser] [gedaagde 1] via Whatsapp een aantal foto’s met daarbij het volgende bericht:
‘Hey [gedaagde 1] alle bakken van de rolluiken gaan kapot.. de verf zit allemaal lucht onder…..kan je mij de contact gegevens van de leverancier geven….ik wil hem bellen want dit is niet normaal’
[gedaagde 1] antwoordt diezelfde dag: ‘
Heb het doorgegeven aan [gedaagde 2]
2.5.
Op 1 oktober 2019 komt [gedaagde 1] zelf kijken en maakt foto’s. Op 7 oktober 2019 stuurt [eiser] via Whatsapp nog het volgende bericht:
‘De rolluik voor mijn kantoordeur gaat niet goed open, hij blijft te laag waardoor de deur niet open kan.’
[gedaagde 1] antwoordt diezelfde dag: ‘
Rond half 4 komt [naam 1] langs’
2.6.
Tussen mei 2020 en september 2020 heeft [eiser] diverse keren aan [gedaagde 1] gevraagd wanneer er wat gedaan gaat worden aan de rolluiken. [gedaagde 1] heeft [eiser] in reactie hierop laten weten dat hij in overleg is met zijn leverancier en vraagt [eiser] foto’s te sturen, wat [eiser] doet. Op 29 december 2020 stuurt [gedaagde 1] uiteindelijk het volgende bericht aan [eiser] :
‘Hoi [eiser] .
Ik heb het voor elkaar
De rolluiken worden er door mij en [gedaagde 2] afgehaald.
Deze worden hersteld, nieuwe kappen en nieuwe lamellen.
En worden opnieuw opgehangen door mij en [gedaagde 2] .
Groetjes [gedaagde 1] .’
2.7.
In maart 2021 laat [eiser] zijn gevel reinigen.
2.8.
In september 2021 stuurt [eiser] nog meer berichten met foto’s aan [gedaagde 1] en deelt mede dat een rolluik niet meer open gaat. Ook vraagt hij wanneer het probleem met de rolluiken zal worden opgelost.
2.9.
Op 3 november 2021 zijn de rolluiken door [gedaagden] van de woning van [eiser] afgehaald.
2.10.
Op 27 december 2021 stuurt [eiser] [gedaagden] een ingebrekestelling waarin [eiser] [gedaagde 1] sommeert uiterlijk 10 januari 2022 de gereviseerde rolluiken terug te hangen.
2.11.
N.M. Horsystemen verricht in opdracht van [gedaagde 1] gedurende 45 uur werkzaamheden aan de rolluiken van [eiser] . Op 20 januari 2022 zet [gedaagde 1] de gereviseerde kappen en lamellen van [eiser] vervolgens in een aanhanger bij [eiser] in de straat en stuurt een onderaannemer bij [eiser] langs om de gereviseerde rolluiken op te hangen. Die dag stuurt [eiser] [gedaagde 1] het volgende bericht:
‘(…) Ik heb je net telefonisch proberen te bereiken 10:47 uur maar kreeg je voicemail en deze heb ik ingesproken.
[naam 2] heeft je foto’s gestuurd (9.55 uur). Bij aankomst zag hij vanuit zijn auto gelijk gebreken. Hierop heb je nog niet gereageerd. Nu zitten deze jongens hier niets te doen.
Mijn conclusie is dat de rolluiken non-conform zijn en ze voldoen niet aan wat ik redelijkerwijs had mogen verwachten. Ik accepteer de staat van de rolluiken niet en laat deze nu ook niet monteren door de monteurs.
Onder protest laat ik ze wel de rolluiken monteren voor de slaapkamers van onze jongens, dit zijn er 3 in totaal. De rest laten we in de aanhanger liggen.
Ik kom heel graag in gesprek met je, en dan het liefst face to face om deze situatie uit te spreken en gezamenlijk naar een oplossing te gaan. Graag wil ik dit voor 1 februari 2022 gezamenlijk oplossen.
Graag verneem ik je reactie (…)’
2.12.
Per mail van 25 januari 2022 schrijft [gedaagde 1] aan [eiser] dat de schade aan de rolluiken niet meer onder de garantie van de overeenkomst valt en dat de revisiewerkzaamheden uit coulance zijn uitgevoerd. Hij vindt dat hij daarmee zelfs meer heeft gedaan dan waartoe hij verplicht was.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert primair een verklaring voor recht dat [gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en in verzuim is komen te verkeren. Verder vordert [eiser] ontbinding van de overeenkomst, voor zover die niet is nagekomen, en veroordeling van [gedaagden] tot terugbetaling van het door [eiser] aan [gedaagden] betaalde bedrag van € 13.538,00 en tot betaling van een bedrag van € 2.501,27 aan schadevergoeding. Subsidiair vordert [eiser] dat [gedaagden] wordt veroordeeld tot herstel dan wel vervanging van de rolluiken en meer subsidiair dat hij wordt veroordeeld om de door hem gedane belofte/toezegging na te komen om de kappen en lamellen te herstellen/te vervangen, aan welke veroordelingen [eiser] een dwangsom gekoppeld wil hebben. In alle gevallen vordert [eiser] dat [gedaagden] wordt veroordeeld tot betaling van € 1.126,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de door [gedaagden] geleverde en geïnstalleerde rolluiken non-conform zijn en dat [gedaagden] niet, althans niet tijdig en niet voldoende tot herstel dan wel vervanging is overgegaan. [eiser] wil daarom dat de overeenkomst wordt ontbonden. Als gevolg van deze ontbinding heeft [eiser] recht op terugbetaling van het door hem betaalde bedrag en op vergoeding van de door hem geleden schade, die hij heeft geleden omdat de vervangende rolluiken die hij nu moet gaan aanschaffen inmiddels duurder zijn geworden.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagden] betwist de vordering. Hij erkent dat er beschadigingen op de rolluiken aanwezig zijn die niet passen bij de kwaliteit van de rolluiken die partijen zijn overeengekomen, maar betwist dat deze beschadigingen zijn ontstaan doordat hij een ondeugdelijk product heeft geleverd. Volgens [gedaagden] zijn de beschadigingen ontstaan doordat [eiser] onvoldoende onderhoud heeft uitgevoerd aan de rolluiken en de gevel van zijn woning heeft laten reinigen. Hierdoor is er vuil en stof in de bakken terecht gekomen wat vervolgens de beschadigingen heeft veroorzaakt. Doordat [gedaagden] niet tekort is geschoten, is er geen grondslag voor ontbinding van de overeenkomst en moet de vordering van [eiser] worden afgewezen. Daar komt nog bij dat [gedaagden] er alles aan heeft gedaan om de schade desondanks zoveel mogelijk te verhelpen, maar dat [eiser] heeft geweigerd de gereviseerde rolluiken terug te laten plaatsten.
4.2.
[gedaagden] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt de gereviseerde rolluiken af te nemen, onder verbeurte van een dwangsom. Verder vordert [gedaagden] dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling € 3.852,88 aan kosten voor de herstelwerkzaamheden die N.M. Horsystemen aan de rolluiken heeft uitgevoerd en bij [gedaagden] in rekening heeft gebracht, vermeerderd met rente. Omdat de beschadigingen door toedoen van [eiser] zijn ontstaan, komen deze kosten voor zijn rekening. Daarnaast vordert [gedaagden] betaling van de proceskosten.
4.3.
Op het verweer van [eiser] tegen de tegenvordering wordt, voor zover van belang, bij de beoordeling verder ingegaan.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagden] non-conforme rolluiken aan [eiser] heeft geleverd en daardoor tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en of de tussen partijen gesloten overeenkomst als gevolg daarvan (partieel) ontbonden kan worden.
Zijn de rolluiken non-conform?
5.2.
Op grond van de wet beantwoordt een afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst wanneer zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen van de verkoper over de zaak, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen. [1]
5.3.
Partijen zijn het erover eens dat de beschadigingen zoals die bij de rolluiken van [eiser] (uiteindelijk) zijn geconstateerd, te weten dat de verf is gaan bladderen en er sprake is van oxidatie, niet te verwachten zijn bij normaal gebruik van de rolluiken die geleverd zijn, zeker niet binnen twee jaar na plaatsing. [gedaagden] betwist echter dat hierdoor sprake is van non-conformiteit van de rolluiken. [gedaagden] voert daartoe aan dat deze beschadigingen zijn ontstaan doordat [eiser] de rolluiken niet goed heeft onderhouden en de gevel van zijn woning in maart 2021 heeft laten reinigen. Anders gezegd, de door [gedaagden] geleverde rolluiken voldeden wel aan de overeenkomst, maar de schade aan de rolluiken is door [eiser] zelf veroorzaakt doordat hij de rolluiken niet goed heeft behandeld.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken dat de schade het gevolg is van het handelen door [eiser] zelf. Dat baseert de kantonrechter op het volgende. [eiser] klaagt voor het eerst op 2 september 2019 bij [gedaagde 1] over de rolluiken en stuurt dan ook foto’s mee. Vervolgens gaat [gedaagde 1] op 1 oktober 2019 zelf kijken bij de rolluiken en maakt ook foto’s. Daarmee gaat hij naar zijn leverancier. Vervolgens bericht hij op 29 december 2020 dat hij “
het voor elkaar heeft”, dat de rolluiken worden hersteld en dat er “
nieuwe kappen en nieuwe lamellen” komen. Kennelijk oordeelt [gedaagden] op dat moment, in overleg met de leverancier, dus al, dat de rolluiken niet voldoen aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Op de zitting heeft [gedaagde 1] nog aangegeven dat hij dit alleen uit coulance heeft toegezegd, maar dat blijkt nergens uit. Pas veel later geeft [gedaagde 1] voor het eerst aan dat hij de herstelwerkzaamheden uit coulance heeft laten uitvoeren. Als de herstelwerkzaamheden echt uit coulance zouden zijn gedaan, had het op de weg van [gedaagden] gelegen om dat ook zo te vermelden en [eiser] te waarschuwen dat de schade was veroorzaakt door zijn eigen handelen, zodat het na het herstel niet opnieuw zou gebeuren. Dit is echter niet gemeld, althans dat is gesteld noch gebleken.
5.5.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat schade is ontstaan door onvoldoende onderhoud en door het reinigen van de gevel heeft [gedaagden] nog verwezen naar een verklaring van de leverancier van de rolluiken, N.M. Horsystemen, en naar een toelichting van de leverancier van de onderdelen, Alulux GmbH. De kantonrechter volgt [gedaagden] echter niet in zijn standpunt dat uit die stukken blijkt dat de schades aan de lamellen zijn ontstaan door onvoldoende onderhoud en het reinigen van de gevel. De toelichting van Alulux op de geleverde onderdelen geeft slechts in algemene zin weer dat schades en slijtage te verwachten zijn als de rolluiken niet regelmatig worden gereinigd en vuil zich daardoor ophoopt. Uit de toelichting blijkt echter niet dat Alulux de rolluiken van [eiser] daadwerkelijk zelf heeft bekeken en op basis daarvan tot de conclusie is gekomen dat de beschadigingen aan de rolluiken van [eiser] zijn veroorzaakt doordat de rolluiken onvoldoende zijn schoongemaakt. Overigens heeft [eiser] ook betwist dat hij de rolluiken onvoldoende heeft gereinigd. De conclusie dat gebrek aan onderhoud door [eiser] de oorzaak van de schade is, kan ook niet worden getrokken op basis van de verklaring van N.M. Horsystemen. N.M. Horsystemen geeft weliswaar aan dat zij, op het moment dat zij de rolluiken binnen kregen, hebben vastgesteld dat er sprake was van schimmel, deuken, krassen, zand en oxidatie, maar in de verklaring wordt ook aangegeven dat zij hiervoor geen verklaring kunnen geven. Oftewel, ook hieruit blijkt niet dat de schades in dit geval zijn ontstaan door onvoldoende onderhoud. Daarbij is vooral van belang dat N.H. Horsystemen de rolluiken pas heeft gezien nadat deze in november 2021 van de woning van [eiser] zijn verwijderd, terwijl [eiser] al in september 2019 voor het eerst bij [gedaagde 1] heeft geklaagd over beschadigingen aan de rolluiken. N.H. Horsystemen heeft dus niet kunnen beoordelen hoe erg de rolluiken in 2019 al beschadigd waren en of die beschadigingen al dan niet paste bij normaal gebruik van de rolluiken. Daarbij komt dat er tussen het melden van de gebreken in september 2019 en het bekijken van de gebreken door N.M. Horsystemen na november 2021 zoveel tijdsverloop zit, dat niet kan worden uitgesloten dat de schade in die tussenliggende periode – waarin [gedaagden] dus al had geconstateerd dat er iets moest gebeuren, maar er niets gebeurde – is verergerd. Dat laatste kan uiteraard niet aan [eiser] worden toegerekend.
5.6.
Ook aan het verweer dat de schades zijn ontstaan doordat [eiser] de gevel van zijn woning heeft laten reinigen, gaat de kantonrechter voorbij. Nog los van de vraag of de beschadigingen daardoor echt veroorzaakt kunnen zijn, is niet weersproken dat [eiser] pas in 2021 zijn gevel heeft laten reinigen, zodat dat niet de oorzaak kan zijn van de al in 2019 geconstateerde beschadigingen, die op dat moment – in elk geval voor [gedaagden] – al aanleiding gaven om de rolluiken te (laten) vervangen, althans te herstellen, zoals [gedaagde 1] aangaf in zijn mail van 29 december 2020.
5.7.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat [gedaagden] tegenover de gemotiveerde betwisting van [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de beschadigingen zijn veroorzaakt door onvoldoende onderhoud of het reinigen van de gevel door [eiser] , zodat aan verdere bewijslevering niet wordt toegekomen. De conclusie is dat de door [gedaagden] geleverde en geplaatste rolluiken non-conform zijn.
Moet de tussen partijen gesloten overeenkomst ontbonden worden?
5.8.
Als een geleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, is de koper bevoegd de overeenkomst te ontbinden. Deze bevoegdheid ontstaat echter pas wanneer herstel en vervanging niet mogelijk zijn of niet van de verkoper gevergd kunnen worden, dan wel dat de verkoper nalaat binnen een redelijke termijn tot herstel of vervanging over te gaan. [2]
5.9.
[gedaagden] heeft nog aangevoerd dat hij de schade heeft willen herstellen, maar dat [eiser] dit heeft verhinderd doordat hij op 20 januari 2022 heeft geweigerd dat de rolluiken zouden worden teruggeplaatst. Dit verweer faalt echter. [gedaagde 1] heeft tijdens de zitting erkend dat bij het herstellen van de rolluiken de zijkappen zijn vervangen, maar de frontkappen niet. Uit de door [gedaagde 1] gedane toezegging blijkt echter niet dat alleen de zijkappen zouden worden vervangen. Sterker nog, [gedaagde 1] heeft toegezegd de rolluiken te zullen herstellen door “nieuwe kappen en nieuwe lamellen” op te komen hangen. Op basis van die toezegging mocht [eiser] er dan ook van uitgaan dat ook de frontkappen zouden worden vervangen. Omdat dat niet is gedaan, hoefde [eiser] de gereviseerde rolluiken niet te laten terugplaatsen en kan de gevraagde ontbinding van de overeenkomst worden toegewezen.
Gevolgen van de ontbinding
5.10.
Een ontbinding brengt met zich mee dat partijen de reeds ontvangen prestaties ongedaan moeten maken. [3] Dat betekent in dit geval dat [gedaagden] de koopprijs van de non-conforme rolluiken moet terugbetalen aan [eiser] en dat [eiser] alle rolluiken moet teruggeven aan [gedaagden] , ook de twee rolluiken die wel goed waren. Daarbij komt dat [eiser] gedurende een aantal jaren wel gebruik heeft kunnen maken van de rolluiken, welk gebruik niet meer ongedaan gemaakt kan worden. Op grond van art. 6:272 BW komt hiertegenover een waardevergoeding te staan.
5.11.
Om vast te stellen welk bedrag [gedaagden] aan [eiser] terug moeten betalen, sluit de kantonrechter aan bij hetgeen partijen hierover op de zitting hebben gezegd. Tijdens de zitting is toegelicht dat [eiser] in 2017 twee facturen van [gedaagden] heeft ontvangen. De eerste factuur van € 7.750,00 zag op de door [gedaagden] zelf geplaatste rolluiken en de tweede factuur van € 5.788,00 op de rolluiken die door de onderaannemer zijn geplaatst en de overige, wel goed verrichte werkzaamheden. Omdat [eiser] heeft erkend dat de door de onderaannemer geplaatste rolluiken wel goed zijn, zodat de tweede factuur gewoon verschuldigd is, begroot de kantonrechter de waarde van de non-conforme rolluiken op € 7.750,00.
5.12.
[eiser] maakt verder aanspraak op een bedrag van € 2.501,27 aan schadevergoeding, omdat de nieuwe rolluiken die hij nu moet gaan bestellen inmiddels duurder zijn geworden. Gedeeltelijk kan [eiser] deze schade op [gedaagden] verhalen, maar daarbij geldt ook dat deze nieuw te plaatsen rolluiken uiteraard weer langer mee zullen gaan dan de rolluiken die in 2017 zijn geplaatst, zouden zijn meegegaan als ze wel van voldoende kwaliteit zouden zijn geweest. Er moet dus een zogenaamde “nieuw voor oud” correctie op dit bedrag plaatsvinden. Daartegenover moet [eiser] , zoals hiervoor overwogen, op zijn beurt nog de waardevergoeding voor het gebruik van de rolluiken gedurende een aantal jaar aan [gedaagden] betalen. De kantonrechter zal de waardevergoeding en de schade vaststellen door deze te schatten, zoals bedoeld in art. 6:97 BW. Daarbij gaat de kantonrechter er schattenderwijs van uit dat de tijd dat [eiser] wel gebruik heeft kunnen maken van de oude rolluiken ongeveer gelijk zal zijn aan de tijd dat de nieuwe rolluiken langer zullen meegaan. De kantonrechter zal [gedaagden] daarom voor de terugbetaling na de ontbinding en de vergoeding van de door [eiser] geleden schade, veroordelen tot betaling van een bedrag van in totaal € 10.000,00.
Conclusie
5.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat [gedaagden] in verzuim is komen te verkeren, toewijsbaar is. Omdat [gedaagden] tekort is geschoten, zal de kantonrechter de overeenkomst, voor zover die niet goed is nagekomen, ontbinden. Als gevolg van deze partiële ontbinding en ter vergoeding van de door [eiser] geleden schade moet [gedaagden] € 10.000,00 aan [eiser] betalen.
5.14.
[eiser] maakt verder aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Uit de overgelegde stukken blijkt in voldoende mate dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Deze kosten zijn dan ook toewijsbaar. Gelet op de toe te wijzen hoofdsom zal de kantonrechter de incassokosten echter matigen tot € 1.058,75 inclusief btw.
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. [gedaagden] zal daarbij tevens worden veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover deze nakosten daadwerkelijk door [eiser] worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen ingaande de 15e dag na de datum van betekening van dit vonnis.
de tegenvordering
5.16.
Hetgeen ten aanzien van de vordering is overwogen, leidt tot de conclusie dat de tegenvordering moet worden afgewezen. Doordat de overeenkomst gedeeltelijk wordt ontbonden, is er voor [eiser] geen verplichting meer om de acht rolluiken die op 20 januari 2022 niet zijn teruggeplaatst en nog in het bezit zijn van [gedaagden] , af te nemen.
5.17.
[gedaagden] heeft verder gevorderd dat [eiser] wordt veroordeeld tot betaling van de kosten voor de aan de rolluiken uitgevoerde herstelwerkzaamheden. Omdat uit hetgeen bij de vordering is overwogen, volgt dat [gedaagden] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze herstelwerkzaamheden nodig waren omdat de beschadigingen aan de rolluiken door het handelen van [eiser] zelf zijn veroorzaakt, bestaat er geen aanleiding om [eiser] tot betaling van deze kosten te veroordelen.
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden] , omdat hij ongelijk krijgt. Gezien de samenhang met de vordering zal aan [eiser] voor de tegenvordering alleen een punt worden toegekend voor de conclusie van antwoord in reconventie.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagden] tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst voor het leveren en plaatsen van rolluiken en in verzuim is komen te verkeren;
6.2.
ontbindt de tussen partijen gesloten overeenkomst voor zover die niet goed is nagekomen;
6.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van € 11.058,75;
6.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 105,31
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 746,00 ;
6.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
6.6.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente over de proces- en nakosten ingaande de 15e dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
6.9.
wijst de vordering af;
6.10.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 249,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiser] .
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Art. 7:17 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Art. 7:23 BW
3.Art. 6:271 BW