ECLI:NL:RBNHO:2022:8459

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
C/15/316978 / HA ZA 21-310
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot vaststelling van de verdeling van gemeenschapsschulden na echtscheiding

In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man, die in 2012 in Nepal zijn getrouwd en in 2020 in Nederland zijn gescheiden. De vrouw vorderde de vaststelling van de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, waarbij zij stelde dat er schulden aanwezig waren die voortkwamen uit zes geldleningovereenkomsten die zij met personen in Nepal had afgesloten. De totale schuld zou circa € 200.000,- bedragen. De man betwistte het bestaan van deze leningen en stelde dat de overeenkomsten valselijk waren opgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor het bestaan van de gestelde schulden. De rechtbank concludeerde dat er geen geldstromen waren aangetoond die de leningen onderbouwden, en dat de vrouw niet had aangetoond dat de leningen daadwerkelijk waren verstrekt en besteed aan kosten van de man. Hierdoor werd de vordering van de vrouw afgewezen. De rechtbank compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/316978 / HA ZA 21-310
Vonnis van 28 september 2022
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M. Woudwijk te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. A.F.M. Visscher te Volendam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen zijn in 2012 met elkaar getrouwd in Nepal, waarna de vrouw is teruggekeerd naar Nederland. De man kwam in 2014 ook naar Nederland. Partijen zijn in 2020 in Nederland gescheiden. De vrouw vindt dat er nog een verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap moet plaatsvinden. Volgens haar zijn er in de gemeenschap schulden aanwezig (maar geen activa). De vrouw stelt dat de schulden voortkomen uit zes geldleningovereenkomsten die de vrouw met personen in Nepal is aangegaan voor of tijdens het huwelijk. In totaal gaat het om een geleend bedrag van (omgerekend) circa € 200.000,-. De man betwist het bestaan van de leningen en stelt dat de overeenkomsten valselijk zijn opgemaakt door de vrouw. Hij stelt dat er nooit een geldstroom op gang is gebracht die terug te herleiden is tot de geldleningovereenkomst, zodat van een schuld geen sprake is. Als de rechtbank hier anders over oordeelt, dan eist de man dat de gronden van de vrouw in Nepal ook worden betrokken bij de verdeling. De rechtbank is het met de man eens dat de vrouw onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat er sprake is van schulden uit zes geldleningovereenkomsten en wijst de vordering van de vrouw af. Door deze afwijzing komt de rechtbank niet toe aan de voorwaardelijk ingestelde eis van de man.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 22 december 2021;
  • de aanvulling in conventie tevens inhoudende conclusie van antwoord in reconventie
  • aanvullende producties van de zijde van de vrouw;
  • aanvulling verweer vorderingen in reconventie;
  • aanvullende producties van de zijde van de vrouw;
  • aanvullende producties van de zijde van de man;
  • de mondelinge behandeling van 20 april 2022 tijdens welke zitting de advocaat van de man het woord gevoerd heeft aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden;
  • de akte uitlating aan de zijde van de vrouw met producties van 29 juni 2022;
  • de akte uitlating aan de zijde van de man met producties van 29 juni 2022;
  • de akte uitlating aan de zijde van de vrouw met productie van 3 augustus 2022;
  • de akte uitlating aan de zijde van de man van 3 augustus 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [datum] in Kathmandu (Nepal) gehuwd en hebben ieder één of meer kinderen uit een eerder huwelijk.
2.2.
De vrouw woonde sinds 2012 in Nederland en is na de huwelijkssluiting in Nepal naar Nederland teruggekeerd. De man is in 2014 naar Nederland gekomen om zich hier te vestigen.
2.3.
Ten tijde van het sluiten van het huwelijk had de man de Nepalese nationaliteit en de vrouw de Nederlandse nationaliteit. Partijen hebben inmiddels beiden de Nederlandse nationaliteit.
2.4.
Het huwelijk is op 21 februari 2020 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
2.5.
In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat het huurrecht van de woning – op eenstemmig verzoek van partijen – aan de vrouw wordt toegekend.
2.6.
In de procedure heeft de vrouw zes documenten overgelegd, zowel een kopie van het origineel als een Nederlandse vertaling daarvan, met de volgende inhoud:
 een leenovereenkomst aangegaan op 18 maart 2014:
Mevrouw [betrokkene 1] , [personalia 1] (hierna schuldeiser) leent een bedrag van Nrs. 50,00,000 (zegge vijf miljoen Nepalese roepies) aan mevrouw [de vrouw] , [personalia 2] en momenteel woonachtig in Nederland (hierna schuldenaar).
Het geleende bedrag zou worden aangewend om de heer [de man] , [personalia 3], naar Nederland te laten immigreren. Verder zijn schuldenaar en schuldeiser overeengekomen dat het geleende geld inclusief de rente conform het algemeen geldende rentepercentage binnen 6 maanden vanaf heden terugbetaald zal worden aan de schuldeiser. De schuldenaar gaat tot slot akkoord dat er beslag mag worden gelegd op haar bezittingen (vermogen, woning en grond) om de schuld inclusief de rente te verhalen, indien de schuldenaar in gebreke blijft en niet aan de genoemde voorwaarden van de leenovereenkomst kan voldoen.
Getuigen:1. Mevrouw [betrokkene 2], inwoner van de gemeente [plaats 2]
2. De heer [betrokkene 3], inwoner van de gemeente [plaats 3].
 een leenovereenkomst aangegaan op 03 maart 2014:
Mevrouw [betrokkene 4], [personalia 4] (hierna schuldeiser) leent een bedrag van Nrs. 15,00,000 (zegge anderhalf miljoen Nepalese roepies) aan mevrouw [de vrouw] , [personalia 2] en momenteel woonachtig in Nederland (hierna schuldenaar).
Het geleende bedrag zou worden aangewend om de heer [de man] , [personalia 3], naar Nederland te laten immigreren. Verder zijn schuldenaar en schuldeiser overeengekomen dat het geleende geld inclusief de rente conform het algemeen geldende rentepercentage binnen twee jaar vanaf heden terugbetaald zal worden aan de schuldeiser. De schuldenaar gaat tot slot akkoord dat er beslag mag worden gelegd op haar bezittingen (vermogen, woning en grond) om de schuld inclusief de rente te verhalen, indien de schuldenaar in gebreke blijft en niet aan de genoemde voorwaarden van de leenovereenkomst kan voldoen.
Getuigen:
1 Mevrouw [betrokkene 5], inwoner van de gemeente [plaats 4]
2. De heer [betrokkene 6], inwoner van de gemeente [plaats 4]
 een leenovereenkomst aangegaan op 18 maart 2012:
De heer [betrokkene 7], [plaats 5] (hierna schuldeiser) leent een bedrag van Nrs. 75,00,000 (zegge zeven en half miljoen Nepalese roepies) aan mevrouw [de vrouw] , [personalia 2] en momenteel woonachtig in Nederland (hierna schuldenaar).
Het geleende bedrag zou worden aangewend om de heer [de man] , [personalia 5], naar Nederland te laten immigreren. Verder zijn schuldenaar en schuldeiser overeengekomen dat het geleende geld inclusief de rente conform het algemeen geldende rentepercentage binnen twee jaar vanaf heden terugbetaald zal worden aan de schuldeiser. De schuldenaar gaat tot slot akkoord dat er beslag mag worden gelegd op haar bezittingen (vermogen, woning en grond) om de schuld inclusief de rente te verhalen, indien de schuldenaar in gebreke blijft en niet aan de genoemde voorwaarden van de leenovereenkomst kan voldoen.
Getuigen:
1. De heer [betrokkene 8], inwoner van de gemeente [plaats 6]
2. Mevrouw [betrokkene 9], inwoner van de gemeente [plaats 7]
 een leenovereenkomst aangegaan op 30 januari 2015:
Mevrouw [betrokkene 10], [personalia 6] (hierna schuldeiser) leent een bedrag van Nrs. 45,00,000 (zegge vierenhalf miljoen Nepalese roepies) aan mevrouw [de vrouw] , [personalia 7] en momenteel woonachtig in Nederland (hierna schuldenaar).
Het geleende bedrag zou worden aangewend om de heer [de man] , [personalia 3], naar Nederland te laten immigreren. Verder zijn schuldenaar en schuldeiser overeengekomen dat het geleende geld inclusief de rente conform het algemeen geldende rentepercentage binnen twee jaar vanaf heden terugbetaald zal worden aan de schuldeiser. De schuldenaar gaat tot slot akkoord dat er beslag mag worden gelegd op haar bezittingen (vermogen, woning en grond) om de schuld inclusief de rente te verhalen, indien de schuldenaar in gebreke blijft en niet aan de genoemde voorwaarden van de leenovereenkomst kan voldoen.
Getuigen:
1. De heer [betrokkene 11], inwoner van de gemeente [plaats 9]
2. Mevrouw [betrokkene 12], inwoner van de gemeente [plaats 10].
 een leenovereenkomst aangegaan op 9 februari 2013:
De heer [betrokkene 13], [personalia 8] (hierna schuldeiser) leent een bedrag van Nrs. 30,00,000 (zegge drie miljoen Nepalese roepies) aan mevrouw [de vrouw] , [personalia 2] en momenteel woonachtig in Nederland (hierna schuldenaar).
Het geleende bedrag zou worden aangewend om de heer [de man] , [personalia 9], naar Nederland te laten immigreren. Verder zijn schuldenaar en schuldeiser overeengekomen dat het geleende geld inclusief de rente conform het algemeen geldende rentepercentage binnen een jaar vanaf heden terugbetaald zal worden aan de schuldeiser. De schuldenaar gaat tot slot akkoord dat er beslag mag worden gelegd op haar bezittingen (vermogen, woning en grond) om de schuld inclusief de rente te verhalen, indien de schuldenaar in gebreke blijft en niet aan de genoemde voorwaarden van de leenovereenkomst kan voldoen.
Getuigen:
1. De heer [betrokkene 14], inwoner van de gemeente [plaats 11]
2. Mevrouw [betrokkene 15], inwoner van de gemeente [plaats 12].
 een leenovereenkomst aangegaan op 30 september 2013:
De heer [betrokkene 16], [plaats 13] (hierna schuldeiser) leent een bedrag van Nrs. 50,00,000 (zegge vijf miljoen Nepalese roepies) aan mevrouw [de vrouw] , [personalia 2] en momenteel woonachtig in Nederland (hierna schuldenaar).
Het geleende bedrag zou worden aangewend om de heer [de man] , [personalia 3], naar Nederland te laten immigreren. Verder zijn schuldenaar en schuldeiser overeengekomen dat het geleende geld inclusief de rente conform het algemeen geldende rentepercentage binnen twee jaar vanaf heden terugbetaald zal worden aan de schuldeiser. De schuldenaar gaat tot slot akkoord dat er beslag mag worden gelegd op haar bezittingen (vermogen, woning en grond) om de schuld inclusief de rente te verhalen, indien de schuldenaar in gebreke blijft en niet aan de genoemde voorwaarden van de leenovereenkomst kan voldoen.
Getuigen:
1. Mevrouw [betrokkene 17], inwoner van de gemeente [plaats 14]
2. Mevrouw [betrokkene 18], inwoner van de gemeente [plaats 10].

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vrouw vordert - samengevat en na eiswijziging - dat de rechtbank bij vonnis zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de verdeling zal vaststellen van de tussen partijen bestaand hebbende gemeenschap in die zin dat bepaald wordt dat de schulden die door de vrouw zijn aangegaan onder haar naam voor rekening en risico van de vrouw en de man gezamenlijk komen waarbij zij deze schulden als hun gemeenschappelijke schuld dienen te voldoen. Voorts vordert de vrouw dat wordt bepaald dat de man ter zake van de schulden draagplicht heeft en dat de man wordt veroordeeld in de proceskosten (waaronder ook de kosten van de vertaling van de stukken).
3.2.
De vrouw stelt dat zij zes overeenkomsten van geldleningen is aangegaan tijdens en net voor het huwelijk voor het voldoen van kosten voor de man die op dat moment in Nepal woonde. Zij stelt dat zij in de periode dat de man nog in Nepal woonde steeds geld aan de man heeft opgestuurd en zij verklaart dat de man het geld heeft gebruikt voor verschillende doeleinden, zoals verbouwingen van een badkamer, de aanleg van een waterput/pomp en van een tuin, als ook voor de aanschaf van verf en tegels. Verder voert zij aan dat de man ook geld heeft uitgegeven aan drank en heeft vergokt. Ten slotte heeft zij de kosten van de zoon van de man betaald, voor zijn studie- en verblijfkosten in India.
3.3.
De man voert verweer met als conclusie dat de vorderingen van de vrouw moeten worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
De man vordert voorwaardelijk, namelijk voor het geval de rechtbank het bestaan van de vorderingen van de vrouw op de man aanneemt, samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de omvang van de te verrekenen gemeenschap en de verrekenvordering zal vaststellen zoals in randnummer 25 t/m 27 van zijn conclusie gesteld en de vrouw zal veroordelen aan de man een bedrag te betalen gelijk aan de helft van de vastgestelde schulden, binnen drie dagen na betekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2021, een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure, de kosten van vertaling van akten daaronder begrepen.
3.6.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw in de echtscheidingsprocedure heeft gesteld in het bezit te zijn van pachtgronden. Hij voert aan dat hij nimmer van dat bezit op de hoogte is geweest en dat hij het ook niet echt gelooft, maar dat voor zover het bestaan van de vorderingen van de vrouw op de man wordt aangenomen in die verdeling van de gemeenschap ook de gronden in Nepal moeten worden meegenomen. Hij verklaart dat de vrouw dan wel zal moeten aangeven waar de gronden gesitueerd zijn en of er nog goederen of woningen op deze gronden aanwezig zijn. Voor het geval dat de vrouw geen antwoord op deze vragen geeft stelt de man de waarde van de pachtgronden op € 233.000,- waarbij de vrouw de helft aan de man moet voldoen. Hij vordert subsidiair om het bedrag dat de vrouw zou moeten voldoen gelijk te stellen aan de helft van de vastgestelde schulden, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.7.
De vrouw voert verweer en betwist dat zij gronden in haar bezit heeft. Het betreft volgens de vrouw gronden van haar zoon.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De rechtbank zal hierna eerst ingaan op vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is en welk recht van toepassing is op het geschil van partijen. Daarna zal de rechtbank ingaan op de vraag of de door de vrouw gestelde schulden uit de geldleningovereenkomst onderdeel uitmaken van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
Rechtsmacht
4.2.
Partijen hebben beiden de Nederlandse nationaliteit en zijn woonachtig te [plaats 1] , zodat de rechtbank te Haarlem bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen.
Toepasselijk recht
4.3.
Ten tijde van het sluiten van het huwelijk had de vrouw de Nederlandse nationaliteit en de man de Nepalese nationaliteit. Het huwelijk is op [datum] gesloten in Nepal, waarna de vrouw is teruggekeerd naar Nederland en de man in Nepal bleef. De man kwam in 2014 naar Nederland. Na hun huwelijk hebben partijen hun eerste gewone verblijfplaats dus niet op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd. Op de huwelijksgoederengemeenschap is daarom Nederlands recht van toepassing op grond van artikel 4 lid 3 Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978. Beide partijen gaan hier ook vanuit.
Omvang ontbonden huwelijksgoederengemeenschap
4.4.
Uit de verklaringen van partijen valt af te leiden dat zij zelf tijdens hun huwelijk niet uitgingen van enige gemeenschap van goederen. Partijen hebben verklaard dat zij tijdens het huwelijk ieder hun eigen bankrekening hadden waarop hun salaris/uitkering binnenkwam en waarvan zij betalingen deden en dat er geen vaste afspraak bestond over betaling van vaste lasten en dat er geen activa te verdelen zijn. De vordering van de vrouw tot vaststelling van de verdeling heeft daarom uitsluitend betrekking op de vaststelling van de draagplicht voor de schulden uit hoofde van de geldleningovereenkomsten. In (voorwaardelijke) reconventie zal worden ingegaan op de vraag of er ook nog gronden in Nepal zijn die moeten worden betrokken in de verdeling.
4.5.
Naar Nederlands recht geldt op grond van artikel 1:94 BW dat van het ogenblik der voltrekking van het huwelijk tussen de echtgenoten van rechtswege een gemeenschap van goederen bestaat. Op grond van dit artikel omvat die gemeenschap wat haar baten betreft, alle goederen van de echtgenoten die bij aanvang van de gemeenschap aanwezig zijn of die nadien, zolang de gemeenschap niet is ontbonden, worden verkregen. Bovendien is in lid 5 van genoemd artikel bepaald dat de gemeenschap, wat haar lasten betreft, alle schulden van ieder van de echtgenoten omvat.
4.6.
Dit betekent dat de schulden uit de geldleningovereenkomsten – ook de schuld uit de geldleningovereenkomst van 18 maart 2012 die al vóór het huwelijk was aangegaan - onderdeel kunnen zijn van de inmiddels ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen, indien de rechtbank vaststelt dat de door vrouw gestelde schulden bestaan.
4.7.
De huwelijksgoederengemeenschap is ontbonden op 18 februari 2019 door indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank. Ieder van de echtgenoten heeft een gelijk aandeel in die ontbonden huwelijksgemeenschap en dit betekent dat ieder van de (ex)echtgenoten de helft van de op de peildatum bestaande gemeenschapsschulden moet dragen (artikel 1:100 lid 1 BW).
Bestaan er gemeenschapsschulden uit leenovereenkomsten?
4.8.
Het meest verstrekkende verweer van de man is dat de vrouw een papieren werkelijkheid heeft gecreëerd, maar dat zij niet heeft bewezen dat zij daadwerkelijk een bedrag van omgerekend € 200.000,- heeft ontvangen dat vervolgens zou zijn besteed aan kosten van de man, zoals zij stelt. Volgens de man zijn de geldleningovereenkomsten valselijk opgemaakt.
4.9.
De rechtbank moet de vrouw nageven dat zij een veelheid aan schriftelijke stukken heeft overgelegd, waarmee zij wil aantonen dat sprake is van echte geldleningen aan haar. Hieronder vallen onder meer de geciteerde geldleningovereenkomsten die in het Nepalees zijn opgesteld en in het Nederlands zijn vertaald, die geciteerd zijn in punt 2.6 van dit vonnis, maar ook verklaringen van een Nepalese gemeente die onder meer inhouden dat de genoemde personen bestaan en woonachtig zijn op de in de geldleningsovereenkomsten genoemde adressen. De man betwist dat deze stukken authentiek zijn: volgens hem heeft de vrouw deze stukken vervalst. Hij is naar Nepal gereisd en heeft de adressen bezocht, maar de genoemde personen daar niet aangetroffen. De rechtbank laat dit verder in het midden, omdat niet de papieren werkelijkheid in dit geval doorslaggevend is, maar het antwoord op de vraag of er daadwerkelijk geldstromen (aan de ontvangst of de uitgavenkant) op gang zijn gekomen door de door de vrouw overgelegde geldleningovereenkomsten. En daarvan is niet of onvoldoende gebleken. De rechtbank legt dit hierna stapsgewijs verder uit.
4.10.
Uit de door de vrouw overgelegde zes geldleningovereenkomsten blijkt niet dat er daadwerkelijk in de periode 2012-2015 een bedrag van in totaal € 200.000,- door zes Nepalese geldverstrekkers aan de vrouw is uitgeleend en vervolgens is besteed aan kosten van de man, zoals de vrouw stelt. Bankafschriften die optellen tot dit bedrag ontbreken, op een paar overboekingen van de vrouw aan de man na die optellen tot een bedrag van
€ 2.100,- over de periode 2010 - 2012. Enig verder geldspoor ontbreekt, zowel aan de inkomsten- als aan de uitgavenkant. Dat is des te opmerkelijker omdat de man onbetwist heeft gesteld dat het totaal geleende bedrag gelijk staat aan 833 jaarsalarissen van een gemiddelde Nepalees. Het leenbedrag staat ook in schril contrast met het inkomen van ieder van partijen: de vrouw verdiende destijds ongeveer € 1.400,- per maand. De man verdiende mogelijk iets meer, maar volgens de vrouw niet meer dan € 1.600,- per maand. Het inkomen van (ieder van) partijen was dan ook volstrekt onvoldoende om de geldleningen terug te kunnen betalen.
4.11.
De vrouw stelt dat zij ten tijde van het aangaan van de geldleningen geen betalingen via de bank kon verrichten en dat alles contant is gegaan, vanwege het destijds gebrekkige bancaire stelsel in Nepal. Dat argument is niet houdbaar, nu blijkt dat de vrouw al in 2010 overboekingen naar de bank van de man in Nepal verrichte.
4.12.
De vrouw heeft zeven overboekingen overgelegd van totaal € 1.200,-, die de vrouw in de periode 2010-2014 heeft verricht vanaf haar bankrekening in Nederland naar de bankrekening van de man in Nepal. De overboekte bedragen variëren van een bedrag van
€ 250,- tot € 400,- per keer en het totaalbedrag komt niet in de buurt van het door de vrouw gestelde bedrag van € 200.000,-. Bovendien sluit de periode waarin deze zeven overboekingen zijn gedaan niet aan bij de door de vrouw overgelegde geldleningenovereenkomsten: voor zes daarvan geldt dat deze al in 2010 zijn verricht, terwijl de eerste geldleningovereenkomst dateert van 2012. De bankafschriften kunnen dan ook niet als bewijs dienen van een geldstroom die op gang kwam door de geldleningovereenkomsten.
4.13.
De door de vrouw gestelde kosten van de man tellen bovendien niet op tot een totaal van € 200.000,-. De vrouw stelt dat de man zijn emigratiekosten van dit bedrag heeft betaald. De man heeft echter onbetwist gesteld dat een vliegticket naar Nederland een bedrag besloeg van € 350,- en dat een inburgeringscursus een bedrag van € 55,- kostte. Indien uitgegaan wordt van het door de vrouw genoemde bedrag aan verbouwingskosten van de man van in totaal € 51.500,-, wordt met de emigratiekosten tot een totaalbedrag gekomen van € 51.905,-. Het verschil tussen € 200.000 en € 51.905,-, beslaat een bedrag van € 148.095,-. In de redenering van de vrouw, zou dat laatste bedrag dan door de man zijn gebruikt voor zijn gok- en alcoholverslaving. De man heeft echter met klem betwist dat hij deze verslavingen had en de vrouw onderbouwt haar stelling op geen enkele wijze, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Bovendien heeft de vrouw op een vraag van de rechtbank niet, althans niet voldoende concreet, aangegeven waarom het noodzakelijk was om dergelijke hoge bedragen te lenen. Het antwoord van de vrouw dat dit was omdat de man haar smeekte om geld is daarvoor te vaag, temeer omdat de man dit heeft weersproken.
4.14.
Daarbij zijn de door de vrouw gestelde verbouwingskosten die de man zou hebben gemaakt onvoldoende onderbouwd. Volgens de vrouw heeft de man in totaal € 51.500,- aan kosten rond een woning in Nepal gehad, te weten:
  • € 2.500 voor een waterpomp;
  • € 10.000 voor een poort in de tuin;
  • € 15.000 voor de aanleg van een badkamer;
  • € 3.000 à € 4.000 voor het mooi maken van de tuin met speciale stenen;
  • € 5.000 voor de aanleg van twee toiletten ;
  • € 15.000 voor het maken van een aparte slaapkamer.
4.15.
De man betwist dat hij een woning heeft in Nepal of verbouwingskosten heeft gemaakt, en verklaart dat hij voor het bedrag waar het om zou gaan in Nepal wel 5 luxe woningen had kunnen laten bouwen en dat de kosten van de aanleg van een waterpomp in Nepal omgerekend zo’n € 700,- bedragen. De rechtbank volgt het betoog van de man dat de door de vrouw genoemde bedragen fors voorkomen, zeker gelet op het door de man onbetwist gestelde gemiddelde jaarinkomen in Nepal. Van de vrouw kon daarom verwacht worden dat zij zou toelichten waarom in dit geval de door haar genoemde bedragen zo hoog zijn, maar dat heeft zij nagelaten.
4.16.
Evenmin heeft de vrouw uitgelegd om welke woning het volgens haar zou gaan: ze heeft het over
eenwoning, terwijl de man betwist dat hij een woning in Nepal heeft.
4.17.
Als bewijs voor de verbouwingskosten van de man heeft de vrouw slechts een paar foto’s overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat de man deze aanpassingen (voor de genoemde bedragen) heeft verricht aan een woning en tuin. Maar dit zijn foto’s waarop twee vrouwen, een man en een hond te zien zijn, bij een huis en in een tuin, met planten en een omheining. De man kent het huis en de mensen op de foto’s niet, volgens hem heeft de vrouw de foto’s van internet gehaald. De vrouw heeft daarop niet uitgelegd welk huis dit betreft, wie de personen op de foto’s zijn en wat deze foto’s voor onderbouwing geven aan de door haar gestelde verbouwingskosten. De foto levert daarom geen enkel bewijs op van een geldstroom die op gang is gebracht door de geldleningen en dat het geld, zoals de vrouw stelt, is besteed aan verbouwingskosten van de man.
4.18.
De vrouw stelt dat zij met de geleende bedragen (hoge) studie- en verblijfskosten van de zoon van de man (uit een vorig huwelijk) in India heeft betaald, maar ook deze betalingen zijn door de man gemotiveerd weersproken. Deze betalingen zouden volgens de vrouw zijn gedaan in 2010, 2011 en januari 2012 zodat - zonder nadere toelichting die niet is gegeven - niet kan worden aangenomen dat deze kosten zijn betaald met gelden afkomstig uit op latere data afgesloten geldleningovereenkomsten. Ook aan deze stelling van de vrouw gaat de rechtbank dan ook voorbij.
4.19.
Evenmin leveren de overige door de vrouw overgelegde schriftelijke stukken bewijs op dat er daadwerkelijk na het sluiten van de geldleningovereenkomsten een geldstroom op gang is gekomen.
4.20.
De rechtbank merkt verder op dat de geldleningovereenkomsten een beperkte looptijd kennen, van zes maanden tot twee jaar, zodat het gehele leenbedrag van € 200.000,- uiterlijk op 2017 al opeisbaar was. Het is nu 2022, vijf jaar later. De vrouw heeft nog niets terugbetaald op de geldleningen. Ter zitting heeft de vrouw desgevraagd verklaard dat het geld nog wel door de geldverstrekkers wordt opgeëist, maar zij heeft daar geen onderbouwing aan gegeven. De vrouw stelt alleen dat zij in 2017 en 2019 enkele rentebetalingen contant heeft verricht, waarvan zij schriftelijke ontvangstbewijzen heeft overgelegd. Dit is echter in het licht van het voorgaande onvoldoende bewijs voor een geldstroom die op gang is gebracht na het sluiten van de door de vrouw gestelde geldleningsovereenkomsten.
4.21.
Gelet op het voorgaande, is onvoldoende aannemelijk gemaakt door de vrouw dat er daadwerkelijk geldbedragen aan haar zijn verstrekt, die vervolgens zijn besteed aan kosten van de man, zoals zij stelt. Daarmee is niet vast komen te staan dat er schulden uit geldleningovereenkomsten zijn, zodat deze ook niet in de gemeenschap zijn gevallen. De vrouw heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. De vorderingen van de vrouw zullen worden afgewezen.
4.22.
Aangezien partijen voormalig echtelieden zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd. De rechtbank ziet in het door de man gestelde onvoldoende aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
in voorwaardelijke reconventie
4.23.
De voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld, is niet in vervulling gegaan zodat de reconventie geen nadere bespreking behoeft.
4.24.
De man heeft op de mondelinge behandeling gesteld dat de vrouw de gronden in Nepal volledig aan de man dient te verbeuren ex artikel 3:194 lid 2 BW, maar hij heeft geen akte van eisvermeerdering ingesteld die hierop ziet. Voor zover deze grondslag wel onvoorwaardelijk is aangevoerd, gaat de rechtbank daaraan om die reden voorbij.
4.25.
Partijen dragen ieder hun eigen kosten in reconventie. De rechtbank ziet in het door de vrouw gestelde geen aanleiding om hiervan af te wijken.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde in conventie af;
5.2.
stelt vast dat de voorwaarde voor de eis in reconventie niet is vervuld;
5.3.
compenseert de proceskosten in conventie en reconventie in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1155