ECLI:NL:RBNHO:2022:8415

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
C/15/320634 / HA ZA 21-519
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over coniferenhaag en vaststellingsovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in Haarlem, betreft het een burengeschil tussen twee partijen, aangeduid als [eiser 1] c.s. en [gedaagde]. De eisers, die sinds 1982 in hun woning wonen, hebben een conflict met hun buurman, [gedaagde], die sinds 2000 in zijn woning woont. Het geschil ontstond in de zomer van 2021 toen [gedaagde] de coniferenhaag, die als erfafscheiding was geplant, korter had gemaakt. De eisers hebben een hoveniersbedrijf ingeschakeld voor het verwijderen van de coniferenhaag en het plaatsen van een nieuwe schutting, waarvoor een offerte van € 3.243,45 was uitgebracht.

Na een mondelinge behandeling op 14 maart 2022 en verschillende schikkingsonderhandelingen, hebben partijen een concept vaststellingsovereenkomst opgesteld. Deze overeenkomst bevatte afspraken over de uitvoering van de werkzaamheden door het hoveniersbedrijf en de verdeling van de kosten. Echter, [gedaagde] weigerde de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen en uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de oplossing van hun geschil, maar dat [gedaagde] niet bereid is om deze afspraken na te komen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat [gedaagde] gehouden is om uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat hij niet aan de afspraken voldoet, tot een maximum van € 3.000,00. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/320634 / HA ZA 21-519
Vonnis van 21 september 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [plaats],
2.
[eiser 2],
wonende te [plaats],
eisers,
advocaat mr. J.H.M. de Boer te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure tot en met de mondelinge behandeling blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 januari 2022;
  • de mondelinge behandeling van 14 maart 2022, de daarvan door de griffier bijgehouden aantekeningen en de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling door [eiser 1] c.s. overgelegde productie 5.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak een aantal keren aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen tussen partijen. Vervolgens heeft [eiser 1] c.s. op 27 juli 2022 een akte overlegging nadere producties tevens akte wijziging eis genomen. Op 5 augustus 2022 heeft de advocaat van [gedaagde] zich onttrokken. Op 7 september 2022 heeft [eiser 1] c.s. vonnis gevraagd en is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] c.s. en [gedaagde] zijn buren van elkaar. [eiser 1] c.s. wonen sinds 1982 in de woning aan de [adres 1] in [plaats]. [gedaagde] woont sinds 2000 in de woning aan de [adres 2] in [plaats].
2.2.
Omstreeks 1995 hebben [eiser 1] c.s. en de toenmalige bewoner van [adres 2] als erfafscheiding een rij coniferen (hierna: de coniferenhaag) geplant.
2.3.
In de zomer van 2021 is tussen partijen een conflict ontstaan over de coniferenhaag, nadat [gedaagde] de coniferen korter had gemaakt. Over dit geschil gaat deze procedure.
2.4.
Op 1 maart 2022 heeft hoveniersbedrijf [bedrijf] aan eiser sub 1 een offerte uitgebracht voor het verwijderen van de restanten van de coniferenhaag en het plaatsen van een nieuwe schutting, voor een bedrag van € 3.243,45 inclusief BTW.
2.5.
Op 14 maart 2022 vond bij de rechtbank de mondelinge behandeling van deze zaak plaats. Daarna is de zaak aangehouden voor schikkingsonderhandelingen.
Bij brief van 20 april 2022 heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde] de rechtbank het volgende bericht:
“Hierbij deel ik u mede dat cliënt de heer [gedaagde] akkoord heeft gegeven op de offerte van hoveniersbedrijf [bedrijf].
Aangezien wij dat bericht pas zojuist hebben ontvangen stuur ik dit bericht gelijktijdig aan u een aan de advocaat wederpartij.”
Bij rolbericht van 18 mei 2022 heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde] aan de rechtbank medegedeeld dat partijen een regeling in der minne hebben getroffen en dat de vaststellingsovereenkomst nog volgt.
2.6.
Op enig moment heeft de advocaat van [eiser 1] c.s. aan de toenmalige advocaat van [gedaagde] een concept vaststellingsovereenkomst tussen partijen gestuurd. De concept vaststellingsovereenkomst, waarin [eiser 1] c.s. zijn aangeduid als [eiser 1] en [gedaagde] als [gedaagde] luidt voor zover relevant:
Komen overeen en verklaren als volgt:
Nieuwe erfafscheiding
1. Partijen geven aan hoveniersbedrijf “[bedrijf]” te [plaats] de opdracht om de bestaande beschadigde coniferenhaag te verwijderen en om een nieuwe schutting te plaatsen. Dit conform de offerte dd. 1 maart 2022 (bijlage).
2. De kosten van de door het hoveniersbedrijf te verrichten werkzaamheden zijn begroot op een bedrag van € 3.243,45 inclusief BTW. Deze kosten zullen als volgt worden betaald:
- 50% wordt betaald door [gedaagde], zijnde een bedrag van € 1.621,73 inclusief BTW;
- een bedrag van € 1.000,-- inclusief BTW wordt door [eiser 1] betaald;
- een bedrag van € 621,73 inclusief BTW wordt door de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiser 1] betaald.
3. Betaling van de factuur aan het hoveniersbedrijf zal tijdig en volledig door partijen geschieden zodra de factuur door het hoveniersbedrijf aan partijen of één der partijen is gezonden.
4. Het hoveniersbedrijf zal – in overleg met partijen – de werkzaamheden in november 2022 laten plaatsvinden. In dit verband verlenen partijen aan het hoveniersbedrijf toegang tot de tuinen en zorgen partijen ervoor dat de hovenier ongestoord zijn werkzaamheden kan uitvoeren.
5. Toekomstig onderhoud aan de nog te plaatsen schutting, behoudens klein onderhoud, zal in onderling overleg tussen partijen plaatsvinden.
Finale kwijting en overige bepalingen
6. Door uitvoering van deze vaststellingsovereenkomst verlenen partijen elkaar over en weer onherroepelijk en onvoorwaardelijk finale kwijting ter zake van al hetgeen partijen over en weer van elkaar te vorderen hebben.
7. Partijen verplichten zich tegenover elkaar mee te werken aan de uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst, voor zover hun medewerking daartoe vereist is.
8. Partijen zullen de rechtbank verzoeken om de tussen partijen gemaakte afspraken, zoals opgenomen in deze vaststellingsovereenkomst, in een vonnis dan wel proces-verbaal van de rechtbank te laten opnemen.
9. Ieder der partijen draagt de eigen kosten van de gerechtelijke procedure.
10. Ieder der partijen draagt de eigen kosten voor het opstellen van onderhavige vaststellingsovereenkomst.
11. Partijen doen afstand om deze overeenkomst geheel noch gedeeltelijk te zullen (laten) vernietigen en ontbinden op grond van enigerlei tekortkoming in de nakoming daarvan. Nakoming zal steeds gevorderd c.q. verzocht kunnen worden.
12. Deze overeenkomst beslaat 3 bladzijden en is door partijen op iedere pagina van hun paraaf voorzien en op de laatste pagina ondertekend.
13. Deze overeenkomst heeft het karakter van een vaststellingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:900 BW.
2.7.
Bij rolbericht van 29 juni 2022 heeft ook de advocaat van [eiser 1] c.s. de rechtbank laten weten dat partijen overeenstemming hebben bereikt maar dat [gedaagde] daar toch geen uitvoering aan wenst te geven, waardoor de advocaat van [eiser 1] c.s. ook geen ondertekende vaststellingsovereenkomst kan overleggen. In dit rolbericht heeft de advocaat van [eiser 1] c.s. verzocht een akte te mogen nemen met daarin en eiswijziging inhoudende vastlegging van de tussen partijen gemaakte afspraken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vordert samengevat en na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I bepaalt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over deze procedure, als weergegeven onder rechtsoverweging 2.6, en dat partijen gehouden zijn om uitvoering te geven aan deze gemaakte afspraken, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagde] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis nalaat aan deze afspraken te voldoen, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag.
Subsidiair:
II Voor recht verklaart dat [gedaagde] op 13 juni 2021 de oorspronkelijke gemeenschappelijke erfafscheiding, zonder toestemming en daarmee op onrechtmatige wijze, deels heeft verwijderd c.q. vernield;
III voor recht verklaart dat [gedaagde] omstreeks medio juli 2021 de oorspronkelijk gemeenschappelijke erfafscheiding, zonder toestemming en daarmee op onrechtmatige wijze, verder (geheel of gedeeltelijk) heeft verwijderd c.q. vernield;
IV [gedaagde] beveelt binnen twee weken na dit vonnis zorg te dragen voor herstel van de schade die is toegebracht aan de gemeenschapelijke erfafscheiding, te weten herstel van de oorspronkelijke erfafscheiding (de coniferenhaag) en [gedaagde] te bevelen over te gaan tot het (terug)plaatsen van een gelijkwaardige haag, onder verbeurte van een dwamgsom van € 100,00 per dag voor elke dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000,00 dan wel een naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen dwangsom;
V [gedaagde] veroordeelt tot betaling binnen twee weken na dit vonnis van een schadevergoeding aan [eiser 1] c.s. van € 5.000,00, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag;
VI [gedaagde] veroordeelt in kosten van deze procedure;
VII [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de nakosten volgens het liquidatietarief indien hij niet tijdig voldoet aan de veroordeling;
VIII [gedaagde] veroordeelt in de kosten die zowel in als buiten rechten met de procedure zijn gemoeid.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de oorspronkelijke vorderingen van [eiser 1] c.s., welke overeenkwamen met het nu, na wijziging eis, subsidiair gevorderde. Aangezien de advocaat van [gedaagde] zich heeft onttrokken en zich voor [gedaagde] geen nieuwe advocaat heeft gesteld, heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd tegen de gewijzigde eis.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de oplossing van hun geschil over de coniferenhaag. Dit hebben [eiser 1] c.s. immers onbetwist gesteld en bovendien is dit zowel door de toenmalige advocaat van [gedaagde] (bij rolbericht van 18 mei 2022) als door de advocaat van [eiser 1] c.s. (bij rolbericht van 29 juni 2022) aan de rechtbank medegedeeld.
4.2.
Gelet op het partijdebat staat ook vast dat de inhoud van de door partijen gemaakte afspraken is zoals is weergegeven onder rechtsoverweging 2.6. Niet alleen heeft [gedaagde] dit niet betwist, ook stroken de onder 2.6 weergegeven afspraken met de onder 2.5 aangehaalde brief van de toenmalige advocaat van [gedaagde] en de onder 2.4 aangehaalde offerte van hoveniersbedrijf [bedrijf].
4.3.
Tot slot staat vast dat [gedaagde] de vaststellingsovereenkomst niet wenst te ondertekenen en er – vooralsnog – geen uitvoering aan wenst te geven.
4.4.
Gelet op dit alles hebben [eiser 1] c.s. recht en belang bij het door hen primair gevorderde, met dien verstande dat de rechtbank alleen aan de uitvoering van de in de vaststellingsovereenkomst onder 1 , 4 en 7 genoemde afspraken een dwangsom zal verbinden. Voor de overige afspraken geldt dat zij zich naar hun aard niet lenen voor versterking met een dwangsom dan wel dat ze niet meer aan de orde zijn omdat de rechtbank vonnis wijst. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in de beslissing vermeld.
4.5.
Gelet op de in 2.6 onder 9 en 10 weergegeven afspraken zal de rechtbank de kosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over deze procedure, als weergegeven onder rechtsoverweging 2.6, en dat partijen gehouden zijn om uitvoering te geven aan deze gemaakte afspraken,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 50,00 voor iedere dag dat hij na het verstrijken van tien dagen na betekening van dit vonnis niet aan de afspraken als weergegeven onder 2.6 onder 1, 4 en 7 voldoet, tot een maximum van € 3.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 760