In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, de besloten vennootschap Instituut voor Preventie en Gezondheid B.V. (IVPG). De werknemer had een verzoek ingediend om een billijke vergoeding, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding, nadat IVPG haar arbeidsovereenkomst had opgezegd. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was, omdat deze in strijd was met de wettelijke regels. De werkgever had ernstig verwijtbaar gehandeld, wat leidde tot de verplichting om een billijke vergoeding te betalen. De kantonrechter stelde de hoogte van deze vergoeding vast op € 5.335,16 bruto, rekening houdend met de inkomensschade die de werknemer had geleden door de onrechtmatige opzegging.
Daarnaast werd IVPG veroordeeld tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van € 2.667,58 bruto en een transitievergoeding van € 595,00 bruto. De kantonrechter wees ook de vordering van de werknemer toe voor achterstallig loon, reiskostenvergoeding en bonus, die samen € 6.714,38 netto bedroegen. De werkgever werd verder verplicht om vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen te vergoeden. De proceskosten werden eveneens aan IVPG opgelegd, omdat zij ongelijk had gekregen in deze procedure. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zich aan de wettelijke regels te houden bij het beëindigen van arbeidsovereenkomsten.