ECLI:NL:RBNHO:2022:8562

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
15/307677-20 en 15/179955-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens gewelds- en vermogensdelicten in Haarlem

Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gewelds- en vermogensdelicten in Haarlem. De verdachte is beschuldigd van zeven feiten, waaronder bedreiging, openlijk geweld, straatroof en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. Tijdens de zittingen op 6 en 14 september 2022 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor enkele feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft de verdachte ook aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde 2], [benadeelde 4] en [benadeelde 6]. De vorderingen tot schadevergoeding zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot betaling van bedragen aan de benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/307677-20 en 15/179955-20 (ter zitting gevoegd) (P) en 15/235550-19 (vordering tul)
Uitspraakdatum: 28 september 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 en 14 september 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/179955-20 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De ten laste gelegde feiten in de gevoegde zaak zijn voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.G.T. Kramer en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. R.T. Poort, advocaat te Beverwijk, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 2 oktober 2020 te Haarlem, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Kankerjong, wat moet je, zal ik een pak chocola naar je kop gooien, of zal ik je meteen dood steken” en/of “Ik steek je neer”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(HASPEL 6)
2
hij op of omstreeks 10 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Kruisstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 2] , door hem (meermalen) in/tegen het gezicht en/of lichaam te duwen en/of slaan;
(HASPEL 8)
3
hij op of omstreeks 11 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Lange Veerstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde 3] , door hem (meermalen) in/tegen het gezicht te slaan;
(HASPEL 9)
4
hij op of omstreeks (a) 14 oktober 2020 of (b) 22 oktober 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
diverse goederen:
(a) zestien, althans meerdere, verpakte broodjes, en/of zes, althans meerdere, verpakkingen wraps spicy chicken, en/of twee, althans een, sandwich(es), en/of twee, althans een, verpakking(en) toffee, en/of één verpakking Haribo banaan, en/of één verpakking Redband,
en/of
(b) eenentwintig, althans meerdere, verpakte broodjes, en/of vier, althans meerdere, sandwiches, en/of één saucijzenbroodje,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , gevestigd aan de [adres 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en/of
hij op of omstreeks 23 oktober 2020 te Haarlem, een flesje drinken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , gevestigd aan de [adres 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(HASPEL 12)
5
hij op of omstreeks 14 oktober 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon (Apple IPhone X), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [benadeelde 5] te duwen, en/of
- die [benadeelde 5] in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam te slaan, en/of
- die [benadeelde 5] (vervolgens) vast te pakken en/of mee te nemen in een auto, en/of
- die [benadeelde 5] in die auto (opnieuw) in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam te slaan, en/of
- die [benadeelde 5] dreigend de woorden toe te voegen dat zij hem zouden opzoeken en pakken en/of dat zij hem knock-out zouden slaan en/of dat zij zijn
voeten in cement zouden gieten en hem (vervolgens) in het water zouden gooien,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(CERVELO)
15/179955-206
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Haarlem openlijk, te weten, op het Nieuwekerksplein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde 6] door die [benadeelde 6] een of meer malen te slaan en/of te schoppen;
7
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde 6] heeft bedreigd met brandstichting
door die [benadeelde 6] dreigend de woorden toe te voegen: "we gaan de koffieshop in de fik steken", althans de woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
8
hij op of omstreeks 10 juli 2020 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een desinfecterende zuil, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 6] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 8 ten laste gelegde feiten. De in dat verband ingenomen standpunten zullen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van het desbetreffende feit worden besproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van de onder 1, 2, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken. De in dat verband gevoerde verweren zullen hierna, voor zover van belang, bij de beoordeling van het desbetreffende feit worden besproken. De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 6
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 6 ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen aangever [benadeelde 6] . Uit het dossier volgt dat er op 10 juli 2020 twee incidenten hebben plaatsgevonden tussen de aangever en zijn vriend [vriend benadeelde 6] enerzijds en de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] anderzijds. Rond 16.30 uur vond er een incident plaats in de coffeeshop van aangever en ongeveer 40 minuten later heeft op het Nieuwe Kerksplein een tweede incident plaatsgevonden. Het ten laste gelegde feit 6 ziet op dit laatste incident. De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de aangever op de grond viel en dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] van plan waren om op de aangever te springen, maar dat hij ertussen is gesprongen waardoor er geen klappen of schoppen zijn uitgedeeld. Omdat niet is gebleken dat deze getuige belang heeft om in het voordeel van de aangever of de verdachte te verklaren, acht de rechtbank deze verklaring betrouwbaar. Aan de hand van deze verklaring kan niet worden vastgesteld of er door de verdachten op het Nieuwe Kerksplein daadwerkelijk geweld is gebruikt. Het door de aangever getoonde letsel kan afkomstig zijn van het eerste incident, waarbij de verdachten zelf ook letsel hadden opgelopen. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de aangever uit zelfverdediging een klap heeft gegeven, maar uit het verhoor blijkt niet dat hij met deze verklaring op het tweede incident doelt. Gelet op het voorgaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] de aangever tijdens het tweede incident hebben geslagen en geschopt. De verdachte zal daarom van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
3.3.3.1 Bewijsoverweging feit 3 (Haspel 8)
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen [benadeelde 2] . De verdachte heeft [benadeelde 2] in de snackbar een duw gegeven, omdat hij te dichtbij kwam. Dit was een één op één situatie, waar geen medeverdachten bij betrokken waren. De verdachte heeft aan het gevecht dat daarna buiten volgde, geen enkele bijdrage geleverd. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat er sprake was van openlijk geweld, dan wel dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De verdachte moet volgens de raadsman dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte en aangever [benadeelde 2] zich op 10 oktober 2020 om 23.59 uur in snackbar [snackbar] in de Kruisstraat bevinden en dat de verdachte [benadeelde 2] op 11 oktober 2020 om 00:00:04 naar buiten duwt. Zes seconden later maakt de verdachte een slaande beweging richting het gezicht van [benadeelde 2] . Direct hierna komt medeverdachte [medeverdachte 2] aanrennen, maakt een slaande beweging richting [benadeelde 2] en geeft hem drie schoppen tegen zijn lichaam. Gelet op het voorgaande, waaronder met name de korte tijdsduur tussen de verschillende geweldshandelingen, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat tegen [benadeelde 2] is gepleegd. De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3.2 Bewijsoverweging feit 5 (Cervelo)
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de telefoon van aangever [benadeelde 5] heeft gestolen, maar heeft ontkend dat hij daarbij geweld heeft gebruikt of daarmee heeft gedreigd. Ook heeft de verdachte ontkend dat hij [benadeelde 5] heeft gedwongen om in de auto te stappen.
De rechtbank gaat aan de ontkennende onderdelen van deze verklaring voorbij en acht bewezen dat de verdachte en de medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen aangever [benadeelde 5] en daarmee hebben gedreigd. [benadeelde 5] heeft verklaard dat hij op 14 oktober 2020 op het Teylerplein in Haarlem was en dat twee jongens zijn telefoon afpakten. Daarna kreeg hij tikken in zijn gezicht en werd er gedreigd dat hij in elkaar geslagen zou worden. [benadeelde 5] werd vastgepakt en in een auto meegenomen. In de auto heeft hij ook tikken gehad en is hij nogmaals bedreigd. [benadeelde 5] heeft verder verklaard dat de bestuurder naar de Lange Herenstraat in Haarlem is gereden, dat de bijrijder vervolgens is uitgestapt met zijn telefoon en dat de bijrijder even later terug kwam met 250 euro.
Naar aanleiding van de verklaring van [benadeelde 5] zijn de camerabeelden van de Lange Herenstraat opgevraagd. Op deze camerabeelden is te zien dat de verdachte op het door [benadeelde 5] aangegeven tijdstip uit een auto van het merk [automerk] , stapt en een paar minuten later weer naar de auto terugloopt. Dit komt overeen met de verklaring van [benadeelde 5] . [benadeelde 5] had niet kunnen weten dat de verdachten na de diefstal van de telefoon naar de Lange Herenstraat zijn gereden als hij er niet zelf bij was geweest.
Daar komt nog bij dat de verdachte ter terechtzitting heeft bevestigd dat hij de telefoon van [benadeelde 5] in de buurt van de Lange Herenstraat heeft verkocht. De verklaring van [benadeelde 5] vindt dus steun in de overige bewijsmiddelen en is dermate gedetailleerd en specifiek dat de rechtbank geen reden heeft om hieraan te twijfelen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 2 oktober 2020 te Haarlem, [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [benadeelde 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Zal ik je meteen dood steken” en/of “Ik steek je neer”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(HASPEL 6)
2
hij omstreeks 10 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Kruisstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] , door hem meermalen tegen het gezicht en het lichaam te duwen en te slaan;
(HASPEL 8)
3
hij op 11 oktober 2020 te Haarlem, openlijk, te weten in de Lange Veerstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 3] , door hem meermalen tegen het gezicht te slaan;
(HASPEL 9)
4
hij op (a) 14 oktober 2020 en (b) 22 oktober 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met anderen,
diverse goederen:
(a) zestien verpakte broodjes, en zes verpakkingen wraps spicy chicken, en twee sandwiches, en twee verpakkingen toffee, en één verpakking Haribo banaan en één verpakking Redband,
en
(b) eenentwintig verpakte broodjes, en vier sandwiches, en één saucijzenbroodje,
die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde 4] , gevestigd aan de [adres 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en
hij op 23 oktober 2020 te Haarlem een flesje drinken, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde 4] , gevestigd aan de [adres 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(HASPEL 12)
5
hij op 14 oktober 2020 te Haarlem, tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon (Apple IPhone X), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- die [benadeelde 5] te duwen, en
- die [benadeelde 5] tegen het gezicht te slaan, en
- die [benadeelde 5] vervolgens vast te pakken en mee te nemen in een auto, en
- die [benadeelde 5] in die auto opnieuw tegen het gezicht en tegen het lichaam te slaan, en
- die [benadeelde 5] dreigend de woorden toe te voegen dat zij hem zouden opzoeken en pakken en dat zij hem knock-out zouden slaan en dat zij zijn voeten in cement zouden gieten en hem vervolgens in het water zouden gooien;
(CERVELO)
15/179955-207
hij op 10 juli 2020 te Haarlem [benadeelde 6] heeft bedreigd met brandstichting
door die [benadeelde 6] dreigend de woorden toe te voegen: "we gaan de coffeeshop in de fik steken";
8
hij op 10 juli 2020 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een desinfecterende zuil, die aan [benadeelde 6] toebehoorde, heeft vernield.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 2, feit 3 (telkens):
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
en
diefstal
feit 5:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
feit 7:
bedreiging met brandstichting
feit 8:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van één jaar. De raadsman heeft verder verzocht om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan in totaal zeven strafbare feiten. De door de verdachte gepleegde gewelds- en vermogensfeiten hebben naast lichamelijk en psychisch letsel, veel schade, hinder en overlast veroorzaakt.
In juli 2020 heeft de verdachte bij een voorval in een coffeeshop een desinfectiezuil vernield en gedreigd brand te stichten in de coffeeshop. Daarmee heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Op 2 oktober 2020 heeft de verdachte vervolgens een medewerker van de [winkel] bedreigd door te zeggen dat hij hem dood zou steken. De verdachte heeft daarmee een gevoel van angst en onveiligheid bij het slachtoffer teweeggebracht.
In de nacht van 10 op 11 oktober 2020 heeft de verdachte zich samen met anderen binnen een half uur twee keer schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen volstrekt willekeurige slachtoffers. Het eerste slachtoffer, [benadeelde 2] , is voor de deur van een snackbar geslagen en geschopt nadat hij weigerde om een snack voor de verdachte betalen. Het slachtoffer heeft hierdoor zijn scheenbeen gebroken. Een half uur later heeft de verdachte samen met vier anderen bij een andere snackbar een jongen die op een scooter zat om de beurt tegen zijn hoofd geslagen. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 2] blijkt dat hij zich niet langer veilig voelt in het centrum van Haarlem en dat hij last heeft van spanningsklachten en slaapproblemen. Bovendien leidt dit soort uitgaansgeweld tegen willekeurige personen in het algemeen tot gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.
Op 14 oktober 2020 heeft de verdachte samen met een ander een straatroof gepleegd. De verdachte en zijn medeverdachte hebben een 15-jarige jongen aangesproken en zijn telefoon afgepakt. Het slachtoffer is daarna met geweld gedwongen om in een auto te stappen. Het slachtoffer moest meerijden en kreeg in de auto tikken tegen zijn gezicht en lichaam. De verdachte heeft bij een winkel nabij het station de telefoon van het slachtoffer verkocht. Daarna werd het slachtoffer in de auto teruggebracht, waarbij werd gedreigd met geweld als hij aangifte zou gaan doen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een jongen van pas 15 jaar zoveel angst heeft aangejaagd. Het meenemen van het slachtoffer in een auto en de uitlatingen die naar het slachtoffer zijn gedaan neigen naar zware criminaliteit. De verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer en heeft zich enkel laten leiden door zijn behoefte aan geld. Dit soort feiten zorgt ook in de maatschappij voor grote gevoelens van onveiligheid.
Verder heeft de verdachte in oktober 2020 drie keer een winkeldiefstal gepleegd bij een [benadeelde 4] , waarvan twee keer samen met anderen. Daarbij werd door de verdachten schaamteloos een groot aantal broodjes en snoep uit de schappen gegrist. Dergelijk respectloos handelen levert voor winkeliers veel overlast en ergernis op en hindert hen in de bedrijfsvoering. Ook de maatschappij ondervindt schade van winkeldiefstallen, doordat de kosten die gemoeid zijn met het nemen van veiligheidsmaatregelen tegen diefstallen, uiteindelijk door consumenten worden betaald.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 5 april 2022, 27 juli 2022 en 19 augustus 2022 van Reclassering Nederland, waaruit blijkt dat de verdachte tijdens zijn schorsing van de voorlopige hechtenis veelvuldig de bijzondere voorwaarden heeft overtreden en tot zijn aanhouding (wegen overtreding van de schorsingsvoorwaarden) steeds negatief in beeld kwam bij de politie. Om te kunnen adviseren of interventies en/of toezicht noodzakelijk zijn ter voorkoming van herhaling is op verzoek van de reclassering een psychologisch onderzoek gestart. De verdachte heeft hieraan echter niet meegewerkt, zoals blijkt uit het pro justitia rapport van 4 mei 2022 van [naam psycholoog] , GZ-psycholoog. De niet meewerkende houding van de verdachte bij zowel de psycholoog als tijdens het toezicht maakt dat de reclassering een reclasseringstoezicht met interventies niet uitvoerbaar acht. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht.
De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen. Bij de het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank naast de ernst van de feiten ook in aanmerking genomen het strafrechtelijk verleden van de verdachte, zijn jeugdige leeftijd en het tijdverloop sinds het plegen van de feiten.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing ten aanzien van de voorlopige hechtenis
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal worden afgewezen, nu de ernstige bezwaren en gronden die tot de voorlopige hechtenis hebben geleid, nog altijd aanwezig zijn en artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de veroordeling, niet aan de orde is.

7.Vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2] (feit 2) en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2.620,12 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 620,12) en immateriële
(€ 2.000,-) schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit € 395,70 aan verlies van arbeidsvermogen en € 224,92 aan medische kosten.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de gevorderde schade niet het gevolg is van de feitelijke handelingen van de verdachte (een duw en een slaande beweging). Bewezenverklaard is dat de verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen de benadeelde partij en daarom is de verdachte samen met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partij daardoor heeft geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de medische kosten van € 224,92, waartegen verder geen verweer is gevoerd, rechtstreeks voortvloeien uit het onder 2 bewezen verklaarde feit en dus toewijsbaar zijn.
Ten aanzien van het verlies van arbeidsvermogen heeft de verdediging aangevoerd dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat bezorgers van Deliveroo een arbeidsovereenkomst met dat bedrijf hebben en dus dat er een loonbetalingsverplichting is bij ziekte. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde enige tijd niet heeft kunnen werken. In het licht van het verweer van de verdediging kan echter niet worden vastgesteld of de werkgever van de benadeelde partij een doorbetalingsverplichting had. Dit vergt nader onderzoek en daarvoor is in deze strafzaak geen plaats omdat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank komt vergoeding van de gestelde immateriële schade van € 2.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.224,92, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank geen omstandigheden aanwezig om van die hoofdelijkheid af te zien.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten zullen worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijk geweld tegen een persoon] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 4] en schadevergoedingsmaatregel (feit 4)
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 304,84 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 4 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit een aantal weggenomen levensmiddelen op de data 14, 17, 22 en 23 oktober 2020.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering, omdat de vordering niet is ondertekend en niet duidelijk is of [naam] namens de [benadeelde 4] gemachtigd is om de vordering in te dienen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier voldoende blijkt dat [naam] gemachtigd is om de vordering namens de [benadeelde 4] in te dienen, nu zij ook gerechtigd was om aangifte van diefstal te doen. Verder is elke pagina van de vordering van een paraaf voorzien. De rechtbank acht de [benadeelde 4] dan ook ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade veroorzaakt op 14 oktober 2020 (€ 94,24), 22 oktober 2020 (€ 82,90) en 23 oktober 2020 (€ 2,49) rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook tot een bedrag van € 179,63 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank ten aanzien van de materiële schade van € 94,24 (14 oktober 2020) en € 82,90 (22 oktober 2020) bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De winkeldiefstal die op 17 oktober 2020 heeft plaatsgevonden is niet aan de verdachte ten laste gelegd en hij is niet aansprakelijk voor de schade die toen is veroorzaakt. Het deel van de vordering dat ziet op de daaruit voortvloeiende schade zal worden afgewezen.
De verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De [benadeelde 4] heeft de proceskosten becijferd op € 750,-, maar dit verder niet onderbouwd. De rechtbank zal dit bedrag daarom niet toekennen. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten zullen worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: (medeplegen van) winkeldiefstal, meermalen gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.3
Vordering benadeelde partij [benadeelde 6] en schadevergoedingsmaatregel
(feit 7 en 8)
De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.573,79 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de onder 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een vernielde desinfectiezuil, schade aan kleding en schoenen, een vernielde prullenbak en schade aan de scharnieren van een deur.
Nu de verdachte is vrijgesproken van feit 6, zal de rechtbank [benadeelde 6] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot vergoeding van de schade aan de kleding en schoenen. Dit geldt ook voor de gestelde schade aan de prullenbak en de deurscharnieren, nu deze schade niet te relateren is aan de onder 7 of 8 ten laste gelegde feiten.
De schade aan de desinfectiezuil vloeit wel rechtstreeks voort uit het onder 8 bewezen verklaarde feit. Hoewel de schade niet met stukken is onderbouwd, is wel duidelijk dat er schade is geleden en daarom zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank zal de schade aan de desinfectiezuil in redelijkheid begroten op € 200,-. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten zullen worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 8 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vernieling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 19 mei 2020 in de zaak met parketnummer 15/235550-19 heeft de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland de verdachte ter zake van mishandeling en poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uur. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 24 juli 2020 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 3 juni 2020 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 63, 141, 285, 310, 311, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 6 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3, 4, 5, 7 en 8 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.224,92, bestaande uit € 224,92 als vergoeding voor de materiële en € 2.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering van materiële schade en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 2.224,92, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 179,63, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien het bedrag van
€ 177,14geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 179,63, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover het bedrag van
€ 177,14of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 200,-, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 6] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 200,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/235550-19 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde taakstraf voor de duur van 40 uur, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Holland d.d. 19 mei 2020.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M. Mateman en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 september 2022.
Mr. Kleijne is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen.