ECLI:NL:RBNHO:2022:8673

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
29 september 2022
Zaaknummer
8736640 \ CV EXPL 20-7337
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers van vlucht AT621 van Amsterdam naar Al Hoceima

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Royal Air Maroc voor compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De passagiers stelden dat zij een bevestigde boeking hadden voor vlucht AT621 van Amsterdam-Schiphol naar Charif Al Idrissi Airport op 2 augustus 2018. De vervoerder, Royal Air Maroc, betwistte echter dat er tickets op naam van de passagiers waren uitgegeven en stelde dat de boeking niet was geaccepteerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun claim. De rechter oordeelde dat de passagiers niet konden aantonen dat zij zich tijdig bij de incheckbalie hadden gemeld en dat er geen bevestigde boeking was voor de vlucht. Hierdoor werd de vordering tot compensatie afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, die ongelijk kregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8736640 \ CV EXPL 20-7337
Uitspraakdatum: 21 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser],

2.
[eiser], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2]allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
statutair gevestigd te Casablanca (Marokko)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. T. Teke (Warendorf advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 12 juni 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan zij zouden worden vervoerd van Amsterdam-Schiphol Airport naar Charif Al Idrissi Airport, Al Hoceima (Marokko) op 2 augustus 2018 met vlucht AT621, hierna: de vlucht.
2.2.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.3.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.4.
Passagier sub 2 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kinderen te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 augustus 2018, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 290,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de passagiers een bevestigde boeking hadden voor de vlucht in kwestie. De vervoerder betwist de door de passagiers gestelde vervoersovereenkomst en heeft daartoe onder meer aangevoerd dat er op naam van de passagiers geen tickets zijn uitgegeven. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat de boeking niet door Royal Air Maroc is geaccepteerd en geregistreerd. Bovendien heeft de vervoerder betoogd dat de passagiers zich niet tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar de interne e-mailwisseling (productie 2 bij conclusie van antwoord). Tevens heeft de vervoerder toegelicht dat ‘Belkasmi Reizen’ geen IATA-rekening-courant verhouding heeft met Royal Air Maroc. ‘Belkasmi Reizen’ is niet een door de
International Air Transport Association(hierna: IATA) geaccrediteerde reisagent, die met IATA een
Passenger Sales Agency Agreementheeft afgesloten, aldus de vervoerder. Hierbij heeft de vervoerder toegelicht dat IATA-agenten gebruik kunnen maken van een reserveringssysteem.
4.3.
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 3 lid 2 van de Verordening volgt dat voor toepassing van de Verordening is vereist dat de passagiers beschikken over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie en zich behalve in geval van annulering als bedoeld in artikel 5 - (tijdig) bij de incheckbalie hebben gemeld. In het arrest van het Hof van 21 december 2021 (C-146/20, C-188/20, C-196/20 en C-270.20) is een ruimere definitie aan het begrip boeking toegekend. Als de passagiers beschikken over een door de touroperator afgegeven ander bewijs in de zin van artikel 2 onder g van de Verordening, dan staat dit andere bewijs ook gelijk aan een boeking. De bewijslast ter zake van het voornoemde rust op de passagiers.
4.4.
De passagiers hebben ter onderbouwing van hun vordering een boekingsbevestiging, afkomstig van ‘Belkasmi Reizen’ overgelegd van een vlucht op 2 augustus 2018 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Al Hoceima en van 23 augustus 2018 van Al Hoceima naar Amsterdam-Schiphol Airport. Tevens blijkt volgens de passagiers uit de interne systemen van de vervoerder dat zij een bevestigde boeking hadden voor de vlucht. Ook verwijzen de passagiers naar een brief van de vervoerder waaruit blijkt dat sprake was van een bevestigde boeking. De vervoerder heeft voornoemde stellingen gemotiveerd weersproken en daartoe aangevoerd dat de passagiers niet op de passagierslijsten staan en dat ook na interne raadpleging nergens uit is gebleken dat de passagiers een bevestigde boeking hadden voor vlucht AT621. Volgens de vervoerder heeft hij meerdere malen aan de passagiers om de ticketnummers gevraagd, maar deze hebben zij niet overgelegd. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat het bericht van de klantenservice van de vervoerder een ongedateerd bericht is. Het betreft een reactie op een klacht van de passagiers, hetgeen volgt uit: “
Nous avons …. Réclamation”. De klantenservice wist op dat moment niet dat aan eisers geen tickets waren uitgegeven, aldus de vervoerder.
4.5.
De passagiers hebben in de onderhavige procedure slechts een boekingsformulier overgelegd. Nu door de vervoerder betwist is dat de passagiers een bevestigde boeking voor de onderhavige vlucht hadden, had het op de weg van de passagiers gelegen dit nader te onderbouwen door het overleggen van e-tickets of de
boardingpassesvan vlucht AT621. Dit hebben de passagiers nagelaten. De passagiers hebben enkel
boardingspassesovergelegd van een vlucht met nummer TB5801 van Eindhoven naar Nador op 3 augustus 2022. Dit betreft een andere vlucht en dit is onvoldoende om aan te nemen dat de passagiers een bevestigde boeking hadden voor vlucht AT621. Voorts is de brief van de klantenservice van de vervoerder onvoldoende om aan te nemen dat sprake was van een bevestigde boeking voor vlucht AT621. De passagiers en de vervoerder geven beide bovendien een andere vertaling aan die brief. Tevens hebben de passagiers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich bij de incheckbalie hebben gemeld. De slotsom is dat niet is vast komen te staan dat passagiers een bevestigde boeking hadden voor vlucht AT621. De vordering tot compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374‬,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter