Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Intermaris
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft Stichting Intermaris een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens huurachterstand. De huurovereenkomst van [gedaagde] voor de woning aan [adres] eindigde volgens Intermaris op 31 juli 2019, terwijl [gedaagde] stelt dat deze eerder was ontbonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst pas op 31 juli 2019 is geëindigd, omdat [gedaagde] de woning pas op dat moment heeft opgeleverd. Intermaris vorderde betaling van € 1.856,90, inclusief huurachterstand en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat Intermaris niet gerechtigd was om de huurachterstand van [gedaagde] bij de vorige verhuurder, Mooiland, te innen, omdat er geen rechtsgeldige cessie van de huurachterstand had plaatsgevonden. De vordering tot betaling van de huur over juli 2019 werd wel toegewezen, evenals de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.