In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding betreffende een tijdelijk huisverbod dat aan verzoeker was opgelegd door de burgemeester van de gemeente. Het huisverbod was opgelegd op 21 september 2022 en gold voor een periode van tien dagen. Verzoeker, die gedetineerd was, stelde dat hij onvoldoende in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden over het voorgenomen besluit, wat in strijd zou zijn met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker inderdaad niet adequaat was gehoord, wat leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. Echter, de rechtsgevolgen van het besluit werden in stand gelaten, omdat de situatie ten tijde van het besluit ernstig gevaar voor de veiligheid van de gezinsleden met zich meebracht. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van verzoeker gegrond, vernietigde het besluit van de burgemeester, maar handhaafde de rechtsgevolgen van het huisverbod tot 1 oktober 2022. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 1.518,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. B.M.A. Bataille, met mr. A. Hausenblasová als griffier.