ECLI:NL:RBNHO:2022:8568

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
15/307674-20 en 15/179954-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en winkeldiefstal door verdachte in Haarlem

Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee openlijke geweldplegingen en winkeldiefstallen. De zaak werd behandeld door een meervoudige strafkamer in Haarlemmermeer. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres, werd beschuldigd van geweldpleging tegen een persoon en een scooter, evenals van diefstal van diverse levensmiddelen. De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee delen behandeld, waarbij de feiten zijn genummerd voor de leesbaarheid. De officier van justitie, mr. M.G.T. Kramer, heeft gevorderd tot vrijspraak van enkele feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.T. Poort, ook vrijspraak heeft bepleit voor andere feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar bewezen verklaard dat hij openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon en een scooter, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 dagen en een taakstraf van 60 uur. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding voor de geleden schade door de benadeelden. De rechtbank heeft ook de toepasselijke wettelijke voorschriften vermeld en de uitspraak is gedaan door de rechters N. Boots, M. Mateman en G.D. Kleijne.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/307674-20 en 15/179954-20 (ter zitting gevoegd) (P)
Uitspraakdatum: 28 september 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 en 14 september 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
.
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/179954-20 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De ten laste gelegde feiten in de gevoegde zaak zijn voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R.T. Poort, advocaat te Beverwijk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Lange Veerstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 1] , door hem (meermalen) in/tegen het gezicht te slaan;
(HASPEL 9)
2
hij op of omstreeks 13 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten op de Kruisweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een scooter (KYMCO VP50 met kenteken [kenteken] ), door (meermalen) tegen deze scooter te schoppen/trappen, waardoor deze scooter omviel, terwijl hij, verdachte, dit goed opzettelijk heeft vernield;
(HASPEL 10)
3
hij op of omstreeks (a) 14 oktober 2020 en/of (b) 22 oktober 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse goederen:
(a) zestien, althans meerdere, verpakte broodjes, en/of zes, althans meerdere, verpakkingen wraps spicy chicken, en/of twee, althans een, sandwich(es), en/of twee, althans een, verpakking(en) toffee, en/of één verpakking Haribo banaan, en/of één verpakking Redband,
en/of
(b) eenentwintig, althans meerdere, verpakte broodjes, en/of vier, althans meerdere, sandwiches, en/of één saucijzenbroodje,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] , gevestigd aan de [adres 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(HASPEL 12)
15/179954-204
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Haarlem openlijk, te weten, op het Nieuwekerksplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde 3] door die [benadeelde 3] een of meer malen te slaan en/of te schoppen;
5
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde 3] heeft bedreigd met brandstichting
door die [benadeelde 3] dreigend de woorden toe te voegen: "we gaan de koffieshop in de fik steken", althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een desinfecterende zuil, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten. De in dat verband ingenomen standpunten zullen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van het desbetreffende feit worden besproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de onder 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De in dat verband gevoerde verweren zullen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van het desbetreffende feit worden besproken. De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 4, 5 en 6De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 4 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen aangever [benadeelde 3] . Uit het dossier volgt dat er op 10 juli 2020 twee incidenten hebben plaatsgevonden tussen de aangever en zijn vriend [getuige 1] enerzijds en de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] anderzijds. Rond 16.30 uur vond er een incident plaats in de coffeeshop van aangever en ongeveer 40 minuten later heeft op het Nieuwe Kerksplein een tweede incident plaatsgevonden. Het ten laste gelegde feit 4 ziet op dit laatste incident. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de aangever op de grond viel en dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] van plan waren om op de aangever te springen, maar dat hij ertussen is gesprongen waardoor er geen klappen of schoppen zijn uitgedeeld. Omdat niet is gebleken dat deze getuige belang heeft om in het voordeel van de aangever of de verdachte te verklaren, acht de rechtbank deze verklaring betrouwbaar. Aan de hand van deze verklaring kan niet worden vastgesteld of er door de verdachten op het Nieuwe Kerksplein daadwerkelijk geweld is gebruikt. Het door de aangever getoonde letsel kan afkomstig zijn van het eerste incident, waarbij de verdachten zelf ook letsel hadden opgelopen. De verdachte heeft verklaard dat hij de aangever uit zelfverdediging een klap heeft gegeven, maar uit het verhoor blijkt niet dat hij met deze verklaring op het tweede incident doelt. Gelet op het voorgaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] de aangever tijdens het tweede incident hebben geslagen en geschopt. De verdachte zal daarom van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging worden vrijgesproken.
De rechtbank is met de raadsman en de officier van justitie van oordeel dat de verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten, nu uit het dossier volgt dat de verdachte geen betrokkenheid bij deze feiten heeft gehad.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging feit 2 (Haspel 10)
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat de verdachte op de camerabeelden niet te herkennen is als de persoon die tegen de scooter aan schopt. De herkenning door de verbalisant is onvoldoende specifiek en niet bruikbaar voor het bewijs. De verdachte moet volgens de raadsman dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de stills van de camerabeelden voldoende duidelijk en helder zijn om een herkenning op te baseren. Uit deze camerabeelden volgt dat twee personen kort na elkaar tegen de scooter hebben geschopt. Verbalisant [verbalisant] heeft op 21 oktober 2020 een proces-verbaal van herkenning opgemaakt, waarbij zij de persoon die als eerste tegen de scooter schopte, herkent als de verdachte. De verbalisant heeft verklaard dat zij de verdachte kent vanuit haar werkzaamheden als rechercheur en dat de verdachte van augustus tot oktober 2020 regelmatig in beeld kwam bij het plegen van verschillende delicten. De verbalisant heeft de verdachte voor het laatst gesproken op 13 oktober 2020 om 20:10 uur. Dit is 18 uur na het gepleegde openlijk geweld tegen de scooter. Verder benoemt de verbalisant de specifieke uiterlijke kenmerken waaraan zij de verdachte herkent en heeft zij verklaard dat ze de verdachte onmiddellijk herkende.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de herkenning betrouwbaar is en daarom bruikbaar is voor het bewijs. In samenhang met de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 3] en de camerabeelden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de openlijke geweldpleging tegen de scooter heeft begaan. Overigens acht de rechtbank niet bewezen het strafverzwarende onderdeel dat de scooter opzettelijk is vernield, nu de scooter niet is vernield maar enkel beschadigd.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 11 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Lange Veerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] , door hem meermalen tegen het gezicht te slaan;
(HASPEL 9)
2
hij op 13 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten op de Kruisweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een scooter (KYMCO VP50 met kenteken [kenteken] ), door meermalen tegen deze scooter te schoppen;
(HASPEL 10)
3
hij op (a) 14 oktober 2020 en (b) 22 oktober 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
diverse goederen:
(a) zestien verpakte broodjes en zes verpakkingen wraps spicy chicken, en twee sandwiches en twee verpakkingen toffee en één verpakking Haribo banaan, en één verpakking Redband,
en
(b) eenentwintig verpakte broodjes, en vier sandwiches, en één saucijzenbroodje,
die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde 2] , gevestigd aan de [adres 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
(HASPEL 12)
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en tot een taakstraf van 240 uur, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die hooguit gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich binnen enkele dagen schuldig gemaakt aan twee openlijke geweldplegingen. De verdachte heeft in de Lange Veerstraat samen met vier anderen een jongen die op een scooter zat om de beurt tegen zijn hoofd geslagen. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien leidt dit soort uitgaansgeweld tegen willekeurige personen in het algemeen tot gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Een paar dagen later heeft de verdachte samen met een ander tegen een geparkeerde scooter geschopt, waardoor er schade aan de scooter is ontstaan. Daarmee heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Verder heeft de verdachte in oktober 2020 twee keer samen met anderen een winkeldiefstal gepleegd bij een [benadeelde 2] Daarbij werd door de verdachten schaamteloos een groot aantal broodjes en snoep uit de schappen gegrist. Dergelijk respectloos handelen levert voor winkeliers veel overlast en ergernis op en hindert hen in de bedrijfsvoering. Ook de maatschappij ondervindt schade van winkeldiefstallen, doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen, uiteindelijk door consumenten worden betaald.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 28 januari 2022 en 17 augustus 2022 van Reclassering Nederland, waaruit blijkt dat de verdachte een opleiding volgt en werk heeft. De verdachte heeft zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden en is tijdens de schorsingsperiode niet opnieuw met justitie in aanraking gekomen. De reclassering schat de kans op recidive laag in maar kan met de beschikbare informatie niet adviseren of interventies en/of toezicht nodig zijn. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Bij de het bepalen van de straf heeft de rechtbank tot slot in aanmerking genomen de jeugdige leeftijd van de verdachte en het tijdverloop sinds het plegen van de feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd die gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren opleggen.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4] (feit 2) en schadevergoedingsmaatregel
De bewindvoerder [bewindvoerder] heeft namens de benadeelde partij [benadeelde 4] een vordering tot schadevergoeding van € 499,54 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade aan haar scooter, die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De materiële schade bestaat uit scooteronderdelen die vervangen moeten worden, te weten het binnenschild, het skirt, de stuurkap, het voorspatbord, een spiegel en het arbeidsloon om de scooter te herstellen.
De officier van justitie acht de schade aan de stuurkap, voorspatbord en een deel van het arbeidsloon (€ 100,-) eenvoudig van aard en voldoende onderbouwd. Met betrekking tot de overige onderdelen van de vordering is volgens de officier van justitie niet begrijpelijk hoe de schade het gevolg is van het strafbare feit. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot een bedrag van € 223,84 wordt toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering wordt verklaard.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de gehele vordering moet worden verklaard omdat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de vordering wordt afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de scooter beschadigd is geraakt doordat er door de verdachte en zijn mededader meerdere keren tegen is getrapt, als gevolg waarvan deze is omgevallen. In het licht van deze bewijsmiddelen valt niet in te zien waarom slechts de schadeposten met betrekking tot de stuurkap, het voorspatbord en een deel van het arbeidsloon in rechtstreeks verband tot het bewezen verklaarde feit staan. De vordering zal dan ook geheel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten zullen worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijk geweld tegen een goed] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 3) en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 304,84 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit een aantal weggenomen levensmiddelen op de data 14, 17, 22 en 23 oktober 2020.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering, omdat de vordering niet is ondertekend en niet duidelijk is of [naam] namens de [benadeelde 2] gemachtigd is om de vordering in te dienen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat [naam] gemachtigd is om de vordering namens de [benadeelde 2] in te dienen, nu zij ook gerechtigd was om aangifte van diefstal te doen. Verder is elke pagina van de vordering van een paraaf voorzien. De rechtbank acht de [benadeelde 2] dan ook ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade veroorzaakt op 14 oktober 2020 (€ 94,24) en 22 oktober 2020 (€ 82,90) rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 177,14 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De winkeldiefstallen die op 17 en 23 oktober 2020 hebben plaatsgevonden zijn niet aan de verdachte ten laste gelegd en hij is niet aansprakelijk voor de schade die toen is veroorzaakt. Het deel van de vordering dat daarop ziet zal worden afgewezen.
De verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De [benadeelde 2] heeft de proceskosten becijferd op € 750,-, maar dit verder niet onderbouwd. De rechtbank zal dit bedrag daarom niet toekennen. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten zullen worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van winkeldiefstal, meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 4, 5 en 6 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
44 DAGEN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
60 URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 499,54als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 499,54, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 177,14, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 177,14, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2022.
Mr. Kleijne is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.