ECLI:NL:RBNHO:2022:851

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
15/700016-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met recidiverisico en middelengebruik

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de proeftijd met 365 dagen te verlengen toegewezen. De beslissing is genomen naar aanleiding van een onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2022, waar de veroordeelde en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er meerdere politiemutaties zijn geweest met betrekking tot overlast veroorzaakt door de veroordeelde, voornamelijk door het gebruik van lachgas. De reclassering heeft zorgen geuit over het recidiverisico, vooral in verband met het rijden zonder rijbewijs na gebruik van lachgas. De rechtbank heeft overwogen dat de bijzondere voorwaarden die sinds 24 september 2020 van kracht zijn, niet zijn nageleefd door de veroordeelde, wat een negatieve invloed heeft op het risico op recidive. De rechtbank oordeelt dat het noodzakelijk en proportioneel is om de proeftijd te verlengen, zodat de veroordeelde kan werken aan het matigen van zijn middelengebruik en het naleven van de voorwaarden. De rechtbank heeft daarbij artikel 6:1:18 van het Wetboek van Strafvordering in acht genomen.

Uitspraak

ARECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700016-12 (parketnummer Hof: 23/004711-12)
Parketnummer: 13/129162-12
V.I. zaaknummer : 99-000407-45
Uitspraakdatum: 7 februari 2022
Beslissing op vordering verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling ex artikel 6:1:18 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2022 in de zaak tegen:

[naam] , hierna: de veroordeelde,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
Bij onherroepelijk geworden arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam rechtdoende in strafzaken d.d. 15 juli 2014 is de veroordeelde veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 23 december 2012 is aangevangen.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Amsterdam d.d. 17 januari 2013 is de veroordeelde veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf van zes weken.
De veroordeelde is, gelet op het bepaalde in artikel 6:2:10 (oud) Sv, op 1 oktober 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
  • zich binnen vijf werkdagen na invrijheidstelling zal melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam, telefoonnummer 088-8041200;
  • zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht. Deze meldplicht heeft tot doel de veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden;
  • zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag, althans een soortgelijke deskundige of zorginstelling, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. Veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
  • zijn medewerking dient te verlenen aan en een actieve inspanning dient te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • een open, gemotiveerde en meewerkende houding dient te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
  • openheid van zaken dient te tonen ten aanzijn van zijn financiële situatie,
met een proeftijd voor de duur van 1231 dagen.
Met het wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 24 september 2020 zijn de voorwaarden die betrekking hebben op de behandelverplichting en andere voorwaarden het gedrag betreffend – beperking ten aanzien van middelengebruik - gewijzigd. Met ingang van 24 september 2020 luiden de bijzondere voorwaarden, verbonden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling als volgt dat de veroordeelde:
  • zich zal melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam, telefoonnummer 088-8041200;
  • zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht. Deze meldplicht heeft tot doel de veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden en om de veroordeelde te kunnen begeleiden;
  • zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Inforsa (voor forensische psychiatrie), althans een soortgelijke deskundige of zorginstelling, op tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. De veroordeelde dient zich te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven
en
zich, indien dit noodzakelijk is, ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek kortdurend klinisch zal laten opnemen voor de duur van maximaal zeven weken;
  • zijn medewerking dient te verlenen aan en een actieve inspanning dient te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
  • een open, gemotiveerde en meewerkende houding dient te tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling;
  • openheid van zaken dient te tonen ten aanzijn van zijn financiële situatie,
  • zicht dient te houden aan de volgende voorwaarden ten aanzien van middelengebruik, zulks ter beoordeling aan de reclassering:
 de veroordeelde matigt zijn middelengebruik tot een niet risicovol en aanvaardbaar niveau en heeft het middelengebruik onder controle, waarbij het niet leidt tot delictgedrag of gedrag dat de orde verstoort;
 de veroordeelde hanteert het gebruiksschema zoals dit is/wordt opgesteld met de hulpverlening;
 de veroordeelde maakt de functie en frequentie van gebruik bespreekbaar en leert risicosituaties herkennen, te vermijden of anders aan te pakken;
 de veroordeelde bouwt het gebruik op een verantwoorde wijze onder medische begeleiding af.

Verlengingsadvies voorwaardelijke invrijheidstelling (V.I.)

Uit het rapport van Reclassering Nederland, gedateerd 7 december 2021, en opgesteld door [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland Toezichtunit 4 Noord-West, blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende.
Er is sprake van een intensief toezicht traject. Bij de start van het toezicht had toezichthouder twee à drie keer in de week digitale meldplichtcontacten en contact met mevrouw [naam] (moeder van betrokkene). Bij de start van de FACT behandeling is het toezicht afgeschaald naar één keer per week digitaal of telefonisch en één keer in de twee weken fysiek contact op het kantoor van Inforsa. Betrokkene leert door middel van behandeling zijn signaleringsplan toe te passen. Betrokkene heeft gesprekken met de FACT psychiater en is ingesteld op medicatie. Eens per maand krijgt betrokkene zijn medicatiedepot toegediend ( [naam] ) middels een injectie. Vanwege de hoge dosering is hij verplicht om drie uren na het toedienen op de afdeling te verblijven.
Op 2 augustus 2021 is de psychische motorische therapie (PMT) gestart. De therapie is helaas beëindigd op 9 november 2021.
Ook is middels motiverende gespreksvoering ingezet op het aflossen van de schadevergoedingsmaatregel.
Nadat de V.I. zitting te Arnhem had plaatsgevonden op 20 augustus 2020 volgden een aantal opnames op de afdeling psychiatrie van het AMC. Betrokkene werd opgenomen vanwege psychoses gepaard met katatonie en een tekort aan vitamine B en C. Sinds de start van de FACT behandeling eind januari 2021 hebben geen psychoses en/of opnames in het ziekenhuis meer plaatsgevonden.
Betrokkene stelde zich in het contact met de toezichthouder vrijwel altijd vriendelijk op. Sociaal wenselijk gedrag wordt met regelmaat erkend door de toezichthouder en betrokkene. Hij stelt zich ambivalent op inzake zijn problematiek, dit is kenmerkend voor het toezicht. Toezichthouder en FACT behandelaar constateren oprechte wil van cliënt om verandering te bewerkstelligen wanneer hij (lichamelijk en geestelijk) last ondervind van het lachgasgebruik – verslaving. Zodra hij zich beter begint te voelen bagatelliseert hij zijn problematiek.
Sinds begin september 2021 is sprake van een terugval in lachgasgebruik. Dit resulteert in politiemutaties en/of delictgedrag, onder andere meldingen van overlast in verband met het gebruik van lachgas en het rijden zonder rijbewijs.
Het recidiverisico op het opnieuw plegen van een delict wordt laag ingeschat.
De reclassering acht een verlenging van het toezicht voor de duur van één jaar geïndiceerd, omdat er concrete voorwaarden / interventies voor gedragsverandering zijn waaraan nog gewerkt moet worden om risico’s te beperken.
Plan van aanpak voor de verlengde proeftijd:
  • toezicht te houden op recidive verhogende factoren en gedrag (lachgas/middelengebruik, sociale contacten, risicogedrag inzichtelijk maken);
  • contactonderhoud politie en justitie toepassen, delict scenario – probleembesef (delictgedrag, rijden zonder rijbewijs, overlastmeldingen, politiemutaties);
  • stok achter de deur inzake betrokkene’s inzet voor de FACT-behandeling Inforsa (handhaven van gemaakte afspraken met het FACT en houden aan depot afspraken. Het blijven toepassen van motiverende gesprekken.
  • Schuldenproblematiek (onder andere handhaven interventie, aflossingsafspraken met CJIB in verband met de schadevergoedingsmaatregel);
  • Voldoen aan de werkstraf (ondersteunen en herinneren aan de gemaakte afspraken waardoor betrokkene succesvol zijn werkstraf afrond).
Reclassering Nederland en de FACT behandelaar adviseren het V.I. toezicht met de duur van één jaar te verlengen onder dezelfde voorwaarden.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 28 december 2021 strekt ertoe dat
– gelet op het gedrag van de veroordeelde – de rechtbank de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling zal verlengen met 365 dagen.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er regelmatig politiemutaties zijn opgemaakt in verband met incidenten ten aanzien van middelengebruik (voornamelijk lachgasgebruik). Tijdens de verlengde proeftijd kan het toezicht onder dezelfde voorwaarden worden voortgezet en zal onder andere aandacht zijn voor het lachgasgebruik en het afbouwen daarvan. Daarnaast wordt middels behandelingen onder andere geprobeerd structuur te bieden, de intrinsieke motivatie van de veroordeelde te vergroten en toe te werken naar EMDR. Als het toezicht nu wordt beëindigd zal het recidiverisico en het aantal mutaties toenemen. De officier van justitie is van mening dat het noodzakelijk en proportioneel is om de V.I.-proeftijd van de veroordeelde te verlengen.

De behandeling ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 24 januari 2022.
De veroordeelde is ter terechtzitting verschenen en werd bijgestaan door zijn raadsman mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam.
Voorts was aanwezig voornoemde [naam] .
De getuige [naam] heeft, zakelijk weergegeven, ter toelichting op het verlengingsadvies v.i. gedateerd 7 december 2021 het volgende aangevoerd.
Op dit moment is sprake van weinig motivatie bij betrokkene voor de behandeling. Hij houdt zich niet aan de afspraken met de FACT behandelaar. Daarnaast zijn er berichten van de politie (ook in december 2021 en januari 2022) dat betrokkene overlast veroorzaakt. Dan gaat het om schreeuwen en het vallen van een lachgastank op de grond. De overlast heeft te maken met de verslaving van betrokkene en met het overlijden van zijn zus. De politie maakt zich ernstig zorgen en schat in dat betrokkene meer dan 400 ballonnen lachgas per dag gebruikt. Ook de moeder van betrokkene heeft zorgen en is al enkele malen bij mij geweest.
Betrokkene krijgt medicatie (lorazepam) toegediend middels een depot. Zolang de medicatie wordt toegediend, voelt betrokkene zich goed en is hij minder ontvankelijk voor behandeling. De FACT behandelaar wil het toedienen van de medicatie stoppen. Daarmee neemt de kans op psychoses toe. Omdat de verwachting is dat betrokkene dan meer last zal gaan ondervinden van vervelende gevoelens, is de kans groter dat hij dan toch weer bij de behandelaar komt, hetgeen noodzakelijk wordt geacht. Betrokkene heeft tegen mij gezegd dat hij een langdurige behandeling wil (detox en daarna zes maanden behandeling), maar dan zal hij wel eerst bij de behandelaar moeten verschijnen. Een langdurige behandeling kan worden ingezet om geheel van de verslaving af te komen. Betrokkene heeft het sinds december weer over zo’n behandeling. Een kortdurende behandeling heeft hij afgewezen.
Het risico op een ernstig geweldsdelict is nihil. Wel is er een groot risico op overlast en het rijden zonder rijbewijs na lachgasgebruik. Daar is de reclassering heel bang voor. Voorts zijn de financiën geen onbelangrijk argument voor een voortzetting van het toezicht. Het blijven afbetalen van de schadevergoedingsmaatregel is van belang. Het lachgasgebruik kost veel geld, dat geld heeft betrokkene niet. Tenslotte moet ook de werkstraf nog worden afgerond.
Ik blijf bij het advies. Betrokkene is niet altijd negatief over het reclasseringstoezicht en de behandeling. Als hij zich niet goed voelt, wil hij van de verslaving af. Die gelegenheid moet hij krijgen. Het toezicht kan worden voortgezet onder de huidige voorwaarden. Om alle doelen te verwezenlijken, is verlenging van de proeftijd met één jaar nodig.
De veroordeelde heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik vind de overlast wel meevallen. De politie is eenmaal bij mij thuis geweest. Ik had toen lachgas gebruikt. Ik gebruik niet zo vaak lachgas: soms eenmaal per week, of eens of enkele keren per maand. Dan gaat het wel om extreem gebruik: meer dan 50 ballonnen per dag.
Er is toch wel sprake van enig afbouw van middelengebruik: eerst had ik psychoses, nu niet meer. Er is geen datum afgesproken waarop het gebruik van lachgas moet zijn afgebouwd.
Ik wil wel aan mijzelf werken, maar ik heb niet gezegd dat ik wil stoppen met het gebruik van lachgas. Als zo’n langdurige behandeling betekent dat ik helemaal moet stoppen, dan weet ik nog niet of ik die behandeling wil hebben.
Ik vind dat ik me tot heden wel voldoende heb opengesteld voor therapieën, ook voor de PMT. Ik weet niet of EMDR iets voor mij is. Ik neem lachgas wanneer ik zin heb, voor de gezelligheid; het is geen vlucht. Eigenlijk wil ik dat het toezicht en de behandeling stopt. Het contact met FACT wil ik wel laten doorlopen.
De raadsman heeft het woord gevoerd en, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
In juni 2021 heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vordering verlenging proeftijd bij de voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat betekent niet dat de vordering in dit geval dient te worden toegewezen. Uit de instrumenten blijkt dat het gevaar op recidive klein is. In dat geval is er geen noodzaak tot verlenging van de proeftijd. De vordering is evenmin proportioneel. Cliënt wil ervan af.
Ik verzoek u daarom primair de vordering van de officier van justitie af te wijzen en subsidiair de vordering toe te wijzen, waarbij de proeftijd voor de duur van zes maanden wordt verlengd.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de proeftijd met 365 dagen.

De beoordeling

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vordering, nu deze tijdig en op de bij de wet voorgeschreven wijze is ingediend en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
De vordering is gebaseerd op artikel 6:1:18, tweede lid, Sv.
De rechtbank overweegt het volgende. Met ingang van 1 januari 2018 is de mogelijkheid tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling in de wet opgenomen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling alleen dient te worden verlengd wanneer en voor zo lang dat, met het oog op het recidiverisico dat van de veroordeelde uitgaat, noodzakelijk en proportioneel is. Bij de beoordeling van een verlengingsverzoek dient de rechtbank alle relevante individuele feiten en omstandigheden te betrekken, waaronder de belangen van de veroordeelde en het belang van de veiligheid van de samenleving.
Uit het reclasseringsrapport en de toelichting daarop blijkt, dat er de laatste maanden meerdere politiemutaties zijn geweest met betrekking tot door de veroordeelde veroorzaakte overlast, voornamelijk ten gevolge van het lachgasgebruik. Daarnaast bestaat bij de reclassering de vrees dat de veroordeelde na gebruik van lachgas een motorvoertuig zal besturen zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs. De veroordeelde heeft ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat hij niet weet of hij zijn middelengebruik gaat minderen of dat hij onder medische begeleiding zijn gebruik gaat afbouwen. Volgens hem valt het wel mee met de overlast en gebruikt hij lachgas vooral voor de gezelligheid.
De rechtbank overweegt daarover dat de bijzondere voorwaarden die sinds 24 september 2020 van kracht zijn, mede zijn opgesteld om recidiverisico in te perken.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden aangaande het middelengebruik.
De overtreding van de voorwaarde inzake het middelengebruik kan, indien dit meer dan eenmalig is zoals in het onderhavige geval, een negatieve invloed hebben op het risico dat de veroordeelde opnieuw strafbare feiten, waaronder misdrijven, gaat plegen. Daar doet niet aan af dat het recidiverisico op een ernstig geweldsdelict op dit moment door de reclassering als laag wordt ingeschat.
Om het risico op recidive in te perken, acht de rechtbank een verlenging van de proeftijd noodzakelijk en proportioneel, zodat de veroordeelde alsnog kan gaan werken aan, allereerst, het matigen van zijn gebruik zodat delictgedrag en ordeverstorend gedrag achterwege blijft. Daarnaast dient de veroordeelde tijdens de verlengde proeftijd te voldoen aan de voorwaarde van het afbouwen van het middelengebruik onder medische begeleiding. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de veroordeelde ook de bijzondere voorwaarde dient na te komen dat hij een open, gemotiveerde en meewerkende houding moet tonen met betrekking tot het toezicht en de behandeling.
De rechtbank is – gelet op het voorgaande – dat de vordering moet worden toegewezen.

Toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 6:1:18 Sv.

Beslissing

De rechtbank beslist als volgt.
Wijst toe de vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 365 dagen en bepaalt dat daarbij van toepassing zijn de algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden, zoals die zijn opgenomen in het wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling d.d. 24 september 2020.

Deze beslissing is genomen door

mr. N.O.P. Roché, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. E. Broekhof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2022.