ECLI:NL:RBNHO:2022:8566

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
15/307888-20 en 15/167703-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging, straatroof en bezit van cocaïne door verdachte in Haarlem

Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 15/307888-20 en 15/167703-20. De verdachte is beschuldigd van openlijke geweldpleging, straatroof en het bezit van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. Tijdens de openbare terechtzittingen op 7 en 14 september 2022 is de verdachte gehoord, evenals de officier van justitie en de raadsman. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging met brandstichting, openlijk geweld tegen een persoon en diefstal van een mobiele telefoon, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, maar de feiten 2, 3 en 4 zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte samen met anderen een jongen heeft mishandeld en zijn telefoon heeft gestolen, wat leidde tot een gevangenisstraf van 13 maanden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafrechtelijk verleden van de verdachte en de ernst van de feiten, en heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte is vrijgesproken van het feit waar de vordering op is gebaseerd. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte niet opgeheven, maar de voorwaarden van de schorsing gewijzigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/307888-20 en 15/167703-20 (ter zitting gevoegd) (P)
Uitspraakdatum: 28 september 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 en 14 september 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De ten laste gelegde feiten in de gevoegde zaak zijn voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 oktober 2020 te Haarlem, [benadeelde 1] heeft bedreigd met brandstichting, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen "We zullen morgen wel terugkomen en dan jouw zaak in brand steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(HASPEL 7)
2
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Lange Veerstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 2] , door hem (meermalen) in/tegen het gezicht te slaan;
(HASPEL 9)
3
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Apple IPhone X), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [benadeelde 3] te duwen, en/of
- die [benadeelde 3] in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam te slaan, en/of
- die [benadeelde 3] (vervolgens) vast te pakken en/of mee te nemen in een auto, en/of
- die [benadeelde 3] in die auto (opnieuw) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam te slaan, en/of
- die [benadeelde 3] dreigend de woorden toe te voegen dat zij hem zouden opzoeken en pakken en/of dat zij hem knock-out zouden slaan en/of dat zij zijn voeten in cement zouden gieten en hem (vervolgens) in het water zouden gooien, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(CERVELO)
15/167703-204
hij op of omstreeks 25 mei 2020 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6,88 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De in dat verband ingenomen standpunten zullen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van het desbetreffende feit worden besproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De in dat verband gevoerde verweren zullen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van het desbetreffende feit worden besproken. De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 1De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverweging feit 3 (Cervelo)
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de bestuurder van de auto is geweest die is gezien op de beelden in de Lange Herenstraat. De verdachte heeft wel eens gebruik gemaakt van de auto, maar er zijn ook anderen die van de auto gebruik maakten. De politie heeft geverbaliseerd dat zij op de camerabeelden een persoon zien die kleding draagt die overeenkomt met kleding die de verdachte draagt, maar dit kan op grond van de camerabeelden niet worden vastgesteld. Uit de camerabeelden volgt ook niet dat er personen op de achterbank van de auto zaten.
Verder is de fotobewijsconfrontatie met de aangever niet op de juiste wijze verlopen. De aangever heeft het in zijn verklaring over een jongen met zwart haar, opgeschoren aan de zijkanten met licht golvende slag of krullen dat een beetje naar voren staat. Geen van de personen op de fotoconfrontatie voldoet aan deze haardracht. Ook heeft de verdachte op de foto een veelkleurige trui aan en springt er daarom uit ten opzichte van de personen op de andere foto’s, die allen donker gekleed zijn. Aan de herkenning van de verdachte door de aangever kan naar de mening van de raadsman dan ook geen waarde worden gehecht.
Gelet op het voorgaande is er onvoldoende bewijs in het dossier dat de verdachte dit feit heeft begaan en moet hij daarvan volgens de raadsman worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende.
De aangever [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij op 14 oktober 2020 op het Teylerplein in Haarlem was en dat twee jongens zijn telefoon afpakten. Daarna kreeg hij tikken in zijn gezicht en werd er gedreigd dat hij in elkaar geslagen zou worden. [benadeelde 3] werd vastgepakt en in een auto meegenomen. In de auto heeft hij ook tikken gehad en is hij nogmaals bedreigd. [benadeelde 3] heeft verder verklaard dat de bestuurder naar de Lange Herenstraat in Haarlem is gereden, dat de bijrijder vervolgens is uitgestapt met zijn telefoon en dat de bijrijder even later terug kwam met 250 euro.
Naar aanleiding van de verklaring van [benadeelde 3] zijn de camerabeelden van de Lange Herenstraat opgevraagd. Op deze camerabeelden is te zien dat een persoon, geïdentificeerd als de medeverdachte [medeverdachte 1] (een bekende van de verdachte), op het door [benadeelde 3] aangegeven tijdstip uit een auto van het merk [automerk] , stapt en een paar minuten later weer naar de auto terugloopt. Dit komt overeen met de verklaring van [benadeelde 3] . [benadeelde 3] had niet kunnen weten dat de verdachten na de diefstal van de telefoon naar de Lange Herenstraat zijn gereden als hij er niet zelf bij was geweest. De verklaring van [benadeelde 3] dat hij mee de auto in moest vindt dus steun in de overige bewijsmiddelen en is dermate gedetailleerd en specifiek dat de rechtbank geen reden heeft om hieraan te twijfelen, ook al is dit niet op de camerabeelden waar te nemen.
Verder concludeert de rechtbank dat de verdachte de gebruiker is van de auto die is te zien op de beelden van de Lange Herenstraat en waar [benadeelde 3] in werd geduwd en meegenomen. Het betreft een [automerk] , waarvan na onderzoek het kenteken [kenteken] bleek te zijn. Deze auto stond op naam stond van [getuige 1] . [getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte aan de auto heeft meebetaald, dat de verdachte de auto vaak gebruikte en dat de verdachte aanneemt dat het zijn auto is. Op 27 september 2020 is de auto in beslag genomen. Er zijn toen allerlei poststukken in de auto aangetroffen die aan de verdachte waren gericht. Ook bleek de verdachte op dat moment de sleutel van de auto in zijn bezit te hebben. De verdachte is voordat dit feit plaatsvond meerdere keren staande gehouden terwijl hij als bestuurder in de auto reed. Ook na 14 oktober 2020 is de verdachte meerdere keren (op 20 oktober en 30 oktober 2020) als bestuurder van de auto waargenomen.
Gelet op deze bevindingen is bij de verbalisanten het vermoeden ontstaan dat de verdachte op 14 oktober 2020 de bestuurder van de auto was. Naar aanleiding hiervan heeft een meervoudige fotobewijsconfrontatie plaatsgevonden, waarbij [benadeelde 3] de verdachte en [medeverdachte 1] heeft herkend als de twee jongens waar hij eerder over had verklaard. De rechtbank is van oordeel dat deze fotobewijsconfrontatie conform de daarvoor geldende regels is verlopen. De verbalisant heeft een objectieve fotoselectie gemaakt van personen, die qua etnische afkomst, huidskleur, geslacht, leeftijd, gelaatskenmerken, haarkleur en haardracht gelijkenis vertoonden met de foto van de verdachte. De twee testobservanten hebben geen relevante opmerkingen gemaakt over de selectie. De rechtbank, die de fotoselectie zelf heeft bekeken, heeft daarin ook geen onregelmatigheden kunnen ontdekken. De herkenning door [benadeelde 3] van de verdachte kan dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
Gelet op al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 1] de telefoon van [benadeelde 3] heeft gestolen, welke diefstal is gevolgd van geweld en bedreiging met geweld.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
2
hij op 11 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Lange Veerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , door hem meermalen tegen het gezicht te slaan;
(HASPEL 9)
3
hij op 14 oktober 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon (Apple IPhone X), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- die [benadeelde 3] te duwen, en
- die [benadeelde 3] tegen het gezicht te slaan, en
- die [benadeelde 3] vervolgens vast te pakken en mee te nemen in een auto, en
- die [benadeelde 3] in die auto opnieuw tegen het gezicht en tegen het lichaam te slaan, en
- die [benadeelde 3] dreigend de woorden toe te voegen dat zij hem zouden opzoeken en pakken en dat zij hem knock-out zouden slaan en dat zij zijn voeten in cement zouden gieten en hem vervolgens in het water zouden gooien;
(CERVELO)
15/167703-204
hij op 25 mei 2020 te Haarlem opzettelijk aanwezig heeft gehad 6,88 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 3:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de bepaling van de hoogte van een eventueel op te leggen straf, aan te sluiten bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Bovendien heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het tijdsverloop, met de jeugdige leeftijd van de verdachte en met de omstandigheid dat de verdachte afstand heeft genomen van het leven zoals hij dat voorheen leefde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, geen recht doet aan de feiten en omstandigheden van deze zaak en de positieve ontwikkeling die de verdachte heeft doorgemaakt zou doorkruisen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, een straatroof en het bezit van cocaïne.
De verdachte heeft in de Lange Veerstraat samen met vier anderen een jongen die op een scooter zat om de beurt tegen zijn hoofd geslagen. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien leidt dit soort uitgaansgeweld tegen willekeurige personen in het algemeen tot gevoelens van onveiligheid en tot onrust in de samenleving.
Een paar dagen later heeft de verdachte samen met een ander een straatroof gepleegd. De verdachte en zijn medeverdachte hebben een 15-jarige jongen aangesproken en zijn telefoon afgepakt. Het slachtoffer is daarna met geweld gedwongen om in een auto te stappen. Het slachtoffer moest meerijden en kreeg in de auto tikken tegen zijn gezicht en lichaam. De medeverdachte heeft bij een winkel nabij het station de telefoon van het slachtoffer verkocht. Daarna werd het slachtoffer in de auto teruggebracht, waarbij werd gedreigd met geweld als hij aangifte zou gaan doen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een jongen van pas 15 jaar zoveel angst heeft aangejaagd. Het meenemen van het slachtoffer in een auto en de uitlatingen die naar het slachtoffer zijn gedaan neigen naar zware criminaliteit. De verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens het slachtoffer en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door zijn behoefte aan geld. Dit soort feiten zorgt ook in de maatschappij voor grote gevoelens van onveiligheid.
Verder heeft de verdachte een dealershoeveelheid van ruim zes gram cocaïne in zijn bezit gehad. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen ernstige schade toebrengen aan de volksgezondheid. Bovendien brengt het gebruik van verdovende middelen maatschappelijke overlast en schade in de vorm van daaraan gerelateerde criminaliteit met zich mee.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 22 augustus 2022 van Reclassering Nederland, waaruit blijkt dat de verdachte een risicovol netwerk heeft. Het risico op recidive wordt als gemiddeld ingeschat. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte zich aan de voorwaarden gehouden en voortzetting daarvan vindt de reclassering niet nodig. De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen en een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank zal gelet op de ernst van de feiten, met name de straatroof, en het strafrechtelijk verleden van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen. Bij de het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen de jeugdige leeftijd van de verdachte en het tijdverloop sinds het plegen van de feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal worden afgewezen, nu de ernstige bezwaren en gronden die tot de voorlopige hechtenis hebben geleid, nog altijd aanwezig zijn en artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de veroordeling, niet aan de orde is.
Wel zal de rechtbank, conform het (subsidiaire) verzoek van de raadsman, de voorwaarden wijzigen behorende bij het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis, in die zin dat de bijzondere voorwaarden zullen komen te vervallen.

7.Vordering benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1)

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 357,99 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit reparatiekosten van een vernielde snorfiets.
Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 (bedreiging) en vernieling van de snorfiets niet aan de verdachte is ten laste gelegd, zal de rechtbank [benadeelde 1] nietontvankelijk verklaren in zijn vordering tot vergoeding van de schade.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57, 63, 141 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
13 MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de voorwaarden in het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis worden gewijzigd, in die zin dat de bijzondere voorwaarden komen te vervallen. Deze beslissing wordt apart opgemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2022.
Mr. Kleijne is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.