ECLI:NL:RBNHO:2022:8676

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
9113058 \ CV EXPL 21-2060
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Turk Havayollari A.O. (Turkish Airlines), vanwege een vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Kayseri op 14 juni 2020. De passagiers vorderden compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder was niet verschenen op de eerste zitting, wat leidde tot een verstekvonnis op 17 februari 2021, waarin de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van compensatie aan de passagiers.

De vervoerder kwam echter in verzet tegen dit verstekvonnis, stellende dat de vlucht met minder dan drie uur vertraging was aangekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers niet konden bewijzen dat de vertraging meer dan drie uur bedroeg. De vervoerder voerde aan dat de vertraging 2 uur en 58 minuten was en dat dit volgens de Verordening geen recht op compensatie opleverde. De kantonrechter oordeelde dat de passagiers niet konden aantonen dat de vlucht daadwerkelijk meer dan drie uur vertraging had opgelopen, en dat de vervoerder niet verplicht was tot compensatie.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verstekvonnis vernietigd, de oorspronkelijke vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot restitutie van hetgeen de vervoerder al had voldaan. De passagiers werden ook veroordeeld in de proceskosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure. Dit vonnis is uitgesproken op 14 september 2022 door kantonrechter J.A.M. Jansen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9113058 \ CV EXPL 21-2060
Uitspraakdatum: 14 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O., mede handelend onder de naam
Turkish Airlines
eisende partij in het verzet
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir (AdvocatenvanOranje)
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [plaats]
gedaagde partijen in het verzet
hierna te noemen de passagiers
gemachtigde mr. H. Paksoy en S. Deliboyraz LLB (Flightlaw)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij inleidende dagvaarding van 7 december 2020 een vordering ingesteld tegen de vervoerder.
1.2.
De vervoerder is niet verschenen, waarna de vervoerder bij verstekvonnis van 17 februari 2021 is veroordeeld.
1.3.
Bij dagvaarding van 15 maart 2021 is de vervoerder in verzet gekomen van dat verstekvonnis.
1.4.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven, waarbij producties zijn overgelegd. De passagiers hebben hierna bij akte op de producties gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul New Airport (Turkije) naar Kayseri Airport (Turkije) op 14 juni 2020.
2.2.
Vlucht TK2014 van Istanbul New Airport naar Kayseri (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd.
2.3.
Flightlaw heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juni 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 85,20 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen zich op het standpunt dat de vlucht met een aankomstvertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de bestemming. Bij de berekening van de vertraging geldt volgens de passagiers als aankomsttijd van de vlucht het tijdstip waarop tenminste één vliegtuigdeur opent, met dien verstande dat de passagiers dan het vliegtuig kunnen verlaten. Dit moment ligt volgens de passagiers later dan de “
Actual Time of Arrival” (ATA) waar de vervoerder zich op beroept. De totale vertraging bedraagt dan ook meer dan drie uur, aldus de passagiers. De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.4.
De vervoerder is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde, met uitzondering van de gevorderde btw over de buitengerechtelijke kosten.
3.5.
De vervoerder vordert dat de kantonrechter de vervoerder ontheft van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij het verstekvonnis, en de vordering van de passagiers alsnog afwijst met veroordeling van de passagiers in de kosten van de verzetprocedure, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. Voorts vordert de vervoerder veroordeling van de passagiers tot restitutie van hetgeen de vervoerder al heeft voldaan naar aanleiding van het verstekvonnis inclusief de toegewezen proceskostenveroordeling.
3.6.
De vervoerder voert aan dat de vlucht in kwestie met twee uur en 58 minuten vertraging is aangekomen op de bestemming. Omdat de vertraging daarmee minder dan drie uur bedraagt, bestaat er op grond van de Verordening geen recht op compensatie. Volgens de vervoerder worden de bewegingen van het vliegtuig door de software in het toestel automatisch geregistreerd. Een uitdraai van dit systeem is door de vervoerder overgelegd. De vervoerder voert aan dat dit systeem twee momenten van aankomst registreert. Het eerste moment is het moment van landing, wat volgens de vervoerder het moment is waarop de wielen van het toestel de grond raken. Het tweede moment is het moment van daadwerkelijke aankomst (ATA). Hiermee wordt volgens de vervoerder het moment bedoeld dat het toestel de gate heeft bereikt, in parkeerstand is en de deuren heeft geopend. De vervoerder verwijst in dit kader naar een beschikking van het Hof van Justitie van 1 oktober 2020 (C-654/19). De vervoerder voert aan dat het Hof in deze zaak heeft overwogen dat “ATA” gelijk staat aan de daadwerkelijke aankomst en dat daarmee tevens wordt bedoeld dat de deuren geopend zijn. De passagiers betwisten dat een dergelijke uitleg door het Hof is gegeven.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen en dat het verzet tijdig is ingesteld.
4.2.
De kantonrechter overweegt verder dat de vervoerder zich op het standpunt stelt dat het Germanwings-arrest van 4 september 2014 (C-425/13) hier niet van toepassing is. De vervoerder verwijst vervolgens naar de beschikking van het Hof van Justitie van 1 oktober 2020 (C-654/19) voor de definitie van de aankomsttijd. In die beschikking verwijst het Hof echter zelf naar het Germanwings-arrest, zodat de stelling van de vervoerder dat dit arrest niet van toepassing zou zijn, niet duidelijk is.
4.3.
Wat daarvan ook zij, het Hof overweegt in de beschikking van 1 oktober 2020 dat “
bij de vaststelling van de omvang van de vertraging die de passagiers van een vlucht hebben ondervonden bij de aankomst van die vlucht, moet worden berekend hoeveel tijd er is verstreken tussen de geplande aankomsttijd en de daadwerkelijke aankomsttijd, te weten het tijdstip waarop ten minste één van de vliegtuigdeuren opengaat, met dien verstande dat de passagiers op dat tijdstip het vliegtuig mogen verlaten”. Anders dan de vervoerder stelt, heeft het Hof dus niet geoordeeld dat de afkorting “ATA” per definitie gelijk staat aan “
doorsopen”, terwijl het moment waarop de vliegtuigdeuren opengaan, wel de daadwerkelijke aankomsttijd bepalen.
4.4.
De passagiers hebben aangevoerd dat met “ATA” het moment bedoeld wordt waarop het vliegtuig zijn eindpositie heeft bereikt. Hierna moet de parkeerrem van het vliegtuig nog worden ingeschakeld en moet de trap of brug nog worden aangesloten, zodat de deur kan worden geopend. Het tijdstip van “ATA” staat volgens de passagiers dan ook nooit gelijk aan het moment waarop de deuren open gaan.
4.5.
De vervoerder heeft daarop gereageerd door te stellen dat het vliegveld van Kayseri een klein vliegveld is. Er hoeven alleen trappen naar het toestel gereden te worden waarna de deuren geopend kunnen worden. Het vliegveld heeft slechts één baan voor landen en opstijgen en één gate. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder bij repliek in oppositie foto’s van het vliegveld van Kayseri overgelegd. Het is volgens de vervoerder dan ook mogelijk om binnen drie minuten vanaf het tijdstip van ‘landing’ een vliegtuigdeur te openen. Anders gezegd, specifiek voor het vliegveld van Kayseri geldt dat het tijdstip van “ATA” minder dan drie minuten verschilt van het tijdstip waarop de deuren open gaan, zodat de vertraging minder dan drie uur bedraagt.
4.6.
De vervoerder heeft de voornoemde omstandigheden naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt. Gelet op het onderbouwde verweer van de vervoerder is de kantonrechter dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de passagiers drie uur of meer vertraging hebben opgelopen noch dat vervoerder op grond van de Verordening tot compensatie is gehouden. De conclusie is dat het verzet van de vervoerder gegrond is. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering zal alsnog worden afgewezen. De passagiers worden veroordeeld tot restitutie van hetgeen de vervoerder reeds heeft voldaan naar aanleiding van het verstekvonnis (inclusief de toegewezen proceskostenveroordeling).
4.7.
De passagiers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, met dien verstande dat de (betekenings)kosten van de verzetdagvaarding door de vervoerder zelf gedragen moeten worden, aangezien onvoldoende is gebleken dat de inleidende dagvaarding onjuist is betekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 17 februari 2021 met zaaknummer 8921530\ CV EXPL 20-10458;
5.2.
wijst de oorspronkelijke vordering van de passagiers alsnog af;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot restitutie van hetgeen door de vervoerder is voldaan naar aanleiding van het verstekvonnis inclusief de daarbij toegewezen proceskostenveroordeling;
5.4.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.5.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter