Uitspraak
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/311486 / HA ZA 20-802
Vonnis van 26 januari 2022
in de zaak van
1.[eiser 1],
wonende te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
[eiser 2],
wonende te [plaats 1],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P.J. de Groen te Sassenheim,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.C. Horrevorts te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiser 1], [eiser 2] en Gemeente Haarlemmermeer genoemd worden.
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de vraag wie eigenaar is van de stroken grond: [eiser 1] en/of [eiser 2] of Gemeente Haarlemmermeer. De rechtbank oordeelt in het voordeel van Gemeente Haarlemmermeer. Van een ondubbelzinnige pretentie van [eiser 1] en [eiser 2] om de stroken grond voor zichzelf te houden en het bezit daarvan aan Gemeente Haarlemmermeer als rechthebbende te ontnemen, is naar oordeel van de rechtbank namelijk geen sprake.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 december 2020 met 42 producties van [eiser 1] en [eiser 2];
- de door [eiser 1] en [eiser 2] op 30 december 2020 ingebrachte akte correctie van de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in conventie en voorwaardelijke eis in reconventie van 10 maart 2021 met 30 producties van Gemeente Haarlemmermeer;
- het tussenvonnis van 14 juli 2021, waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 43 t/[letter] 47 van [eiser 1] en [eiser 2];
- de mondelinge behandeling van 11 november 2021, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden en waarbij door beide partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
De zaak is in verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen aangehouden tot 1 december 2021. Op die dag hebben partijen bericht dat het niet is gelukt een schikking te treffen en is om vonnis verzocht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.Feiten
2.1.
[eiser 1] is sinds 27 februari 1986 eigenaar van het perceel te [adres 1] te [plaats 1] (kadastraal bekend als gemeente Haarlemmermeer, sectie [letter], nummer [Kadaster nummer 1] hierna: het perceel van [eiser 1]), waarop sinds omstreeks 1972 een woonhuis is gelegen. Tot 1968 was Gemeente Haarlemmermeer eigenaar van dit perceel.
2.2.
[eiser 2] is sinds 1 augustus 1988 eigenaar van het perceel te [adres 2] te [plaats 1] (kadastraal bekend als gemeente Haarlemmermeer, sectie [letter], nummer [Kadaster nummer 2], hierna: het perceel van [eiser 2]), waarop sinds omstreeks 2000 een woonhuis is gelegen. Tot 1968 was Gemeente Haarlemmermeer eigenaar van dit perceel.
2.3.
Onderstaande afbeelding geeft de huidige kadastrale situatie weer:
2.4.
De vijf percelen die grenzen aan de achterkant van het perceel van [eiser 1] (kadastraal bekend als gemeente Haarlemmermeer, sectie [letter], nummers [kadaster nummer 2] t/[letter] [kadaster nummer 3]) zijn ook in eigendom van [eiser 1], waarop nu kassen zijn gelegen. Deze percelen zijn ontstaan uit het perceel dat voorheen bekend stond als gemeente Haarlemmermeer, sectie [letter], nummer [kadaster nummer 4]. De splitsing van deze percelen heeft plaatsgevonden naar aanleiding van overleg tussen [eiser 1] en Gemeente Haarlemmermeer over projectontwikkeling. In het kader van deze splitsing ontving [eiser 1] op 2 juni 2015 een e-mail van [betrokkene 1], stedenbouwkundig adviseur bij Gemeente Haarlemmermeer, voorzien van onderstaande luchtfoto met daarop aangegeven de beoogde verkaveling:
{Afbeelding 1}
2.5.
Met de groene streep in bovenstaande foto is door Gemeente Haarlemmermeer beoogd de grens van de percelen van [eiser 1] en [eiser 2] en gemeentegrond aan te duiden. Volgens [eiser 1] en [eiser 2] loopt deze groene streep dwars door hun voortuinen.
2.6.
{Afbeelding 2}
{Afbeelding 3}
Tussen partijen is dan ook een geschil ontstaan over de eigendom van de stroken grond als op onderstaande foto’s weergegeven, gelegen aan de noordelijke zijde van de percelen van [eiser 1] en [eiser 2] grenzend aan de [adres 3]. Deze stroken zullen hierna ‘Strook I’ ([eiser 1]) en ‘Strook II’ ([eiser 2]) genoemd worden en
tezamen ‘de Stroken’.
2.7.
Bij brief van 26 november 2015 is door notaris [betrokkene 2] namens [eiser 1] aan Gemeente Haarlemmermeer meegedeeld dat [eiser 1] door middel van verkrijgende verjaring eigenaar is geworden van Strook I en is Gemeente Haarlemmermeer verzocht om mee te werken aan kadastrale overschrijving van Strook I.
2.8.
Vervolgens hebben tussen januari 2016 en oktober 2017 [eiser 1] en Gemeente Haarlemmermeer contact gehad over de eigendom van Strook I, waarbij Gemeente Haarlemmermeer zich op het standpunt stelde dat zij daarvan de eigenaresse is. Zij hebben onderhandeld over de mogelijkheid voor [eiser 1] om Strook I van Gemeente Haarlemmermeer te kopen. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.9.
Bij brief van 8 november 2017 heeft Gemeente Haarlemmermeer aan [eiser 1] laten weten dat de gestelde verjaring niet wordt erkend en dat zij niet zal meewerken aan het verzoek tot inschrijving van de eigendomsverjaring in het Kadaster.
2.10.
Bij brieven van 6 juni 2019 heeft Gemeente Haarlemmermeer aan [eiser 1] en [eiser 2] geschreven dat is geconstateerd dat [eiser 1] en [eiser 2] gebruik maken van stukken gemeentegrond in strijd met de in het bestemmingsplan opgenomen bestemming ‘
Groen’. [eiser 1] en [eiser 2] zijn verzocht Stroken I en II te ontruimen en ontruimd te houden en aangekondigd is dat een last onder dwangsom opgelegd zal worden als zij aan dit verzoek geen gehoor geven.
Groen’. [eiser 1] en [eiser 2] zijn verzocht Stroken I en II te ontruimen en ontruimd te houden en aangekondigd is dat een last onder dwangsom opgelegd zal worden als zij aan dit verzoek geen gehoor geven.
2.11.
Bij besluit van 24 oktober 2019 heeft Gemeente Haarlemmermeer aan [eiser 1] en [eiser 2] een last onder dwangsom opgelegd. De last strekt tot het uiterlijk op 1 januari 2020 ontruimen en ontruimd houden van Stroken I en II. Het hiertegen op 13 november 2019 door [eiser 1] en [eiser 2] ingestelde bezwaar heeft Gemeente Haarlemmermeer op 30 november 2020 ongegrond verklaard. [eiser 1] en [eiser 2] hebben op 4 januari 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank Noord-Holland, afdeling bestuursrecht. Gemeente Haarlemmermeer heeft de begunstigingstermijn van het besluit van 24 oktober 2019 verlengd tot zes weken na de datum van verzending van de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland op het ingediende beroepschrift.
2.12.
Op 11 februari 2020 hebben [eiser 1] en [eiser 2] een omgevingsvergunning aangevraagd om Stroken I en II blijvend in strijd met het bestemmingsplan te mogen gebruiken. Bij brieven van 6 juli 2020 heeft Gemeente Haarlemmermeer aan [eiser 1] en [eiser 2] meegedeeld de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat [eiser 1] en [eiser 2] volgens haar geen belanghebbenden zijn.
Tekst
Tekst
3.Het geschil
in conventie
3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [eiser 1] eigenaar is van Strook I;
II. voor recht verklaart dat [eiser 2] eigenaar is van Strook II;
III. Gemeente Haarlemmermeer beveelt zich te onthouden van handelingen, daaronder begrepen het aanschrijven van [eiser 1] en [eiser 2] tot ontruiming van Stroken I en II, die tot gevolg (kunnen) hebben dat [eiser 1] en [eiser 2] niet langer het ongestoorde bezit van Stroken I en II genieten;
IV. Gemeente Haarlemmermeer veroordeelt tot vergoeding van alle schade die [eiser 1] en [eiser 2] lijden ten gevolge van een inbreuk op hun eigendomsrecht, althans op hun bezit, welke schade in een schadestaatprocedure zal moeten worden vastgesteld;
V. Gemeente Haarlemmermeer veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] leggen – samengevat – primair aan de vorderingen ten grondslag dat zij rechthebbenden zijn van de Stroken ex artikel 3:119 BW, subsidiair dat zij door verkrijgende verjaring (ex artikel 3:99 BW), dan wel (meer subsidiair) bevrijdende verjaring (ex artikel 3:105 lid 1 BW) eigenaren zijn geworden van de Stroken.
3.3.
Gemeente Haarlemmermeer betwist de vorderingen en voert – samengevat – aan dat zij steeds rechthebbende is gebleven van de Stroken. [eiser 1] en [eiser 2] hebben geen bezitsdaden verricht, laat staan te goeder trouw en/of 20 jaar of langer, zodat zij geen rechthebbenden van de Stroken zijn en eigendomsverkrijging door middel van verjaring niet aan de orde is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
Gemeente Haarlemmermeer vordert (voor het geval de rechtbank in conventie oordeelt dat de Stroken door [eiser 1] en [eiser 2] in bezit zijn genomen) – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [eiser 1] en [eiser 2] onrechtmatig hebben gehandeld door de Stroken in bezit te nemen en te houden;
II. [eiser 1] en [eiser 2] veroordeelt tot:
- primair:
a. het in eigendom overdragen en leveren van Strook I en/of II aan Gemeente Haarlemmermeer binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom, dan wel bepaalt dat het vonnis eenzijdig door Gemeente Haarlemmermeer kan worden ingeschreven in de daartoe bestemde registers van het Kadaster;
b. het ontruimen en ontruimd houden van het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer, sectie [letter], nummer [kadaster nummer 1], binnen drie maanden na betekening van dit vonnis. op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- subsidiair:
betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te
vereffenen volgens de wet;
III. [eiser 1] en [eiser 2] veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
Gemeente Haarlemmermeer legt – samengevat – aan de vorderingen ten grondslag dat [eiser 1] en [eiser 2] jegens Gemeente Haarlemmermeer onrechtmatig handelen. Door de Stroken in bezit te nemen en houden, wetende dat Gemeente Haarlemmermeer daarvan de eigenaresse is, maken [eiser 1] en [eiser 2] immers inbreuk op het eigendomsrecht van Gemeente Haarlemmermeer.
3.7.
[eiser 1] en [eiser 2] betwisten de vorderingen en voeren, primair, aan dat van onrechtmatig handelen geen sprake is, subsidiair dat zij niet wisten geen eigenaren van de Stroken te zijn en, meer subsidiair, dat de waarde van de Stroken minder is dan Gemeente Haarlemmermeer stelt.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
in conventie
Toetsingskader
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag wie eigenaar van de Stroken is. Vast staat dat de Stroken kadastraal tot perceel [letter] [kadaster nummer 1] toebehoren (zie de kadastrale kaart onder 2.3), dat in eigendom is van Gemeente Haarlemmermeer, en [eiser 1] en [eiser 2] de Stroken niet door overdracht of opvolging onder algemene titel van Gemeente Haarlemmermeer hebben verkregen. [eiser 1] en [eiser 2] stellen echter (primair) dat de Stroken sinds 1970 integraal deel uitmaken van hun percelen, zodat [eiser 1] en [eiser 2] op grond van artikel 3:109 BW jö 3:119 BW worden vermoed de rechthebbende te zijn, althans (subsidiair) dat zij de Stroken door verkrijgende verjaring (artikel 3:99 BW), dan wel (meer subsidiair) bevrijdende verjaring (artikel 3:105 BW) in eigendom hebben verkregen. Gemeente Haarlemmermeer betwist die stellingen en voert (onder meer) aan dat [eiser 1] en [eiser 2] geen bezitsdaden hebben verricht.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat voor het slagen van de door [eiser 1] en [eiser 2] ingenomen stellingen, inbezitneming van de Stroken vereist is. Op [eiser 1] en [eiser 2] rust de bewijslast dat (i) zij, dan wel hun rechtsvoorgangers, met betrekking tot de Stroken bezitsdaden hebben uitgeoefend en de Stroken zodoende in bezit hebben genomen en (ii) bij Gemeente Haarlemmermeer duidelijk moet zijn geworden dat die bezitsdaden ertoe hebben geleid dat Gemeente Haarlemmermeer haar bezit heeft verloren.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat Gemeente Haarlemmermeer het bezit over de Stroken heeft moeten ontberen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Wanneer is sprake van bezit?
4.4.
De vraag of sprake is van bezit moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaven van artikel 3:107 e.v. BW. Artikel 3:107 lid 1 BW omschrijft bezit als het houden van een goed voor zichzelf. Dat wil zeggen dat de feitelijke macht over een goed wordt uitgeoefend met de pretentie rechthebbende te zijn. Er is geen (ondubbelzinnig) bezit indien de machtsuitoefening met betrekking tot de zaak zowel kan duiden op een gebruik als eigenaar als op een gebruik in een andere hoedanigheid (zoals huurder of erfpachter). De vraag of iemand bezitter is, moet worden beantwoord naar de verkeersopvatting, met inachtneming van de wettelijke regels inzake het bezit en op grond van uiterlijke feiten. Er geldt dus een objectieve maatstaf.
4.5.
Voor een onroerende zaak geldt dat die slechts in bezit kan worden genomen wanneer hierover met een bepaalde continuïteit de feitelijke macht wordt uitgeoefend. Het bezit van de oorspronkelijk rechthebbende dient te zijn beëindigd in die zin dat hij geen feitelijke macht meer kan uitoefenen over de onroerende zaak en dat ook niet meer heeft gedaan. Verder dient de machtsuitoefening naar buiten toe kenbaar te zijn waardoor anderen, onder wie de oorspronkelijk rechthebbende, daaruit kunnen opmaken dat de gebruiker pretendeert bezitter te zijn. Het is daarbij niet vereist dat de oorspronkelijk rechthebbende ook daadwerkelijk kennis draagt of heeft gedragen van de ‘bezitsdaden’ van de gebruiker. Een voorbeeld van een bezitsdaad die duidt op een pretentie van eigendom is het omheinen van een strook grond met een hek of een ondoordringbare heg. Omdat een onroerende zaak (mede gelet op artikel 5:24 BW) altijd een eigenaar heeft, moet de machtsuitoefening van de inbezitnemer die van de oorspronkelijk bezitter geheel teniet doen en van inbezitneming zal in beginsel geen sprake zijn indien de oorspronkelijke bezitter nog macht over het goed behoudt.
4.6.
In zowel de literatuur als in de rechtspraak worden hoge eisen gesteld aan de inbezitneming van onroerende zaken. Zo wordt in de rechtspraak bij onroerende zaken – die men niet van hun plaats kan wegvoeren en waarvan de eigendom is geregistreerd in notariële aktes van levering die bij het Kadaster zijn ingeschreven – niet snel een intentie tot het houden voor zichzelf door een niet-rechthebbende aangenomen, te meer wanneer het stroken grond betreft die publieke eigendom zijn en grenzen aan percelen die aan privépersonen in eigendom toebehoren. Dat eigenaren van aangrenzende privé percelen gebruik maken van dergelijke stroken grond en/of onderhouden ter verhoging van hun genot van hun privé percelen is niet ongebruikelijk. Enige ondubbelzinnige blijk van enige pretentie van de niet-rechthebbende om grond voor zichzelf te houden en zich toe te eigenen, kan daar niet zonder meer in gelegen worden geacht.
Hebben [eiser 1] en [eiser 2] de Stroken in bezit genomen?
4.7.
[eiser 1] en [eiser 2] stellen zich op het standpunt dat zij, althans hun rechtsvoorgangers, de Stroken sinds ten minste 1970 onafgebroken in bezit hebben, althans tien jaar te goeder trouw, althans twintig jaar te kwader trouw. De Stroken hebben volgens hen sinds 1970 zichtbaar deel uitgemaakt van de voortuinen van [eiser 1] en [eiser 2]. Zij hebben de voortuinen, inclusief de Stroken, altijd zelf (laten) onderhouden, onder meer door er (ondoordringbare) heggen te (laten) plaatsen en oude en dode beplanting weg te (laten) halen, gras te planten en te onderhouden, brievenbussen te plaatsen en verharde paden aan te leggen en te onderhouden. De rechtbank is met Gemeente Haarlemmermeer van oordeel dat dit voor inbezitneming van de Stroken onvoldoende is en overweegt daartoe als volgt.
4.8.
Het enkele gebruik van de Stroken als tuin, zoals door [eiser 1] en [eiser 2] gesteld en onderbouwd met diverse foto’s uit verschillende jaren en verklaringen van hun rechtsvoorgangers, is onvoldoende om een eigendomspretentie aan te nemen. Het gebruiken van de Stroken als tuin door deze te beplanten en te onderhouden, een tuinpad aan te leggen en te gebruiken en een brievenbus te plaatsen en gebruiken, zijn – volgens vaste rechtspraak – geen handelingen die blijk geven van een zodanig machtsuitoefening ten aanzien van een stuk onbebouwde grond, dat naar verkeersopvattingen Gemeente Haarlemmermeer als oorspronkelijk bezitter daarvan niet meer als zodanig kan gelden.
4.9.
Dat sprake is (geweest) van het omheinen van Strook I met een ondoordringbare heg waaruit de eigendomspretentie blijkt, zoals [eiser 1] verder stelt, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde foto’s uit de jaren 1975, 1982, 1987, 1994, 2010, 2020 en 2021, waarop Strook I te zien is, blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat deze omheind is (geweest) met een ondoordringbare haag. Wel is daarop te zien dat op Strook I diverse soorten beplantingen (hebben ge)staan, waaronder coniferen en een mahoniehaag, maar niet dat deze ervoor zorgden dat de Stroken niet publiekelijk toegankelijk waren vanaf de openbare weg (de [adres 3]). Immers is op de foto’s te zien dat er tussen de hoge beplanting stukjes vrij zijn waar tussendoor gestapt kan worden en dat de mahoniehaag niet dermate hoog is dat iemand daar niet overheen kan stappen. Dat met de beplanting een fysieke scheiding tussen Strook I en het aan de [adres 3] gelegen trottoir wordt aangeduid, is zoals hiervoor reeds overwogen, onvoldoende om een eigendomspretentie aan te nemen.
4.10.
Dat de inrichting van de Stroken door voornoemde beplanting (sinds 1970/1972) en aangebrachte klinkers en tegels totaal anders is dan de inrichting van het (overige) publieke groen in de [adres 3] aan de zijde van de percelen van [eiser 1] en [eiser 2] (namelijk een grasstrook) en daarmee een onderscheidend karakter heeft, zoals [eiser 1] en [eiser 2] stellen, doet aan het voorgaande niet af. Het gebruik maken en/of onderhouden van stroken publieke grond ter verhoging van het genot van privé percelen is immers – zoals hiervoor al overwogen – niet ongebruikelijk. Daaruit kan geen eigendomspretentie worden afgeleid.
4.11.
[eiser 2] stelt verder dat tot ongeveer 2000 op zijn perceel, precies op de scheiding tussen het trottoir van de [adres 3] en Strook II, een hek heeft gestaan. Nog daargelaten dat [eiser 2] dit standpunt – ondanks het gemotiveerde verweer van Gemeente Haarlemmermeer – niet heeft onderbouwd, heeft hij op de mondelinge behandeling verklaard dat dit hek tot doel had te voorkomen dat men niet in het (tot 2000) op zijn perceel gevestigde waterbassin terecht zou komen. Niet gesteld of gebleken is dat dit hekwerk tot doel had om Strook II te omheinen zodat deze ondoordringbaar was. Van enige eigendomspretentie is in dat kader dan ook niet gebleken.
4.12.
Daarbij komt dat niet is gebleken dat de machtsuitoefening die [eiser 1] pretendeert over Strook I te hebben uitgeoefend, die van Gemeente Haarlemmermeer geheel teniet heeft gedaan. Zo heeft Gemeente Haarlemmermeer in 2005 – nadat daartoe in opdracht van Gemeente Haarlemmermeer in 2003 onderzoek is verricht – de (ziek gebleken) iepen langs de [adres 3] gekapt en vervolgens de straat opnieuw ingericht en parkeerplaatsen aangelegd. Niet in geschil is dat zich op Strook I ook meerdere iepen bevonden, die door Gemeente Haarlemmermeer, op haar initiatief en kosten, zijn gekapt. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser 1] verklaard dat hij op enig moment een mededeling van Gemeente Haarlemmermeer ontving dat de iepen in de [adres 3] (waaronder op Strook I) verwijderd moesten worden. Hierover heeft geen overleg met [eiser 1] plaatsgevonden. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar dat Gemeente Haarlemmermeer Strook I als haar eigendom is blijven zien en ook bezitsdaden heeft uitgevoerd (het laten inspecteren en kappen van de iepen) en aldus de macht daarover heeft behouden.
4.13.
De conclusie uit het voorgaande is dat van een ondubbelzinnige pretentie van [eiser 1] en [eiser 2] om de Stroken voor zichzelf te houden en het bezit daarvan aan Gemeente Haarlemmermeer als rechthebbende te ontnemen, geen sprake is. Dit betekent dat de door [eiser 1] en [eiser 2] ingenomen stellingen niet het standpunt kunnen dragen dat zij eigenaren zijn (geworden) van de Stroken. De vorderingen in conventie zullen daarom worden afgewezen.
4.14.
[eiser 1] en [eiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Haarlemmermeer worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)
€ 1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.793,00
4.15.
De door Gemeente Haarlemmermeer gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis.
in reconventie
4.16.
Hiervoor is in conventie geoordeeld dat van inbezitneming van de Stroken door [eiser 1] en [eiser 2] geen sprake is. Dat betekent dat de voorwaarde waaronder Gemeente Haarlemmermeer de reconventionele vorderingen heeft ingesteld, niet is vervuld. Deze vorderingen hoeven daarom niet te worden beoordeeld en er hoeft ook niet op te worden beslist.
5.De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Haarlemmermeer tot op heden begroot op € 1.793,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5.4.
verstaat dat de voorwaarden waaronder de vorderingen in reconventie zijn ingesteld niet in vervulling zijn gegaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2022. [1]