ECLI:NL:RBNHO:2022:8476

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C/15/328110
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een familiezakenprocedure

Op 9 juni 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een familiezakenprocedure. Het verzoek was gericht tegen mr. A.L. Diender, de rechter die de hoofdzaak behandelde. Verzoeker voelde zich niet gelijkwaardig behandeld en had het gevoel dat hij niet de kans had gekregen om zijn verhaal te doen. Hij voerde aan dat de rechter de behandeling van de zaak voortzette nadat hij de rechter had gewraakt en dat hij door een bewaker was belet de zittingszaal te verlaten.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van zowel de subjectieve als de objectieve toets. De rechtbank concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat de rechter bevooroordeeld was. De rechtbank stelde vast dat verzoeker op de zitting in de hoofdzaak voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. De omstandigheid dat er ook over hulpverlening werd gesproken, werd niet als partijdigheid van de rechter beschouwd.

De rechtbank oordeelde dat de klachten van verzoeker over de gang van zaken in de zitting niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en besloot dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/328110 / HA RK 22/88
Beslissing van 9 juni 2022
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te Hoorn,
hierna te noemen: verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. A.L. Diender,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op 17 mei 2022 ter zitting de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Familie & Jeugd, locatie Haarlem aanhangige zaak met als zaaknummer C/15/3277554 / JU RK 22-655, hierna te noemen: de hoofdzaak. Verzoeker heeft zijn verzoek per brief van 18 mei 2022, ontvangen bij de griffie op 19 mei 2022, nader toegelicht.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft op 22 mei 2022 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter zitting met gesloten deuren van de wrakingskamer van 2 juni 2022. Verzoeker en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen. De rechter in de hoofdzaak heeft van die geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt. Tevens zijn ter zitting als toehoorders verschenen mevrouw [naam] en namens de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI), gevestigd te Haarlem, mevrouw A. Groot en mevrouw M. Zaad.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – kort samengevat –
het volgende aangevoerd. Verzoeker voelt zich niet gelijkwaardig behandeld en vindt dat hij niet de kans heeft gekregen zijn verhaal te vertellen, althans het verhaal dat hij wilde vertellen. Bovendien werd niet alleen de verzochte omgangsregeling behandeld maar is ook gesproken over hulpverlening, terwijl dat geen onderdeel van het verzoek was. Ook heeft de rechter de behandeling van het verzoek voortgezet nadat verzoeker de rechter had gewraakt en de zittingszaal had verlaten. Voorts werd verzoeker door een bewaker belet de zittingszaal te verlaten nadat hij de rechter gewraakt had, waarbij hij door die bewaker is geduwd.

3.Het standpunt van de rechter

3.1
De rechter heeft – kort samengevat – als volgt op het wrakingsverzoek gereageerd. Het klopt niet dat de rechter bevooroordeeld is jegens verzoeker of dat de rechter iets gezegd of gedaan heeft waaruit zou kunnen blijken dat dit wel zo is.
De rechter heeft ter zitting eerst een juridisch technische vraag aan de GI gesteld, omdat het leek dat zij iets verzocht waartoe de GI reeds bevoegd is op grond van een eerder door het Gerechtshof Amsterdam gewezen beschikking. Vervolgens is aan de vrouw en verzoeker het woord gegeven. Omdat daaruit bleek dat verzoeker en de vrouw geen enkel contact hebben over de opvoeding van hun kinderen, heeft de rechter hen gevraagd of zij dat anders zouden willen en of zij daarvoor hulpverlening zouden accepteren. Tevens is de vrouw gevraagd of zij bereid was verzoeker te informeren over hun kinderen. Nadat de vrouw deze vraag bevestigend had beantwoord, heeft de rechter partijen in de gelegenheid willen stellen daarover afspraken te maken tijdens een schorsing van de behandeling. Verzoeker heeft hierop echter de zittingszaal verlaten, waarna hij onmiddellijk terugkwam en de rechter heeft gewraakt.

4.De beoordeling

4.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (de zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (de zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk, maar niet doorslaggevend.
4.2
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
4.3
Ook is niet gesteld of gebleken van omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets ook geen grond voor wraking oplevert. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.4
Uit de zittingsaantekeningen blijkt, anders dan verzoeker heeft gesteld, dat verzoeker op de zitting in de hoofdzaak ruim het woord heeft gekregen en daar ook gebruik van heeft gemaakt. Dat verzoeker niet gelijkwaardig is behandeld en niet de kans heeft gekregen zijn verhaal te doen blijkt dus niet uit de zittingsaantekeningen. Verzoeker heeft de zitting in de hoofdzaak en de gang van zaken aldaar kennelijk anders ervaren, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verklaard, maar dat maakt op zichzelf niet dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees van partijdigheid.
4.5
De omstandigheid dat op de zitting in de hoofdzaak niet alleen is gesproken over de verzochte omgangsregeling maar ook over al dan niet in te zetten hulpverlening binnen het gezinssysteem, geeft evenmin blijk van partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. Dat in het kader van de ondertoezichtstelling ook over hulpverlening is gesproken is niet ongebruikelijk.
4.6
De rechter stelt dat verzoeker onmiddellijk in de zittingszaal terugkeerde nadat hij deze had verlaten. De zittingsaantekeningen ondersteunen dit. Daaruit blijkt immers dat verzoeker de zittingszaal op enig moment heeft verlaten en direct daarop weer is teruggekeerd. Of de behandeling ter zitting in die tussengelegen tijd is voortgezet is niet relevant voor de beoordeling, omdat dit de rechter vrijstaat zolang er geen wrakingsverzoek is ingediend. Uit de zittingsaantekeningen en de reactie van de rechter leidt de rechtbank af dat verzoeker op het moment dat hij de zaal verliet de rechter nog niet had gewraakt en dat hij dat pas na terugkomst in de zittingszaal heeft gedaan.
4.7
Tot slot zij nog opgemerkt dat de klacht van verzoeker dat hij na het wraken van de rechter van een bewaker – de rechtbank begrijpt de bode – de zittingszaal niet heeft mogen verlaten, wat daar ook van zij, losstaat van het handelen van de rechter. Om die reden kan deze klacht geen grond vormen voor wraking.
4.8
De rechtbank zal het verzoek gelet op het voorgaande afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
5.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de verzoeker en belanghebbenden in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, mr. J.L. Roubos en mr. H.A. Pott Hofstede, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A. Fröberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2022.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.