ECLI:NL:RBNHO:2022:8445

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
23/004571-09, 14/700558-08 en 14/623564-06 (VI)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling na meerdere overtredingen van bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 september 2022 uitspraak gedaan over de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1988 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar, 4 weken en 2 weken in verschillende zaken. Hij was op 17 mei 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder diverse voorwaarden, waaronder een behandelverplichting en een meldplicht bij de reclassering. Echter, de veroordeelde heeft zich herhaaldelijk niet gehouden aan deze voorwaarden, wat leidde tot meerdere gedeeltelijke herroepingen van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 30 april 2022 is aangehouden omdat hij weigerde mee te werken aan een opname in een forensische psychiatrische kliniek. De reclassering heeft in een rapport van 28 juli 2022 geadviseerd tot een volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat de veroordeelde niet gemotiveerd was voor behandeling en zich niet hield aan de voorwaarden. Tijdens de zitting op 25 augustus 2022 heeft de officier van justitie de vordering tot herroeping ingediend, waarbij werd gesteld dat de veroordeelde niet had meegewerkt aan de opname en behandeling in de kliniek.

De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen, omdat de veroordeelde niet gemotiveerd was om zich aan de voorwaarden te houden en eerdere kansen niet had benut. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden meer zijn voor gedragsverandering en dat de kans op recidive hoog is. De beslissing om de voorwaardelijke invrijheidstelling volledig te herroepen is genomen op basis van de overtredingen van de bijzondere voorwaarden en het gebrek aan motivatie van de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 23/004571-09, 14/700558-08 en 14/623564-06 (VI)
V.I. zaaknummer: 99-000491-31
Uitspraakdatum: 8 september 2022
Beslissing herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling (ex artikel 6:2:13 jo 6:6:21 Sv)
Deze beslissing is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2022 in de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

De procedure

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 23 februari 2007 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (14/623564-06).
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 20 augustus 2008 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken (14/700558-08).
Bij onherroepelijk geworden arrest van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2010 is de veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren (23/004571-09).
De veroordeelde is, gelet op het bepaalde in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, op 17 mei 2018 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarden en de volgende bijzondere voorwaarden:
- een contactverbod;
- een locatieverbod- en gebod (welk locatiegebod op 10 oktober 2018 is komen te vervallen);
- een meldplicht bij de reclassering;
- een behandelverplichting bij de Divisie Forensische Psychiatrie (DFP) of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling;
- het deelnemen aan de cognitieve vaardigheidstraining-plus (CoVa plus);
- het meewerken aan en zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding;
- het tonen van een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en alle overige voorwaarden en
- het geven van openheid van zaken over zijn financiële situatie en zijn sociale netwerk.
Bovengenoemde voorwaarden zijn nader omschreven in het Besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling van 18 april 2018, welk besluit op 20 april 2018 aan de veroordeelde is uitgereikt. Aan de voorwaarden is een proeftijd verbonden voor de duur van 1878 dagen.
Per 11 september 2020 is aan deze voorwaarden een drugs- en alcoholverbod toegevoegd en de verplichting om ten behoeve van controle van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek, urineonderzoek en/of een ander controlemiddel. Dit wijzigingsbesluit is op 19 september 2020 aan de veroordeelde uitgereikt.
De voorwaardelijke invrijheidstelling is gedeeltelijk herroepen voor een periode van 120 dagen bij beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 17 november 2020, waarna deze opnieuw is aangevangen op 18 maart 2021.
Bij wijzigingsbesluit van 3 maart 2021 zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd in die zin, dat het drugsverbod is komen te vervallen en dat opnieuw een locatiegebod is toegevoegd. Het verbod om alcohol te gebruiken en om mee te werken aan controle daarop is gehandhaafd. Dit wijzigingsbesluit is op 5 maart 2021 aan de veroordeelde uitgereikt.
De voorwaardelijke invrijheidstelling is gedeeltelijk herroepen voor een periode van 180 dagen bij beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 16 november 2021.
Bij wijzigingsbesluit van 8 maart 2022 zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd in die zin, dat het locatiegebod is komen te vervallen evenals de gedragsinterventie en is onder meer toegevoegd – kort gezegd – een klinische opname en behandeling in een FPK-instelling of een soortgelijke intramurale instelling zulks ter beoordeling van de reclassering. Dit wijzigingsbesluit is op 8 maart 2022 aan de veroordeelde uitgereikt.
De veroordeelde is op 30 april 2022 aangehouden omdat hij weigerde mee te gaan op transport naar FPK-instelling De Woenselse Poort te Eindhoven.
Bij beschikking van 3 mei 2022 heeft de rechter-commissaris de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.
Bij beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 7 juni 2022 is de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk herroepen voor een periode van maximaal 10 weken, of zoveel korter als de reclassering nodig heeft om de plaatsing van de veroordeelde in een kliniek te realiseren.
Bij wijzigingsbesluit van 15 juni 2022 zijn de bijzondere voorwaarden gewijzigd in die zin, dat de voorwaarde betreffende opname (onder 10.) is komen te luiden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd laat opnemen en behandelen in De Woenselse Poort of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en de huisregels en aanwijzingen van de betreffende zorginstelling naleeft.
Op 16 juni 2022 is de voorwaardelijke invrijheidstelling opnieuw aangevangen.
Bij rapport van 28 juli 2022 heeft de reclassering geadviseerd tot voortijdige negatieve beëindiging van het reclasseringstoezicht en volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, wegens niet naleven van de bijzondere voorwaarde betreffende opname en behandeling in De Woenselse Poort.
Bij beschikking van 29 juli 2022 heeft de rechter-commissaris de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.
Het strafrestant bedraagt thans 1500 dagen volgens opgave van de officier van justitie en de raadsvrouw.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie van 29 juli 2022 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling volledig herroept nu veroordeelde zich – kort gezegd – niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarde dat hij meewerkt aan opname en behandeling in de FPA De Woenselse Poort.

De behandeling ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 25 augustus 2022.
De veroordeelde is ter terechtzitting verschenen en hij is bijgestaan door mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem.
Voorts is namens de reclassering gehoord mevrouw [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland en eerste toezichthouder in deze zaak.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting in aanvulling op de schriftelijke vordering het volgende aangevoerd.
De voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde is drie keer eerder herroepen, maar dit heeft geen verandering in het gedrag van de veroordeelde teweeg gebracht. De veroordeelde moet zich laten opnemen en behandelen in De Woenselse Poort. Zowel de reclassering als De Woenselse Poort hebben deze FPA de juiste plek geacht voor behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek van de veroordeelde. De opname en behandeling in de meest recente voorwaardelijke invrijheidstelling werd als laatste redmiddel betiteld. Uit het adviesrapport van de reclassering van 28 juli 2022 blijkt dat het ondanks vele inspanningen niet is gelukt de veroordeelde hiertoe te motiveren. De veroordeelde toont geen meewerkende, gemotiveerde en open houding en houdt zich niet aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling worden gegeven. De kliniek ziet geen aanknopingspunten om de behandeling voort te zetten en de veroordeelde is dan ook niet langer welkom in De Woenselse Poort.
Het risico op recidive wordt bij onbehandeld blijven van veroordeelde als hoog wordt ingeschat. Nu de mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding zijn uitgeput, vordert de officier van justitie gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
In het reclasseringsrapport van 28 juli 2022 wordt het volgende vermeld over het verloop van de behandeling van veroordeelde:
Op 7 juni 2022 werd de VI gedeeltelijk herroepen. Op 16 juni 2022 werd betrokkene, nadat hij aanvankelijk weigerde zich te laten vervoeren door DV&O, opgenomen in De Woenselse Poort. Eén dag later meldt hij bij de toezichthouder van de reclassering dat hij weg wil. De reclassering en de behandelinstelling weten hem te motiveren om te blijven tot aan de behandelplanbespreking. Op 26 juli 2022 liet de regiebehandelaar van afdeling De Ponder FPA De Woenselse Poort te Eindhoven weten dat de behandeling stagneert en dat zij vanwege de houding en het gedrag van betrokkene geen aanknopingspunten meer zien om de klinische behandeling verder voort te zetten.
(…)
Vanaf het eerste moment wordt zichtbaar dat dhr. een volledig gebrek aan behandelmotivatie heeft (zowel niet intrinsiek als extrinsiek), geen probleeminzicht heeft en niet wil praten over zijn indexdelict. Dhr. geeft aan van de rechter te horen gekregen te hebben dat hij enkel een verslavingsbehandeling moet volgen, maar vervolgt ook dat hij al anderhalf jaar abstinent is en daarin dus naar zijn mening niets meer te halen heeft. Vanaf de start is naar dhr. uitgestraald dat wij behandelen op alle risicofactoren (gemeten met de HKT-R) m.b.t. het indexdelict en dus niet enkel op verslaving (immers wij zijn geen verslavingskliniek). Er is gepoogd dhr. te motiveren voor behandeling, waarin afspraken met hem gemaakt zijn om eigen behandeldoelen te formuleren en o.a. het opnameprogramma te volgen. Dhr. heeft zich echter onvoldoende aan deze afspraken gehouden (is met regelmaat afwezig of te laat geweest en is meermalen aangesproken op het gebruik van zijn telefoon tijdens de afspraken (vaak waarop dhr. de afspraak uitliep en terugkeerde naar de afdeling)). Daarnaast is hij niet tot gebrekkig in contact met het team op de afdeling en verbreekt hij kliniek regels door o.a. te roken in de binnentuin. Dit alles tezamen maakt dat we tot de conclusie gekomen zijn dat we geen enkele overeenstemming met dhr. hebben over de behandeling en we de behandeling vanuit ons stopzetten.
(…)
De reclassering constateert dat betrokkene zich bij herhaling niet houdt aan de bijzondere voorwaarden. Wij komen dan ook tot de conclusie dat het niet mogelijk is gebleken om de geconstateerde risicofactoren in het huidige kader te beïnvloeden. De kans op recidive is onverminderd hoog.
De reclasseringswerker, mevrouw [reclasseringswerker] , heeft op de terechtzitting van 25 augustus 2022 voormeld rapport van de reclassering toegelicht en daarbij aangegeven dat de reclassering geen mogelijkheden meer ziet voor een behandeling en uitvoering van het toezicht. De veroordeelde heeft geen probleembesef en toont geen motivatie voor behandeling. Deze behandeling was een laatste mogelijkheid, maar is door toedoen van de veroordeelde niet van de grond gekomen. De Woenselse Poort was naar het oordeel van de reclassering een goede plek om de behandeling uit te voeren. Een behandeling enkel gericht op alcoholmisbruik zou onvoldoende effect hebben, omdat dit verband houdt met zijn persoonlijkheidsproblematiek, ook al meent de veroordeelde van niet.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij bij De Woenselse Poort niet op de juiste plek zat. De veroordeelde is van mening dat hij enkel een behandeling gericht op alcoholproblemen diende te volgen. De Woenselse Poort is gericht op psychische problematiek, waardoor zij hem niet kunnen helpen. Hij heeft dit meerdere malen aangegeven, maar er werd niet gekeken naar een passende behandelinrichting. De veroordeelde was wel gemotiveerd voor een behandeling. Hij hield zich naar eigen zeggen ook aan de regels. Hij is wel eenmaal te laat gekomen. Hij heeft ook eenmaal gerookt in de binnentuin, maar hij wist toen niet dat dit niet was toegestaan.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting het volgende aangevoerd.
De veroordeelde is vier jaar geleden voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Nu pas volgde een eerste vorm van behandeling, terwijl de behandeling vier jaar geleden al was opgelegd in de vorm van een bijzondere voorwaarde. Er is vier jaar geleden een NIFP-rapportage aangevraagd, maar het rapport volgde pas twee jaar na de aanvraag. Er is vervolgens lange tijd niets met het rapport gedaan.
Tijdens de eerdere herroepingszittingen is het telkens gegaan over de alcoholproblematiek, dus het is niet vreemd dat de veroordeelde er van uit ging dat hij een (uitsluitend) daarop gerichte behandeling moest ondergaan. De veroordeelde is op zijn negentiende jaar vast komen te zitten en is tot op heden nooit behandeld. Er had ook enkel kunnen worden ingezet op de behandeling van het alcoholprobleem, omdat de veroordeelde daartoe wel gemotiveerd blijkt te zijn. Als dat probleem is aangepakt, kan er worden gekeken of nog andere behandelingen nodig zijn. Wellicht komt de veroordeelde daarna tot inzicht dat er meerdere problemen aangepakt dienen te worden, of is er na de behandeling van het alcoholprobleem een andere persoon zichtbaar en blijken andere behandelingen niet nodig. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om de veroordeelde nu een tik op de vingers te geven voor het niet naleven van de voorwaarden en vraagt daarnaast om het Openbaar Ministerie dringend te adviseren om enkel in te zetten op een behandeling gericht op het alcoholprobleem van de veroordeelde.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot herroeping.

De beoordeling

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vordering, nu deze tijdig en op de bij de wet voorgeschreven wijze is ingediend en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van Reclassering Nederland van
28 juli 2022, (de uitreiking van) het wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling op 8 maart 2022 en 15 juni 2022 en de beslissing van deze rechtbank van 7 juni 2022 stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden bijzondere voorwaarden heeft overtreden, zodat de vordering in beginsel kan worden toegewezen.
Ondanks meerdere herroepingen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde en de kansen die hem telkens zijn geboden, blijkt de veroordeelde niet gemotiveerd om zich aan de gestelde voorwaarden te houden. Het reclasseringsrapport van 28 juli 2022 biedt geen aanknopingspunten meer om de veroordeelde nog een nieuwe kans te kunnen bieden.
Gelet op de conclusie van de reclassering in vorengenoemd rapport dat er geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking worden gezien, ook niet na een gedeeltelijke herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, ziet de rechtbank geen aanleiding of ruimte meer om de suggestie van de raadsvrouw te volgen en de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk te herroepen om vervolgens eerst het alcoholprobleem van de veroordeelde aan te doen pakken en daarna te kijken of andere behandelingen nog noodzakelijk zijn.
De rechtbank overweegt hiertoe bovendien nog dat blijkens het dossier deze kans reeds eerder aan de veroordeelde is geboden, maar dat een behandeling enkel gericht op het alcoholprobleem niet succesvol bleek. Immers, uit het voortgangsverslag van de reclassering d.d. 5 juli 2021 blijkt dat de reclassering volledig heeft ingezet op de behandeling van het alcoholprobleem van de veroordeelde. Uit de beslissing van de rechtbank Noord-Holland d.d. 16 november 2021 blijkt dat die behandeling van de veroordeelde niet van de grond was gekomen en dat de veroordeelde, ondanks het verbod hiertoe, alcohol was blijven gebruiken. Verder blijkt daaruit dat de verdediging destijds zelf heeft gesteld dat de veroordeelde niet-naleving van de toenmalige voorwaarde niet geheel aangerekend kon worden gezien zijn problematiek en geschiedenis en verzocht om opname en behandeling in een dubbele-diagnose kliniek. Aan dit verzoek is vervolgens ook op advies van de rechtbank door het Openbaar Ministerie gevolg gegeven. Uiteindelijk heeft dit wegens gebrek aan medewerking van de veroordeelde niet tot inhoudelijke behandeling van zijn problematiek kunnen leiden, zoals hierboven reeds uiteengezet.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank geen andere mogelijkheden ziet dan toewijzing van de vordering van de officier van justitie en dus de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde geheel te herroepen.

Toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 6:2:13 en 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe.
Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten voor de duur van
1500 dagen.
Bepaalt dat van deze periode van 1500 dagen zal worden afgetrokken de periode gedurende welke de veroordeelde rechtens zijn vrijheid ontnomen is geweest door schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Deze beslissing is genomen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.T. Sluis en mr. M. van Splunter, griffiers
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 september 2022.