ECLI:NL:RBNHO:2022:8442

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
9783921
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde arbeidsovereenkomst op initiatief werknemer zonder recht op vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werknemer, en Boon & Breg B.V., zijn werkgever. [verzoeker] had verzocht om veroordeling van Boon & Breg tot betaling van een aanzegvergoeding en een transitievergoeding, evenals nevenvorderingen met betrekking tot loon, vakantiedagen en vakantietoeslag. De kern van het geschil was de vraag of de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer was geëindigd, wat zou betekenen dat hij geen recht had op de gevraagde vergoedingen.

De feiten wezen uit dat [verzoeker] in dienst was bij Boon & Breg op basis van meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd. Op 25 september 2021 heeft de dochter van [verzoeker] aan Boon & Breg laten weten dat haar ouders terug wilden keren naar Polen. De werkgever stelde dat [verzoeker] de arbeidsovereenkomst had opgezegd, terwijl [verzoeker] dit betwistte en aanvoerde dat hij naar huis was gestuurd omdat er geen werk meer voor hem was.

De kantonrechter oordeelde dat Boon & Breg voldoende had aangetoond dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van [verzoeker] was geëindigd. De rechter concludeerde dat [verzoeker] geen recht had op de gevraagde aanzegvergoeding en transitievergoeding, en wees ook de nevenvorderingen af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9783921 \ AO VERZ 22-20
Uitspraakdatum: 29 september 2022
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] (Polen)
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. F. Westenberg
tegen
de besloten vennootschap Boon & Breg B.V.,
gevestigd te Andijk
verwerende partij
verder te noemen: Boon & Breg
gemachtigde: mr. I. Epe
De zaak in het kort
In deze zaak is komen vast te staat dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werknemer is geëindigd. Daarom heeft hij geen recht op de verzochte aanzegvergoeding en transitievergoeding. Ook de nevenvorderingen tot betaling van loon, vakantiedagen en vakantietoeslag worden afgewezen. Deze vorderingen hebben namelijk betrekking op de periode dat de werknemer niet meer in dienst was van werkgever.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om Boon & Breg te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens het niet nakomen van de zogenoemde aanzegverplichting en een transitievergoeding. Ook heeft [verzoeker] nevenvorderingen ingesteld. Boon & Breg heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 1 september 2022 heeft een hybride zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [verzoeker] heeft tijdens de zitting een akte wijziging/vermindering van eis overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] per brief van 26 juli 2022 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Boon & Breg is een tulpenbollen- en tulpenbloemenbedrijf. Boon & Breg heeft twee drukke perioden in het jaar, namelijk half december tot april/mei en juni tot en met september. Voor werkzaamheden in deze perioden sluit Boon & Breg arbeidsovereenkomsten met arbeidsmigranten.
2.2.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , is op 10 december 2018 in dienst getreden bij Boon & Breg op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Partijen zijn daarna op 1 december 2019, 4 januari 2021 en 21 juni 2021 arbeidsovereenkomsten aangegaan voor bepaalde tijd.
2.3.
Voor data waarop de arbeidsovereenkomsten van rechtswege zouden eindigen keerde [verzoeker] , na overleg daarover met Boon & Breg, terug naar Polen.
2.4.
Op 28 juni 2021 is de linkerhand van [verzoeker] bij de uitvoering van de werkzaamheden in een machine gekomen. [verzoeker] is naar de spoedeisende hulp gebracht en geopereerd. [verzoeker] heeft zijn werkzaamheden voor Boon & Breg een aantal dagen later hervat.
2.5.
Op verzoek van [verzoeker] hebben partijen op 30 augustus 2021 een vijfde arbeidsovereenkomst gesloten met als einddatum 31 december 2021.
2.6.
Op 13 augustus 2021 heeft de dochter van [verzoeker] aan Boon & Breg laten weten dat haar ouders op 25 september 2021 terug wilden keren naar Polen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1. [verzoeker] verzoekt Boon & Breg te veroordelen tot betaling van een vergoeding
wegens het niet nakomen van de aanzegverplichting van € 1.719,12 bruto en een transitievergoeding van € 1.899,64 bruto, beide te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder maakt [verzoeker] over de periode 11 tot en met 13 van 2021 aanspraak op achterstallig loon van € 4.700,64 bruto en op de uitbetaling van vakantiedagen en vakantietoeslag van € 952,13, beide te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50 %.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort gezegd – dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan voor bepaalde tijd en is geëindigd op 31 december 2021. Boon & Breg heeft verzuimd om hem uiterlijk een maand daarvoor te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst zodat zij de aanzegvergoeding is verschuldigd. Ook heeft [verzoeker] recht op een transitievergoeding en uitbetaling van het loon en overige emolumenten totdat de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
3.3.
Boon & Breg verweert zich en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen omdat [verzoeker] de vijfde arbeidsovereenkomst heeft opgezegd per 25 september 2021. Ook de eerdere arbeidsovereenkomsten werden eerder dan de daarin vermelde einddata opgezegd door [verzoeker] .
Gedurende de vierde arbeidsovereenkomst kreeg [verzoeker] een bedrijfsongeval. Omdat hij na een aantal dagen werkzaamheden kon verrichten voor Boon & Breg, heeft zij [verzoeker] niet ziekgemeld. [verzoeker] kwam wel onder behandeling van een fysiotherapeut. Daarbij heeft Boon & Breg hem zoveel mogelijk willen helpen, onder meer door het fungeren als tolk en het zorgen voor vervoer. Deze arbeidsovereenkomst zou vervolgens eindigen op 30 augustus 2021. Op verzoek van [verzoeker] hebben partijen een vijfde arbeidsovereenkomst gesloten. De dochter van [verzoeker] heeft op 13 september 2021 laten weten dat haar ouders op 25 september 2021 terug wilden naar Polen. Boon & Breg hebben [verzoeker] daarom, gelijk als bij de eerdere arbeidsovereenkomsten die door [verzoeker] werden opgezegd, uit dienst gemeld, de zorgverzekering stopgezet, [verzoeker] niet meer ingeroosterd en de overuren uitbetaald.

4.De beoordeling

5.1.
Een werkgever moet een werknemer schriftelijk uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. [1] Als deze verplichting niet wordt nagekomen is de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het loon voor één maand dan wel als deze verplichting niet tijdig wordt nagekomen naar rato. [2] Verder is de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd als – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op initiatief van de werkgever niet is voortgezet. [3]
5.2.
[verzoeker] maakt aanspraak op deze vergoedingen. Boon & Breg heeft hiertegen als verweer gevoerd dat de vijfde arbeidsovereenkomst op initiatief van [verzoeker] is geëindigd en zij daarom deze vergoedingen niet is verschuldigd. Dit verweer slaagt gelet op het navolgende.
5.3.
Boon & Breg stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] de vijfde arbeidsovereenkomst met ingang van 25 september 2021 heeft opgezegd. Ook eerdere arbeidsovereenkomsten werden volgens Boon & Breg opgezegd ruim voordat deze van rechtswege zouden eindigen, waarna [verzoeker] steeds voor de start van een volgende piekperiode contact met haar opnam om opnieuw via een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst te treden. Dit standpunt van Boon & Breg vindt steun in de door haar overgelegde stukken bestaande uit onder andere WhatsApp-correspondentie tussen de dochter van [verzoeker] en Boon & Breg. [verzoeker] betwist dat hij de vijfde arbeidsovereenkomst en ook eerdere arbeidsovereenkomsten heeft opgezegd en heeft aangevoerd dat hij naar huis werd gestuurd omdat er geen werk meer voor hem was. Uit de overgelegde correspondentie via WhatsApp blijkt dit echter niet. Door Boon & Breg is daarentegen onweersproken gesteld dat er nog werk was op het moment dat [verzoeker] liet weten dat hij naar Polen wilde. Zo ging [verzoeker] bij de derde arbeidsovereenkomst op 20 juli 2020 weg na het afronden van de werkzaamheden die bestonden uit pellen, terwijl hij nog werkzaamheden die bestonden uit tellen had kunnen uitvoeren. Boon & Breg heeft voldoende onderbouwd dat de arbeidsovereenkomsten die zij met [verzoeker] aanging waren gebaseerd op een inschatting van de hoeveelheid werk en dat dit uiteindelijk een aantal dagen kon afwijken maar dat er nog werk was op het moment dat [verzoeker] terug wilde naar Polen. Gelet op de onvoldoende gemotiveerde betwisting door [verzoeker] is in voldoende mate komen vast te staan dat hij de arbeidsovereenkomsten, waaronder de vijfde arbeidsovereenkomst, heeft opgezegd.
5.4.
Voor opzegging is een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, die erop is gericht de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen. Gelet op het steeds terugkerende patroon dat [verzoeker] liet weten dat hij wilde terugkeren naar Polen en Boon & Breg hem vervolgens uit dienst registreerde, niet meer in het rooster opnam en de niet-genoten vakantiedagen uitbetaalde, kon Boon & Breg uit het WhatsApp bericht van 13 september 2021 van de dochter van [verzoeker] opmaken dat hij wilde dat de vijfde arbeidsovereenkomst op 25 september 2021 op zijn initiatief zou eindigen.
heeft nog gewezen op een WhatsApp-bericht dat Boon & Breg zou hebben gestuurd naar aanleiding van een vraag van zijn dochter of er aangepast werk voor hem was en waarop Boon & Breg heeft geantwoord dat er in oktober/november minder werk is maar waarschijnlijk eind november wel. Nog daargelaten dat Boon & Breg heeft betwist dat deze WhatsApp-correspondentie is gevoerd en hiervan door [verzoeker] geen stukken zijn overgelegd, blijkt daaruit niet dat een op de opzegging gerichte wilsuiting ontbrak. Voor zover [verzoeker] zich op het standpunt stelt dat hij door ziekte niet kon werken en Boon & Breg er daarom niet op mocht vertrouwen dat hij de arbeidsovereenkomst wilde opzeggen of hem had moeten inlichten over de gevolgen van een opzegging, heeft hij tijdens de zitting erkend dat hij kort na het bedrijfsongeval dezelfde werkzaamheden uitvoerde voor Boon & Breg.
5.5.
Het voorgaande betekent dat de arbeidsovereenkomst op initiatief van [verzoeker] is geëindigd en hij daarom geen recht heeft op de verzochte aanzegvergoeding en transitievergoeding. Ook de nevenvorderingen tot betaling van loon, vakantiedagen en vakantietoeslag worden afgewezen. Deze vorderingen hebben immers betrekking op de periode dat [verzoeker] niet meer in dienst was van Boon & Breg.
5.6.
Het verzoek ziet mede op een loonvordering. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter en op 29 september 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:668 lid 1, onderdeel a, BW.
2.Artikel 7:668 lid 3 BW.
3.Artikel 7:673 lid 1 BW.