ECLI:NL:RBNHO:2022:8571

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
15/307679-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd in vereniging tegen een persoon met bedreiging en mishandeling

Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld en bedreiging. De zaak werd behandeld in het Team Straf, locatie Haarlemmermeer, en betreft twee tenlasteleggingen. De eerste betrof een bedreiging met een mes op 26 augustus 2020, waarbij de verdachte zou hebben gedreigd met de woorden: 'Kom terug, en dan maak ik je dood'. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen, en sprak hem vrij van deze beschuldiging. De tweede tenlastelegging betrof openlijk geweld op 11 oktober 2020, waarbij de verdachte samen met anderen een persoon in de Lange Veerstraat in Haarlem meermalen tegen het gezicht zou hebben geslagen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, onder andere door camerabeelden, die de verdachte identificeerden als betrokken bij het geweld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijk geweld en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en de aanbevelingen van de reclassering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/307679-20 (P)
Uitspraakdatum: 28 september 2022
Tegenspraak ex art. 279 Sv
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 en 14 september 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen de raadsvrouw van de verdachte, mr. S.J. van der Aart, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Haarlem, [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een mes in de richting van die [aangever 1] te bewegen/houden en/of met dat mes stekende bewegingen in de richting van die [aangever 1] te maken en die [aangever 1] (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen “Kom terug, en dan maak ik je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(HASPEL 3)
2
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Lange Veerstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [aangever 2] , door hem (meermalen) in/tegen het gezicht te slaan;
(HASPEL 9)

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De in dat verband gevoerde verweren zullen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van het desbetreffende feit worden besproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging met een mes op 26 augustus 2020. De rechtbank stelt vast dat er bij de woning van aangever [aangever 1] een incident heeft plaatsgevonden waarbij vier personen aanwezig waren, waaronder de verdachte. Eén van deze personen heeft de aangever met een mes bedreigd. Op grond van de aangifte en de getuigenverklaringen kan echter niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de bedreiging heeft gepleegd.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging feit 2 (Haspel 9)
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte niet op de camerabeelden van de Lange Veerstraat wordt herkend. De verdachte wordt wel herkend op de beelden uit Haspel 8, een incident dat eerder op de avond heeft plaatsgevonden, maar op grond van de camerabeelden van Haspel 9 kan niet worden geconcludeerd dat NN5 dezelfde persoon is als degene die door de verbalisant in Haspel 8 is herkend als de verdachte. Het enkele feit dat de verdachte op 10 oktober 2020 rond 23.55 uur mogelijk op de camerabeelden staat met anderen uit de groep die op 11 oktober 2020 om 0.22 uur bij de openlijke geweldpleging in de Lange Veerstraat betrokken zijn geweest, maakt nog niet dat de verdachte daar dan ook bij aanwezig moet zijn geweest. De groep bestond niet altijd uit dezelfde personen. Nu de verdachte niet op de beelden van Haspel 9 is herkend, kan niet worden bewezen dat de verdachte bij de openlijke geweldpleging betrokken is geweest. De verdachte moet volgens de raadsvrouw dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
Dit verweer wordt verworpen. De verdachte is herkend op camerabeelden van de Kruisstraat van 10 oktober 2020 rond 23.55 uur (Haspel 8). Hij was daar met de medeverdachten die van de openlijke geweldpleging tegen [aangever 2] worden verdacht ( [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] ). Op deze camerabeelden is te zien dat de verdachte een donkere pet op had, dat hij een trainingsbroek aan had met een licht logo op de rechter broekspijp en dat hij een zwart schoudertasje droeg. De verbalisant die de camerabeelden van de Lange Veerstraat heeft bekeken (Haspel 9), herkent de verdachte niet aan zijn gezicht, maar wel aan zijn postuur en kleding. De rechtbank is van oordeel dat deze herkenning voldoende specifiek is, mede gelet op wat de rechtbank zelf op de camerabeelden heeft waargenomen. Op de camerabeelden van onderzoek Haspel die zien op Haspel 9 op 11 oktober 2020 vanaf 00.22.30 (op 17 minuten en 25 seconden) heeft de rechtbank waargenomen dat een persoon met een donkere pet, een trainingsbroek met licht logo op de rechter broekspijp en met een zwart schoudertasje, aangever [aangever 2] in zijn gezicht slaat. Deze kleding en het postuur van deze persoon komen exact overeen met de persoon die op de beelden in Haspel 8 staat en die is herkend als de verdachte. Daar komt nog bij dat de groep die in de Lange Veerstraat het openlijk geweld tegen [aangever 2] heeft gepleegd, uit precies dezelfde personen bestaat als een half uur eerder op de beelden in de Kruisstraat. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [aangever 2] .
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
2
hij op 11 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Lange Veerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [aangever 2] , door hem meermalen tegen het gezicht te slaan.
(HASPEL 9)
Hetgeen aan de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in geval van een veroordeling een gevangenisstraf op te leggen die niet langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen
.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging door samen met vier anderen een jongen die op een scooter zat om de beurt tegen zijn hoofd te slaan. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien leidt dit soort uitgaansgeweld tegen willekeurige personen in het algemeen tot gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 augustus 2022 van Reclassering Nederland, waaruit blijkt dat de verdachte een Wajong uitkering ontvangt en dat de risicofactoren die tot recidive kunnen leiden nog onverminderd aanwezig zijn. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en om, gelet op het problematische verloop van het schorsingstoezicht, een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Bij de bepaling van de strafmodaliteit heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting door de raadsvrouw naar voren zijn gebracht.
Gelet op de straffen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden opgelegd voor openlijke geweldpleging, zou een forse taakstraf een passende straf zijn. Omdat de verdachte al enige tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en gelet op zijn persoonlijke beperkingen, zal de rechtbank – alles afwegende - in dit geval een gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 2 bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
EEN MAAND.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2022.
Mr. Kleijne is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.