ECLI:NL:RBNHO:2022:8447

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
15/086422-21 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarigen, bedreigingen en wapenbezit

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met jonge kinderen, bedreigingen en het voorhanden hebben van wapens. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met drie minderjarigen, waarvan de jongste nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarigen heeft blootgesteld aan pornografisch materiaal en hen heeft aangemoedigd tot seksuele handelingen. Daarnaast heeft de verdachte bedreigingen geuit richting een van de slachtoffers via WhatsApp, wat leidde tot angst en onveiligheid bij de betrokkenen. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht voor de bedreigingen, maar heeft hem desondanks een gevangenisstraf van 14 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een drugsverbod, en een contact- en locatieverbod met betrekking tot de slachtoffers. Tevens is er een maatregel van vijf jaar contact- en locatieverbod opgelegd, met onmiddellijke uitvoerbaarheid. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/086422-21 (P)
Uitspraakdatum: 15 september 2022
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 september 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Hwang, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1. hierna: feit 1)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2019 tot en met 22 januari 2021 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het geven van zuigzoenen in de nek en/of op de tepel van die [slachtoffer 1] , en/of
- het kussen op de mond van die [slachtoffer 1] , en/of
- het betasten van en/of knijpen in de penis van die [slachtoffer 1] , en/of
- het betasten en/of strelen van de (naakte) billen van die [slachtoffer 1] , en/of
- het strelen van de (naakte) armen en/of de benen en/of de rug van die [slachtoffer 1] , en/of
- het masseren van de (naakte) rug van die [slachtoffer 1] , en/of
- het opdracht geven aan die [slachtoffer 1] om zichzelf af te trekken;
2. ( hierna: feit 2)
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2020 tot en met 12 februari 2021 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het met een vibrator, althans met een seksspeeltje, over/op het bovenbeen en/of over/op de penis van die [slachtoffer 2] te bewegen, en/of
- het opdracht geven aan die [slachtoffer 2] om zichzelf af te trekken en/of
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het met een vibrator, althans met een seksspeeltje, over/op het bovenbeen en/of over/op de penis van die [slachtoffer 3] te bewegen,
en/of
- het opdracht geven aan die [slachtoffer 3] om zichzelf af te trekken;
3. ( hierna: feit 3)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, (telkens)
[slachtoffer 1] en/of de ouders en/of broer van die [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] en/of zijn ouders en/of broer via de whatsapp dreigend de woorden toe te voegen "De volgende keer loop ik wel door naar achteren en snij ik je strot door! ik dood, jij dood!" en/of "of je ook zo bijdehand bent als ik langs ben geweest in Anna Paulowna of
Julianadorp, of geef je ook geen moer om je o ma? ik dreig niet, maar ik beloof dat ik het doe! ik alles kwijt, jij alles kwijt!" en/of "die smerige leugens van je hebben me kapotgemaakt, dus maak ik jou ook kapot, ik heb niets meer te verliezen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4. ( hierna: feit 4)
hij op of omstreeks 15 februari 2021 in de gemeente Den Helder in een woning gelegen aan [adres] , in elk geval in Nederland een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een traangasbusje (merk Defense One), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
5. ( hierna: feit 5)
hij op of omstreeks 15 februari 2021 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, voorhanden heeft gehad:
- een wapen(s), van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder (beslagcode C-07)
en/of
- een wapen van categorie I, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten een katapult
en/of
een of meer wapen(s) van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
- een gasdrukwapen (beslagcode C-14) merk Umarex Morph 3x in de vorm van een pistool, en/of
- een veerdrukwapen (beslagcode C-15) merk KWC, gelijkend op een pistool te weten een Colt Government ml911,
en/of
- een veerdrukwapen (beslagcode C-16) merk Hfc, gelijkend op machinepistool Heckler & Koch MP-5, en/of
- een gasdrukwapen (beslagcode C-17) merk Umarex Ts 8017, gelijkend op een pistool te weten Clock 17
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
6. ( hierna: feit 6)
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2019 tot en met 12 februari 2021 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, (telkens) afbeelding(en) en/of (een) voorwerp(en) of (een) gegevensdrager(s), bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten pornofilms en/of diverse seksspeeltjes heeft verstrekt, aangeboden en/of vertoond aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) en/of [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) zijnde (een) minderjarige(n) van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is/zijn dan zestien jaar.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 vordert de officier van justitie vrijspraak met betrekking tot het betasten van en/of knijpen in de penis van het slachtoffer. Voor de overige ten laste gelegde handelingen onder 1 heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring. Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 t/m 6 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1, 2 en 6 ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Dit bewijs ontbreekt volgens de verdediging omdat de verschillende getuigenverklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet kunnen bijdragen aan het bewijs.
Ten aanzien van feit 1 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de verklaring van [slachtoffer 1] als ongeloofwaardig moet worden aangemerkt. Het dossier bevat ten aanzien van de zuigzoenen, het betasten/knijpen in de penis en het opdracht geven tot masturberen enkel de verklaring van [slachtoffer 1] . Alle andere verklaringen zijn van horen zeggen en er is onvoldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Voor wat betreft het kussen op de mond, het masseren, het strelen en de tikjes op de billen heeft de raadsvrouw als verweer aangevoerd dat deze gedragingen niet seksueel van aard zijn en niet in strijd zijn met de sociaal-ethische normen zodat geen sprake is van ontuchtige handelingen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 3] uitgesloten dient te worden van het bewijs, omdat de gronden en de motivering voor de afwijzing van het verzoek van de verdediging tot het horen van [slachtoffer 3] ontoereikend waren. Dit leidt tot schending van artikel 6 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ook voor zover er geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM kan de verklaring niet als bewijs dienen, omdat zijn verklaring bij de politie te veel tegenstrijdigheden, onduidelijkheden en ongerijmdheden bevat om als betrouwbaar bewijs te kunnen worden aangemerkt. Ook voor de verklaringen van [slachtoffer 2] zoals afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris geldt volgens de verdediging dat deze tegenstrijdigheden en ongerijmdheden bevatten, waardoor deze onvoldoende betrouwbaar zijn. Daar komt bij dat de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ook onderling tegenstrijdig zijn op essentiële onderdelen.
Ten aanzien van feit 6 stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat een bewezenverklaring niet kan volgen nu de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] onvoldoende betrouwbaar zijn en steunbewijs voor het ten laste gelegde ontbreekt.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelverweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces, zoals neergelegd in artikel 6 EVRM, is geschonden. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de beslissing om [slachtoffer 3] door de verdediging niet te (doen) ondervragen ontoereikend is gemotiveerd en dat er geen gronden waren dit verzoek af te wijzen. Voornoemde schending dient ertoe te leiden dat de verklaring van [slachtoffer 3] van het bewijs dient te worden uitgesloten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen. De beslissing is voldoende gemotiveerd door de rechter-commissaris en de rechtbank. De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verklaring van [slachtoffer 3] steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de verdediging op grond van artikel 6 EVRM in beginsel recht heeft op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuigen in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen. Het verzoek van de verdediging om aangever [slachtoffer 3] (11 jaar) te horen is afgewezen door de rechter-commissaris bij beslissing van 24 augustus 2021. De rechtbank heeft op 9 november 2021 eveneens geoordeeld dat het verzoek van de verdediging wordt afgewezen. Aan deze beslissingen lag ten grondslag dat een verhoor door de rechter-commissaris, noch door gespecialiseerde zedenrechercheurs, niet in het belang van de aangever werd geacht in verband met zijn welzijn.
De rechtbank overweegt dat uit Europese jurisprudentie volgt dat de omstandigheid dat de verdediging geen gebruik heeft kunnen maken van het ondervragingsrecht, er niet aan in de weg staat dat een door een getuige afgelegde verklaring voor het bewijs wordt gebruikt, mits is voldaan aan de eisen van een eerlijk proces, in het bijzonder doordat de bewezenverklaring niet in beslissende mate (“sole and decisive”) op die verklaring wordt gebaseerd dan wel – indien de bewezenverklaring wel in beslissende mate op die verklaring wordt gebaseerd – het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate wordt gecompenseerd.
Bij de beoordeling van de “overall fairness” van de procedure stelt de rechtbank op de eerste plaats vast dat er op zichzelf een gegronde reden is waarom [slachtoffer 3] niet kon worden gehoord. Uit de beslissingen van de rechter-commissaris en rechtbank volgt dat het welzijn en/of de gezondheid van de jeugdige [slachtoffer 3] in gevaar kon worden gebracht door hem opnieuw te horen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] geen “sole and decisive evidence” is zoals bedoeld in de jurisprudentie van het Europese Hof. De verklaring van aangever maakt weliswaar deel uit van de bewijsconstructie van de rechtbank ten aanzien van de feiten 2 en 6, maar wordt in ruime mate bevestigd door steunbewijs (zoals hierna in paragraaf 3.3.3 wordt overwogen), zoals de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die wel door de verdediging bij de rechter-commissaris zijn gehoord. Het steunbewijs heeft bovendien betrekking op de onderdelen van de belastende verklaringen van aangever [slachtoffer 3] die door de verdachte zijn betwist.
Vanwege het voorgaande faalt het verweer dat inbreuk is gemaakt op het recht van de verdachte op een eerlijk proces en diens ondervragingsrecht in de zin van artikel 6 EVRM. Nu de verklaring van [slachtoffer 3] – onder andere - steun vindt in de afgelegde verklaringen van [slachtoffer 2] , kan van bewijsuitsluiting om die reden geen sprake zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat het strafproces tegen de verdachte, als geheel genomen, als eerlijk kan worden gekwalificeerd en dat het gebruiken van de verklaringen van aangever [slachtoffer 3] voor het bewijs dit niet anders maakt of anderszins in strijd is met artikel 6 EVRM.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 6 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
De rechtbank komt tevens tot bewezenverklaring van de onder feit 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten en heeft vastgesteld dat ten aanzien van die feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen, te weten:
-de bekennende verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 september 2022;
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 30 maart 2021 (dossierpagina’s 59 e.v.);
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2021 (dossierpagina’s 277 e.v.);
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 7 maart 2021 (dossierpagina’s 299 e.v.);
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 7 maart 2021 (dossierpagina’s 303 e.v.);
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 7 maart 2021 (dossierpagina’s 306 e.v.);
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 6 maart 2021 (dossierpagina’s 310 e.v.);
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 7 maart 2021 (dossierpagina’s 313 e.v.);
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 3 maart 2021 (dossierpagina’s 318 e.v.);
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 6 maart 2021 (dossierpagina’s 322 e.v.).
Bovengenoemde bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
3.3.3
Bewijsmotiveringen ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 6
De betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen
In deze zaak staat de vraag centraal of de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] geloofwaardig en betrouwbaar zijn en of de rechtbank van de door hen geschetste gang van zaken kan uitgaan.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaringen van aangevers onbetrouwbaar zijn, omdat ze inconsistenties bevatten en mogelijk onderling zijn afgestemd. Daarnaast zijn er valse verklaringen afgelegd door [slachtoffer 1] , omdat hij boos was op de verdachte vanwege een ander incident. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zouden vervolgens de beschuldiging van [slachtoffer 1] hebben herhaald uit angst voor [slachtoffer 1] , maar mogelijk ook uit schaamte omdat zij zelf naar porno keken en dat niet wilden toegeven. Volgens de raadsvrouw kunnen de getuigenverklaringen daarom niet bijdragen aan het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de getuigenverklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wél betrouwbaar zijn. De verklaringen zijn gedetailleerd, volledig en in hoofdlijnen consistent. De verklaringen ondersteunen elkaar ten aanzien van de ten laste gelegde en door de verdachte ontkende feiten en zijn daarin ook consistent. De aangevers verklaren immers alle drie ondubbelzinnig dat de verdachte hen pornofilms heeft laten zien en dat zij zich (vervolgens) van hem moesten aftrekken. Van een verzonnen en naderhand onderling afgestemd verhaal is naar het oordeel van de rechtbank niets gebleken. Dit is bovendien zeer onaannemelijk nu deze verklaringen ook worden ondersteund door getuige [getuige] , die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat de verdachte hem ook porno (en seksspeeltjes) liet zien. Daar komt bij dat de verdachte ter zitting zelf ook heeft aangegeven dat hij (een deel van) een kinderpornofilmpje aan [slachtoffer 1] heeft laten zien. Ook dit ondersteunt de betrouwbaarheid van de verklaringen. Dat [slachtoffer 1] boos zou zijn op de verdachte en daarom valse verklaringen zou hebben afgelegd, wordt evenmin door de rechtbank gevolgd. Nadat [slachtoffer 1] zijn verhaal had gedaan bij zijn begeleiders wilde hij immers aanvankelijk geen aangifte tegen de verdachte doen, maar heeft hij na overleg met zijn begeleiders daartoe besloten. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de getuigen ondanks hun jonge leeftijd met een grote mate van precisie en detail hebben verteld hoe zij de ten laste gelegde feiten hebben beleefd. Zij hebben daarbij duidelijk en concreet antwoord gegeven op de door de verdediging opgeworpen vraag waarom zij naar de verdachte luisterden, namelijk omdat zij bang voor hem waren in verband met de kennissen van de verdachte en de wapens van de verdachte, die ook daadwerkelijk in zijn huis zijn aangetroffen. Gelet op het grote leeftijdsverschil tussen de verdachte en de getuigen acht de rechtbank deze gedachtegang van de kinderen niet onaannemelijk.
Gelet op het hiervoor overwogene ziet de rechtbank geen reden om aan de inhoud van de verklaringen van de aangevers te twijfelen en acht de rechtbank deze voldoende geloofwaardig en betrouwbaar. De rechtbank gaat daarom uit van de door hen geschetste gang van zaken.
Feit 1
Steunbewijs
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat de verklaring van de aangever indien deze voldoende wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel, voldoende bewijs kan opleveren. Er mag daarbij geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen de verklaring van aangever en het steunbewijs. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] voor zover die ziet op het zich in opdracht van de verdachte moeten aftrekken, in voldoende mate wordt ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben immers ook verklaard dat de verdachte hen porno heeft laten zien en dat zij in opdracht van de verdachte zichzelf moesten aftrekken. Gelet op het feit dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dit beiden verklaren en dit zozeer lijkt op hetgeen [slachtoffer 1] heeft verklaard, vindt de rechtbank hierin voldoende steun om dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen te verklaren.
De verdachte heeft verder bekend dat hij een deel van de in de tenlastelegging genoemde handelingen bij [slachtoffer 1] heeft gepleegd, bestaande uit het kussen op de mond van [slachtoffer 1] , het betasten van de billen van [slachtoffer 1] , het masseren van de rug van [slachtoffer 1] en het strelen van de armen, benen en rug van [slachtoffer 1] . Deze verklaring geeft belangrijke ondersteuning voor de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] . De raadsvrouw heeft ten aanzien van deze handelingen aangevoerd dat deze niet als ontuchtige handelingen gedefinieerd kunnen worden, omdat deze geen seksuele lading hadden. De rechtbank stelt vast dat de handelingen voornamelijk plaats vonden in de woning van de verdachte, daar waar seksspeeltjes in het zicht lagen, de verdachte deze liet zien aan [slachtoffer 1] en zijn vrienden en de verdachte hen porno liet zien. Ook blijkt uit de verklaringen van zowel [slachtoffer 1] als de verdachte dat seks, masturberen en porno regelmatige gespreksonderwerpen waren tussen hen beide en dat de verdachte [slachtoffer 1] condooms mee gaf. Gelet op de geschetste context waarin de handelingen hebben plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat de handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm en dus als ontuchtig moeten worden aangemerkt.
De rechtbank stelt verder vast dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte hem de zuigzoenen heeft gegeven. De verdachte heeft aangevoerd dat niet hij, maar [naam 1] of een mogelijk onbekend gebleven meisje degene is geweest die de zuigzoenen bij [slachtoffer 1] heeft gezet. Nu [naam 1] ontkent dat zij de zuigzoenen bij [slachtoffer 1] heeft gezet [1] en voorts [naam 2] heeft verklaard dat [naam 1] niet verliefd was op [slachtoffer 1] en het niets voor [naam 1] zou zijn om zoiets te doen [2] acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat [naam 1] de zuigzoenen zou hebben gezet onaannemelijk. Voor de betrokkenheid van nog een ander, onbekend gebleven, meisje, heeft de rechtbank geen enkel aanknopingspunt in het dossier gevonden, zodat de rechtbank de verdachte in deze speculatie niet kan volgen.
Evenals door de officier van justitie en de raadsvrouw betoogd, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het knijpen in de penis van [slachtoffer 1] . De rechtbank acht dit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 en 6
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben beiden verklaard dat de verdachte hen een pornofilm liet zien en dat zij zich (vervolgens) van de verdachte moesten aftrekken toen zij samen met de verdachte bij hem thuis op de bank zaten. De verklaring van [slachtoffer 2] over dit voorval wordt dus ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 3] en vice versa. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben alle drie verklaard dat de verdachte hen porno en seksspeeltjes liet zien. Ook de (minderjarige) getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte hem porno liet zien. [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben daarnaast verklaard dat de verdachte hen een “roze ding” heeft laten zien waarvan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren dat dit een vibrator was. Door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is verklaard dat het “roze ding” kon trillen en dat de verdachte daarmee over hun bovenbeen en penis ging. Zij zagen dit ook bij elkaar gebeuren. Ook [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aanraakte met de vibrator. Nu de verdachte heeft verklaard dat het klopt dat de seksspeeltjes in de woning rondslingerden en ook [getuige] verklaart dat de verdachte hem een “roze ding” en een “nepkut” liet zien, acht de rechtbank deze verklaringen van aangevers voldoende ondersteund.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de onder feit 2 ten laste gelegde ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] en het onder feit 6 tenlastegelegde tonen van pornofilms en seksspeeltjes aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 t/m 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 22 januari 2021 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het geven van zuigzoenen in de nek en op de tepel van die [slachtoffer 1] , en
- het kussen op de mond van die [slachtoffer 1] , en
- het betasten van de billen van die [slachtoffer 1] , en
- het strelen van de (naakte) armen en/of de benen en/of de rug van die [slachtoffer 1] , en
- het masseren van de (naakte) rug van die [slachtoffer 1] , en
- het opdracht geven aan die [slachtoffer 1] om zichzelf af te trekken;
Feit 2
hij in de periode van 1 juni 2020 tot en met 12 februari 2021 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- met een seksspeeltje, over/op het bovenbeen en over/op de penis van die [slachtoffer 2] te bewegen, en
- het opdracht geven aan die [slachtoffer 2] om zichzelf af te trekken en
met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het met een vibrator, althans met een seksspeeltje, over/op het bovenbeen en/of over/op de penis van die [slachtoffer 3] te bewegen,
en
- het opdracht geven aan die [slachtoffer 3] om zichzelf af te trekken;
Feit 3
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, (telkens)
[slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] via de whatsapp dreigend de woorden toe te voegen "De volgende keer loop ik wel door naar achteren en snij ik je strot door! ik dood, jij dood!" en "of je ook zo bijdehand bent als ik langs ben geweest in Anna Paulowna of
Julianadorp, of geef je ook geen moer om je oma? ik dreig niet, maar ik beloof dat ik het doe! ik alles kwijt, jij alles kwijt!" en "die smerige leugens van je hebben me kapotgemaakt, dus maak ik jou ook kapot, ik heb niets meer te verliezen";
Feit 4
hij op of omstreeks 15 februari 2021 in de gemeente Den Helder in een woning gelegen aan de [adres] , in elk geval in Nederland een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een traangasbusje (merk Defense One), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
Feit 5
hij op of omstreeks 15 februari 2021 in de gemeente Den Helder, in elk geval in Nederland, voorhanden heeft gehad:
- een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder
en
- een wapen van categorie I, onder 6° van de Wet wapens en munitie, te weten een katapult
en
een of meer wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
- een gasdrukwapen merk Umarex Morph 3x in de vorm van een pistool, en
- een veerdrukwapen merk KWC, gelijkend op een pistool te weten een Colt Government ml911,
en
- een veerdrukwapen merk Hfc, gelijkend op machinepistool Heckler & Koch MP-5, en
- een gasdrukwapen merk Umarex Ts 8017, gelijkend op een pistool te weten Clock 17;
Feit 6
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 12 februari 2021 in de gemeente Den Helder telkens (een) voorwerp(en) en (een) gegevensdrager(s), bevattende een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten pornofilms en diverse seksspeeltjes heeft aangeboden en/of vertoond aan [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ) en [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) en [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) zijnde minderjarigen van wie hij weet dat deze jonger zijn dan zestien jaar.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie I, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 6:
een voorwerp, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie de dader redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een locatieverbod voor [plaats] wordt opgelegd in de vorm van een bijzondere voorwaarde. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contact- en locatieverbod.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het psychologisch rapport waaruit blijkt dat de verdachte ten aanzien van de bedreiging verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met het reclasseringsadvies, waaruit volgens haar onder meer blijkt dat het risico op recidive als gemiddeld tot laag wordt ingeschat. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met het gegeven dat er enkel overtredingen van de Wegenverkeerswet op zijn justitiële documentatie staan.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met jonge kinderen. De ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] hebben gedurende een aantal jaren regelmatig plaatsgevonden. Daarnaast heeft hij ontuchtige handelingen verricht bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het vertonen van porno en hij liet tevens zijn seksspeeltjes zien aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] waarbij de slachtoffers ook seksuele handelingen bij zichzelf moesten verrichten.
De verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van de minderjarige slachtoffers ernstig aangetast. Hierdoor heeft de verdachte bij hen een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten langdurige negatieve gevolgen kunnen hebben voor de psychische, emotionele en seksuele ontwikkeling van jeugdige slachtoffers, hetgeen ook is gebleken uit de ter terechtzitting voorgedragen verklaringen van de moeders van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
De verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie als volwassene ten opzichte van de minderjarige slachtoffers. In onderhavig geval komt daar nog bij dat [slachtoffer 1] reeds kwetsbaar was als gevolg van een behoorlijk belast verleden en de verdachte zag als een vertrouwenspersoon. Hier heeft de verdachte op grove wijze misbruik van gemaakt. De verdachte heeft bovendien geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn ontuchtpleging.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan doodsbedreigingen tegen [slachtoffer 1] . De verdachte heeft daarmee [slachtoffer 1] en zijn familie vrees aangejaagd en angst en gevoelens van onveiligheid bezorgd.
Voorts zijn bij de verdachte thuis een busje traangas, een ploertendoder, een katapult, twee gasdrukwapens en twee veerdrukwapens aangetroffen. Met het voorhanden hebben van voornoemde wapens heeft de verdachte in strijd met bepalingen van de Wet wapens en munitie gehandeld.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 augustus 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een zedendelict, bedreiging of wapenfeiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 27 juli 2022 van [reclasseringswerkster] als reclasseringswerkster verbonden aan Fivoor, zoals ter zitting door haar toegelicht.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologisch rapport gedateerd 14 juni 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, waarin met name borderline en in mindere mate dwangmatige trekken kenmerkend zijn. Vanuit de persoonlijkheidsstoornis heeft een volwassen behoefte aan contact en intimiteit een belangrijke rol gespeeld in deze feiten, zonder dat betrokkene zich in voldoende mate bewust was van de ongelijkwaardige relatie met N., O. en D. en welk overwicht hij als volwassene op jongens van deze leeftijd kan hebben. Daarvan lijkt met name sprake geweest in de contacten met N, maar in mindere mate ook in die met O. en D. Betrokkene ontkent weliswaar de tenlastegelegde feiten betreffende N., O. en D., maar indien deze tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden geacht, heeft de beschreven dynamiek vanuit
de persoonlijkheidsstoornis volgens rapporteur een belangrijke rol gespeeld in deze feiten.
Betrokkene heeft de berichten die rond gingen over zijn gedrag in relatie tot met name N. als
zeer grievend, maar ongetwijfeld ook als bedreigend ervaren, gezien de consequenties die
eruit zouden kunnen voortvloeien, waarbij in eerste instantie het verbreken van het contact
met N., op wie hij zijn leven gericht had, zeer ingrijpend voor hem moet zijn geweest. De agressieve uitbarsting die volgde in de richting van W. en diens ouders is verklaarbaar
vanuit de emotionele instabiliteit die mede kenmerkend is voor de genoemde persoonlijkheidsstoornis. Rapporteur adviseert betrokkene voor de bedreiging van W. en diens ouders in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht voor de bewezenverklaarde bedreiging. Hiermee wordt rekening gehouden bij de strafoplegging.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 14 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van 10 maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, zodat de verdachte zijn woonplek in [plaats] behoudt en hij daar zijn behandeling kan continueren. Gelet op hetgeen daarover uit het rapport van de reclassering blijkt, is het belangrijk dat de verdachte zijn woonplek behoudt en zijn behandeling bij de GGZ voortzet. Hoewel de ernst van de feiten een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zouden kunnen rechtvaardigen, acht de rechtbank het nu van belang, ook ter voorkoming van mogelijke toekomstige recidive, dat een verdere maatschappelijke neergang van de verdachte wordt voorkomen. De aan het voorwaardelijke strafdeel te verbinden bijzondere voorwaarden, de duur van de proeftijd en de op te leggen maatregelen maken bovendien dat de verdachte zich nog geruime tijd zeer regelmatig beperkt zal weten als gevolg van de op te leggen straf. Voor het voorwaardelijke strafdeel gelden de bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, ambulante behandeling, een drugsverbod, een contactverbod, een locatieverbod, het meewerken aan middelencontrole en het vermijden van contact met minderjarigen, met een proeftijd van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte gedurende vijf jaren een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht opleggen, ter voorkoming van strafbare feiten en ter beveiliging van de maatschappij. Deze maatregel behelst een contact- en locatieverbod. Het locatieverbod betreft [plaats] . Daarnaast mag de verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Voor iedere keer dat de verdachte één van deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis van de hierna bepaalde duur worden opgelegd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal bevelen dat de maatregel ex artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangevers, gelet op de bewezenverklaarde bedreigingen jegens één van de aangevers. De oplegging van een maatregel op grond van artikel 38v Sr is in onderhavige zaak een passende maatregel.

7.In beslag genomen en niet teruggegeven goederen

Onder de verdachte is in beslag genomen:
Telefoontoestel One plus
Pistool Walther
Pistool Recoco
Vest zwart
Wapen Tokyo Soldier
Wapen (beslagnummer: 645349)
Wapen KWC
Wapen MP9
Wapen HFC
Wapen Morph,
Wapen zwart (beslagnummer: 645350)
Wapen zwart (beslagnummer: 645351)
Katapult
Telefoontoestel Vodafone
Telefoontoestel Nokia
Telefoontoestel LG
Harddisk Samsung
Computer Lenovo
Zak met 10 oude mobieltjes, 1 afstandsbediening
Pistool Astra Constable
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft teruggave aan de verdachte gevorderd van de onder 14 tot en met 19 in beslag genomen voorwerpen. Ten aanzien van de andere in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen heeft de officier van justitie gevorderd deze te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de onder 1 en 14 tot en met 19 in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte terug te geven. Van de onder 2 tot en met 13 en 20 in beslag genomen voorwerpen doet de verdachte afstand.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen (1 en 14 tot en met 19), te weten
  • Telefoontoestel One Plus
  • Telefoontoestel Vodafone
  • Telefoontoestel Nokia
  • Telefoontoestel LG
  • Harddisk Samsung
  • Computer Lenovo
  • Zak met 10 oude mobieltjes, 1 afstandsbediening
dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 55, 57, 240a, 247 en 285 van het Wetboek van Strafrecht;
13, 26, 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 t/m 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 t/m 6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van 10 maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte zich vijf dagen na het ingaan van zijn proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor. [adres] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de verdachte zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek van GGZ Noord- Holland-Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • de verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
  • de verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer 1] zijn ouders en broer, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • de verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van speed om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
  • de verdachte zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt de verdachte dat andere volwassenen hierbij aanwezig zijn;
  • de verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in [plaats] .
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
120 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
60 dagenhechtenis.
Legt op de maatregel dat de verdachte voor de duur van
vijf jaren
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] , [slachtoffer 2] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [slachtoffer 3] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
  • zich niet zal ophouden in [plaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen:
  • Telefoontoestel, One Plus (beslagnummer 1247699);
  • Telefoontoestel, Vodafone (beslagnummer 644791);
  • Telefoontoestel, Nokia (beslagnummer 644783);
  • Telefoontoestel, LG (beslagnummer 644778);
  • Harddisk, Samsung (beslagnummer 645327);
  • Computer, Lenovo (beslagnummer 644721);
  • Zak met 10 oude mobieltjes en 1 afstandsbediening.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.A. Hesselink, voorzitter,
mrs. J.C. van den Bos en N.M.L. Rogmans, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Snelder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 september 2022.
Mr. N.M.L. Rogmans en mr. S. Snelder zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 45 e.v. van het procesdossier.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , p. 50 e.v. van het procesdossier.