ECLI:NL:RBNHO:2022:8594

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
9971657
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, de besloten vennootschap Instituut voor Preventie en Gezondheid B.V. (IVPG). De werknemer had een verzoek ingediend om een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding, nadat IVPG haar arbeidsovereenkomst had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat deze in strijd was met de wettelijke regels. De werkgever had ernstig verwijtbaar gehandeld, wat leidde tot de verplichting om een billijke vergoeding te betalen. De kantonrechter stelde de hoogte van deze vergoeding vast op € 5.335,16 bruto, rekening houdend met de inkomensschade die de werknemer had geleden door de onrechtmatige opzegging.

Daarnaast werd IVPG veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van € 2.667,58 bruto en een transitievergoeding van € 595,00 bruto. De kantonrechter wees ook de vordering van de werknemer toe voor achterstallig loon, reiskostenvergoeding en bonus, die samen € 6.714,38 netto bedroegen. De werkgever werd verder verplicht om vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen te vergoeden. De proceskosten werden eveneens aan IVPG opgelegd, omdat zij ongelijk had gekregen in deze procedure. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zich aan de wettelijke regels te houden bij het beëindigen van arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9971657 \ AO VERZ 22-40
Uitspraakdatum: 4 oktober 2022 (bij vervroeging)
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Instituut voor Preventie en Gezondheid B.V.,
gevestigd te Alkmaar
verwerende partij
verder te noemen: IVPG
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer rechtsgeldig heeft opgezegd. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging in strijd is met de wettelijke regels en dus niet rechtsgeldig. Omdat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld is de werkgever een billijke vergoeding verschuldigd. Ook moet de werkgever een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om onder meer een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding toe te kennen. Ook is een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening te treffen. IVPG heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 13 september 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. IVPG heeft vooraf kenbaar gemaakt dat zij niet zal verschijnen op deze zitting. [verzoekster] heeft tijdens de zitting haar standpunt toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is op 9 september 2021 in dienst getreden bij IVPG op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in de functie van medisch assistente en met een salaris van € 2.469,99 bruto per maand.
2.2.
De arbeidsovereenkomst is op 1 december 2021 voortgezet voor de duur van zeven maanden.
2.3.
Op 28 april 2022 heeft IVPG aan [verzoekster] laten weten dat zij vanaf 1 mei 2022 geen werkzaamheden meer voor haar heeft als gevolg van bedrijfseconomische gronden. In een e-mail van 28 april 2022 heeft IVPG dit aan [verzoekster] bevestigd.
2.4.
[verzoekster] heeft zich op 28 april 2022 tegen het ontslag verzet en zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van werkzaamheden. IVPG heeft op 29 april 2022 aan [verzoekster] bericht het ontslag te handhaven.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] berust zich in het ontslag en verzoekt om IVPG te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding. [verzoekster] legt aan het verzoek ten grondslag – kort gezegd – dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging. Daarnaast vordert [verzoekster] onder andere betaling van achterstallig loon.
3.2.
IVPG verweert zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd. Begin april 2022 hebben partijen elkaar gesproken dat er geen werk meer is voor [verzoekster] en hebben partijen geconcludeerd dat [verzoekster] bij een beëindiging van het dienstverband per mei voldoende tijd heeft voor het aanvaarden van een betrekking elders. Op 28 april 2022 heeft een identiek gesprek plaatsgevonden en heeft [verzoekster] laten weten onverkort achter haar besluit te staan om per 1 mei 2022 elders te starten. [verzoekster] heeft dan ook ingestemd met het ontslag en meer dan twee weken bedenktijd gehad. IVPG betwist verder dat de inkomensschade meer bedraagt dan twee maanden loon, omdat de arbeidsovereenkomst sowieso per 1 juli 2022 van rechtswege zou eindigen.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of sprake is van een niet rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst en IVPG daarom moet worden veroordeeld tot betaling van verschillende vergoedingen.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2022 in strijd is met de wettelijke regels en dus niet rechtsgeldig is. Voor zover [verzoekster] heeft ingestemd met de opzegging – zoals aangevoerd door IVPG en gemotiveerd is weersproken door [verzoekster] – is een overeenkomst waarmee een arbeidsovereenkomst wordt beëindigd alleen geldig als deze schriftelijk is aangegaan [1] en dat is niet het geval. Ook kan geen sprake zijn van een geldige instemming van [verzoekster] met de beëindiging, omdat daarvoor een schriftelijke verklaring is vereist [2] , die ontbreekt. Verder is er geen toestemming voor de opzegging van het UWV en is er ook geen andere geldige reden voor de opzegging.
5.3.
Omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. [3] De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
5.4.
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding wordt een te verwachten inkomensschade van [verzoekster] tot uitgangspunt genomen. De arbeidsovereenkomst zou op 1 juli 2022 in ieder geval van rechtswege zijn geëindigd. Het is niet waarschijnlijk dat de arbeidsovereenkomst daarna zou zijn voortgezet. Verder staat vast dat [verzoekster] op 4 augustus 2022 bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden. De hoogte van de billijke vergoeding kan daarom worden vastgesteld aan de hand van het inkomensverlies over 1 mei 2022 tot 1 juli 2022. Dat staat gelijk aan € 5.335,16 bruto (inclusief vakantietoeslag). Voor een verhoging van de billijke vergoeding is geen aanleiding. Tegen de beslissing van het UWV dat [verzoekster] geen WW-uitkering krijgt omdat het werk bij IVPG een niet verzekerd dienstverband is waardoor geen WW-recht is opgebouwd, loopt een aparte procedure. Bovendien ontbreekt een verband tussen het niet afdragen van werknemerspremies door IVPG en het ernstig verwijtbaar handelen van IVPG door de niet rechtsgeldige opzegging.
Er is in dit geval ook geen aanleiding om de hierna te bespreken vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding in mindering te brengen op de billijke vergoeding, vanwege de aard en ernst van het verwijtbaar handelen van IVPG. Daarbij weegt mee dat met de billijke vergoeding moet worden voorkomen dat IVPG kiest voor een dergelijk ongeldige opzegging. Een billijke vergoeding ter hoogte van € 5.335,16 bruto doet recht aan de situatie en hiermee wordt [verzoekster] in voldoende mate gecompenseerd. De gevorderde wettelijke rente over de billijke vergoeding zal worden toegewezen vanaf 1 mei 2022.
5.6.
De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal worden toegewezen, omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon over de opzegtermijn van een maand [4] , te weten € 2.667,58 bruto. Dit bedrag is inclusief vakantietoeslag. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 mei 2022.
5.7.
IVPG is ook een transitievergoeding verschuldigd, omdat de arbeidsovereenkomst door haar is opgezegd. Het door [verzoekster] berekende bedrag van € 595,00 bruto is niet betwist door IVPG. De door [verzoekster] verzochte transitievergoeding wordt daarom toegewezen tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2022 (een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd [5] ).
5.8.
[verzoekster] maakt verder aanspraak op achterstallig loon, een reiskostenvergoeding en een bonus voor gemaakte scans over de periode 1 september 2021 tot 1 mei 2022 van € 6.714,38 netto. [verzoekster] heeft dit bedrag onderbouwd met een overzicht van het netto loon volgens de loonspecificaties verminderd met het van IVPG ontvangen loon. IVPG heeft hiertegen als verweer gevoerd dat het op de weg van [verzoekster] had gelegen deugdelijk bewijs zoals bankafschriften over te leggen waar haar vordering uit blijkt. [verzoekster] heeft echter het netto loon waar zij recht op heeft voldoende onderbouwd en voor zover IVGP heeft bedoeld dat zij meer heeft betaald dan staat vermeld in het overzicht, moet zij dat verweer onderbouwen. Aangezien IVPG dat niet heeft gedaan wordt aan dit verweer voorbij gegaan. Deze vordering zal daarom als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen. De gevorderde wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 25 %. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar, omdat IVPG te laat betaalt en in verzuim is.
5.9.
Verder vordert [verzoekster] betaling van vakantietoeslag over 1 september 2021 tot 1 mei 2022 van € 1.580,79 bruto en uitbetaling van 144 opgebouwde niet genoten vakantie uren van € 2.736,00 bruto. Ook volgens IVPG heeft [verzoekster] daar recht op. Zij heeft alleen aangevoerd dat er nog een eindafrekening moet volgen en dat de bedragen gelijk moeten zijn met de bedragen waarop [verzoekster] volgens haar administratie recht heeft. Voor zover IVPG de hoogte van deze bedragen heeft betwist, heeft zij dat onvoldoende gemotiveerd. Ook deze vordering zal worden toegewezen. Omdat IVPG te laat betaalt en in verzuim is, is zij wettelijke rente verschuldigd, zoals gevorderd.
5.12.
In deze beschikking wordt al een beslissing gegeven over het verzoek van [verzoekster] . Daarom is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding. [6]
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van IVP&G, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt IVPG tot betaling aan [verzoekster] van € 6.714,38 netto aan loon, reiskostenvergoeding en bonus scans over de periode 1 september 2021 tot 1 mei 2021, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 25 %, en te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt IVPG tot betaling aan [verzoekster] van € 4.316,79 bruto aan vakantiegeld over de periode 1 september 2021 tot 1 mei 2022 en 144 opgebouwde niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt IVPG om aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van € 5.335,16 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.4.
veroordeelt IVPG om aan [verzoekster] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 2.667,58 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.5.
veroordeelt IVPG om aan [verzoekster] een transitievergoeding te betalen van € 595,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 juni 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.6.
veroordeelt IVPG tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 1.191,00 te weten:
griffierecht € 693,00
salaris gemachtigde € 498,00 ;
6.12.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 11 oktober 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:670b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 7:671 lid 1 BW.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
4.Artikel 7:672 lid 2 onder c BW.
5.Artikel 7:686a BW.
6.Artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.