ECLI:NL:RBNHO:2022:8407

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
9854734
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en opeisbaarheid van de aanneemsom in geval van opschorting door de aannemer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Aluverre Gevelbouw B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot de betaling van een openstaande factuur voor de levering en montage van kozijnen. De vordering is ingesteld na een reeks van correspondentie en betalingsproblemen tussen partijen. Aluverre had op 15 september 2021 een offerte uitgebracht voor het produceren, leveren en monteren van 14 kozijnen voor een totaalbedrag van € 26.990,00 exclusief btw. De gedaagde had de opdrachtbevestiging op 30 september 2021 ondertekend, maar heeft niet alle facturen tijdig betaald, wat leidde tot een opschorting van de werkzaamheden door Aluverre.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de derde termijn van 50% van de aanneemsom opeisbaar was, ondanks de klachten van de gedaagde over de kwaliteit van het geleverde werk. De rechter oordeelde dat de gedaagde in schuldeisersverzuim verkeerde, omdat hij zijn betalingsverplichting niet nakwam. De kantonrechter heeft de vordering van Aluverre toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 12.145,50 exclusief btw, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 april 2022. De gedaagde's tegenvordering werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in een aannemingsovereenkomst en de gevolgen van betalingsverzuim. De rechter heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk kreeg in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9854734 \ CV EXPL 22-2152 IL
Uitspraakdatum: 21 september 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Aluverre Gevelbouw B.V.
gevestigd te Hardinxveld-Giessendam
eiseres
verder te noemen: Aluverre
gemachtigde: mr. N.M. Don
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Aluverre heeft bij dagvaarding van 19 april 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en een tegenvordering ingediend. Aluverre heeft schriftelijk op de tegenvordering gereageerd.
1.2.
Op 29 augustus 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Namens Aluverre is verschenen [naam] (commercieel directeur) bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Aluverre heeft op 15 september 2021 een offerte (aangeduid als ‘opdrachtbevestiging’) uitgebracht voor het produceren, leveren en monteren van 14 kozijnen ten behoeve van de nieuw gebouwde woning van [gedaagde] voor € 26.990,00 exclusief 21% btw. De opdrachtbevestiging staat op naam van de eenmanszaak van [gedaagde] .
2.2.
[gedaagde] heeft de opdrachtbevestiging op 30 september 2021 voor akkoord ondertekend.
2.3.
Bij factuur van 3 november 2021 heeft Aluverre een eerste en tweede termijn van elk 25% van in totaal € 13.495,00 exclusief btw (€ 16.328,96 inclusief btw) bij de eenmanszaak van [gedaagde] in rekening gebracht.
2.4.
Bij factuur van 22 december 2021 heeft Aluverre een derde termijn met de omschrijving “
50% na productie” van € 13.345,00 exclusief btw (€ 16.147,45 inclusief btw) bij de eenmanszaak van [gedaagde] in rekening gebracht. De kozijnen waren op dat moment bij de woning van [gedaagde] afgeleverd.
2.5.
[gedaagde] heeft toegezegd de eerste factuur te betalen en vervolgens (op 18 januari 2022) de tweede factuur betaald.
2.6.
Op 27 januari 2022 heeft Aluverre aan [gedaagde] gemaild dat ze ervan uitgaat dat hij de andere factuur ook zal voldoen. [gedaagde] liet daarop weten, samengevat, dat hij de factuur pas zal betalen als alle werkzaamheden verricht zijn.
2.7.
Op 23 februari 2022 heeft Aluverre aan [gedaagde] gemaild dat eerst 90% van de factuur voldaan zal moeten worden voordat ze komen “
om het glas en de glaslatten te plaatsen” en de overige 10% voldaan moet worden “
nadat de punten opgelost zijn”.
2.8.
Op 28 februari 2022 heeft [gedaagde] Aluverre gemaild in verband met een aantal klachten over de reeds verrichte werkzaamheden. In zijn e-mail geeft [gedaagde] aan dat er geen betaling zal plaatsvinden “
totdat bovenstaande punten zijn verholpen” en vraagt hij om een oplossing. In de e-mail schrijft [gedaagde] ook dat hij het totaal van de uren die hij verricht heeft aan de kozijnen voor Aluverre, betaald wil hebben, welk totaal hij nu houdt op 20 uur, en dat hij voor het totale factuurbedrag van € 1.250,- ex btw nog een factuur zal sturen.
2.9.
Aluverre heeft per e-mail van 10 maart 2022 gereageerd op de klachten van [gedaagde] , aangegeven dat het financiële voorstel blijft staan en verzocht de genoemde 20 uur te specificeren.
2.10.
In de brief van 18 maart 2022 heeft (de gemachtigde van) Aluverre aan [gedaagde] geschreven dat zij de uitvoering van de resterende afwerkwerkzaamheden (afschuimen van een aantal kozijnen, het plaatsen van glaslatten in een aantal kozijnen, het eventueel afstellen van de draaidelen) heeft opgeschort. In de brief wordt [gedaagde] verzocht de openstaande factuur te voldoen en geeft Aluverre aan dat zij binnen zes werkdagen na betaling de resterende werkzaamheden zal uitvoeren.
2.11.
Op 14 april 2022 heeft (de gemachtigde van) Aluverre aan [gedaagde] gemaild dat zij niets meer van hem heeft vernomen en de aanneemovereenkomst ontbindt op grond van een toerekenbare tekortkoming.

3.De vordering

3.1.
Aluverre vordert in de dagvaarding dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 19.538,41 inclusief btw, vermeerderd met de overeengekomen rente van 12%, de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.070,38 en de proceskosten.
3.2.
Aluverre legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van zijn betalingsverplichting en de overeenkomst daarom is ontbonden. Aluverre vordert derhalve betaling van de openstaande factuur, de overeengekomen rente en de buitengerechtelijke kosten.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat het werk (nog) niet deugdelijk is opgeleverd en hij de factuur daarom (nog) niet hoeft te betalen. Omdat Aluverre de overeenkomst heeft ontbonden, zal [gedaagde] zelf een oplossing moeten zoeken om de gebreken vast te stellen en te verhelpen. [gedaagde] zal de daarmee gepaard gaande kosten in mindering brengen op het openstaande factuurbedrag. [gedaagde] voert daarnaast verweer tegen de gevorderde hoofdsom en overeengekomen rente.
4.2.
[gedaagde] vordert volledige vergoeding door Aluverre van de door [gedaagde] gemaakte kosten/uren in opdracht van Aluverre. Hij heeft daarvoor € 1.250,00 gedeclareerd. Mochten de (herstel)kosten meer bedragen dan het openstaande factuurbedrag, dan zal de factuur vervallen en zal [gedaagde] de extra kosten verhalen op Aluverre.
4.3.
Aluverre voert verweer tegen de tegenvordering.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Aluverre heeft naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] haar vordering ter zitting verminderd tot € 16.328,96 inclusief btw. Dit bedrag is bij [gedaagde] in rekening gebracht met de factuur van 3 november 2021. [1] Deze factuur betreft de overeengekomen eerste en tweede termijn van 25% van de aanneemsom. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] deze termijnen op zichzelf verschuldigd is.
5.2.
[gedaagde] heeft, volgens hem door het vermelden van het verkeerde factuurnummer, in plaats van de factuur van 3 november 2021 de factuur van 22 december 2021 [2] betaald. Die factuur ziet op de derde termijn van 50% van de aanneemsom. Aluverre stelt dat [gedaagde] deze derde termijn verschuldigd is omdat het overeengekomen betaalmoment is verstreken. [gedaagde] voert aan dat hij de derde termijn (nog) niet verschuldigd is, omdat het werk nog niet klaar en opgeleverd is en er verschillende gebreken zijn.
5.3.
De kantonrechter moet dus eerst beoordelen of de derde termijn van 50% van de aanneemsom opeisbaar is. Hierbij is van belang wat partijen zijn overeengekomen.
Partijen zijn een betaaltermijn van 50% na levering van de kozijnen overeengekomen
5.4.
Aluverre heeft op 24 september 2021 een opdrachtbevestiging voor het produceren, leveren en monteren van aluminium gevelelementen aan [gedaagde] gemaild met het verzoek deze te tekenen en retourneren. [gedaagde] heeft de ondertekende opdrachtbevestiging op 18 maart 2022 aan Aluverre gemaild. Daarmee is in beginsel tussen partijen een overeenkomst gesloten volgens het bepaalde in de opdrachtbevestiging (hierna: de overeenkomst).
5.5.
In de overeenkomst staat (onder 1) dat het gaat om het produceren, leveren en monteren van 14 stuks kozijnen. Onder 8 is ten aanzien van de oplevering bepaald dat het werk “
Direct na montage” wordt opgeleverd en ten aanzien van de facturering:

25% Bij opdracht.
25% Definitief tekenwerk.
50% Bij gereed productie / geleverde kozijnen.
Betaling binnen 30 dagen na factuurdatum.”
5.6.
[gedaagde] voert aan dat hij de bepaling “bij gereed productie / geleverde kozijnen”, heeft geïnterpreteerd als “gereed geleverde kozijnen” omdat een opdrachtgever normaal gesproken pas betaalt na het volledig uitvoeren van een opdracht. Daarmee voert hij aan dat zijn wil en verklaring niet met elkaar overeenstemmen en er op dit punt geen overeenkomst, of een overeenkomst met een andere inhoud, tot stand is gekomen.
5.7.
De vraag of en in welke zin een overeenkomst tot stand komt, hangt af van wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. De kantonrechter acht de volgende omstandigheden van belang.
5.8.
Beide partijen zijn werkzaam in de aannemingsbranche. [gedaagde] heeft de opdracht weliswaar gegeven voor zijn privéwoning maar heeft gehandeld in opdracht en naam van zijn eenmanszaak. Het gaat dus om twee zakelijke partijen. Aluverre stelt dat de bewuste bepaling met [gedaagde] is besproken. [gedaagde] ontkent dat. De kantonrechter laat dit in het midden. Ook als de bepaling niet met [gedaagde] is besproken, gaat zijn verweer namelijk niet op. De bepaling “bij gereed productie / geleverde kozijnen” zegt immers alleen iets over de productie en levering en niets over de montage van de kozijnen of de verdere oplevering van het werk. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat er een tijdsdruk was: het was druk vanwege de winter en Aluverre kon wel op tijd leveren maar hij moest dan wel meteen tekenen. Dat er sprake was van een ontoelaatbare druk (in de zin van dwang) door Aluverre blijkt echter uit niets.
5.9.
In voormelde omstandigheden mocht Aluverre redelijkerwijs aannemen dat [gedaagde] met de bewoordingen “bij gereed productie / geleverde kozijnen” hetzelfde bedoelde als zij. Er zijn door [gedaagde] geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat Aluverre had behoren te begrijpen dat [gedaagde] niet wist dat hij een verschuldigdheid van 50% van de aanneemsom aanvaardde bij levering van de kozijnen. Het verweer van [gedaagde] wordt daarom verworpen. De overeenkomst is tot stand gekomen in de door Aluverre bedoelde zin.
De derde termijn is opeisbaar
5.10.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat [gedaagde] de derde termijn van 50% van de aanneemsom in beginsel verschuldigd is na productie en levering van de kozijnen. Het staat vast dat de kozijnen zijn geproduceerd. De kantonrechter leidt uit het dossier af dat de kozijnen uiterlijk of omstreeks 22 december 2021 zijn geleverd. De derde termijn is dus opeisbaar. Dat wil zeggen dat [gedaagde] de termijn op zichzelf moet betalen, ook al is het werk nog niet opgeleverd. Dat Aluverre de derde termijn al een keer eerder (te vroeg) had gefactureerd, zoals [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd, en de eerste en tweede termijn later dan is overeengekomen zijn gefactureerd, doet aan de opeisbaarheid van de derde termijn niet af.
Aluverre heeft haar nakomingsverbintenis terecht opgeschort
5.11.
Omdat [gedaagde] het verschuldigde bedrag (het resterende bedrag van € 16.328,96 inclusief btw) niet heeft betaald, was Aluverre bevoegd haar eigen verplichtingen tot nakoming op te schorten zoals zij heeft gedaan. Zij hoefde het werk op dat moment dus nog niet af te maken en op te leveren en eventuele gebreken nog niet te verhelpen. [gedaagde] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat deze opschorting in dit geval niet gerechtvaardigd is.
[gedaagde] heeft zijn betalingsverplichting ten onrechte opgeschort
5.12.
De tekortkoming in de betalingsverplichting kan [gedaagde] worden toegerekend. Omdat [gedaagde] ook na het beroep op opschorting van Aluverre betaling van het verschuldigde bedrag achterwege heeft gelaten, is hij in schuldeisersverzuim gekomen. [3] Hij is daarom niet bevoegd om zijn betalingsverplichting op te schorten in verband met de door hem gestelde gebreken in het werk. [4]
5.13.
Maar ook als [gedaagde] niet in schuldeiserverzuim zou verkeren, gaat zijn beroep op opschorting niet op. In dat geval ligt het namelijk op zijn weg om de gestelde gebreken aan of de ondeugdelijke uitvoering van het werk en de omvang van de tekortkoming voldoende te onderbouwen. [gedaagde] heeft dat, tegenover de gemotiveerde betwisting door Aluverre, onvoldoende gedaan. Hij stelt wel dat een aantal kozijnen niet (juist) geïsoleerd zijn en daarbij condensvorming optreedt en dat bij meerdere kozijnen de afwateringsgootjes te dicht op de waterslagen zitten wat serieuze problemen met vocht kan veroorzaken, maar dat dit zo is blijkt nergens uit. De overgelegde foto’s tonen een en ander niet aan. Zijn andere klachten houden verband met het feit dat het werk nog niet gereed of opgeleverd is en zijn in die zin dus voorbarig.
5.14.
Dit betekent dat Aluverre bevoegd was de overeenkomst te ontbinden.
[gedaagde] moet de schade vergoeden die Aluverre lijdt doordat ontbinding plaatsvindt
5.15.
Aluverre heeft ter zitting - desgevraagd - gesteld dat zij heeft bedoeld om schade te vorderen en die schade gelijk is aan het (resterende) factuurbedrag. Naar de kantonrechter begrijpt bedoelt Aluverre de schade te vorderen die zij lijdt doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt. [5]
5.16.
De verschuldigde schadevergoeding moet worden berekend door vergelijking van twee denkbare vermogenssituaties: aan de ene kant de situatie die zou zijn gevolgd uit een in alle opzichten onberispelijke nakoming en aan de andere kant de situatie die zou resulteren uit een ontbinding zonder schadevergoeding na afwikkeling van de daaruit voortvloeiende restitutieverplichtingen. Aluverre heeft haar stellingen niet op deze wijze van berekening toegespitst. Zij heeft de gestelde schade ook niet nader gespecificeerd of onderbouwd. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd op dit punt en niet gesteld of onderbouwd hoeveel de kosten van de door hem inmiddels verrichte (afwerk)werkzaamheden bedragen. Omdat de kantonrechter op basis van de beschikbare gegevens de omvang van de schade niet nauwkeurig kan vaststellen, zal de schade worden geschat. [6]
5.17.
Een onberispelijke nakoming zou hebben geleid tot de productie, levering en montage van de kozijnen met een waarde van (pro resto) € 13.495,00 exclusief 21% btw, welk bedrag [gedaagde] had moeten betalen. Ontbinding en ongedaanmaking betekent dat [gedaagde] de kozijnen wel geleverd heeft gekregen, maar deze niet (volledig) zijn gemonteerd en het werk niet (volledig) is afgewerkt. Er is in deze zaak geen ongedaanmaking gevraagd, dus dat speelt hier geen rol. Aluverre heeft op 23 februari 2022 [7] aan [gedaagde] voorgesteld om de laatste 10% van de factuur te voldoen als alle punten zijn opgelost. De kantonrechter leidt hieruit af dat de resterende werkzaamheden, dat wil zeggen de montage en afwerking, volgens Aluverre gewaardeerd kunnen worden op 10% van het op dat moment nog openstaande bedrag van € 13.495,00 exclusief btw en dat de al verrichte werkzaamheden een waarde van 90% van dat bedrag vertegenwoordigen. Ter zitting heeft Aluverre hierover gesteld dat het gebruikelijk is om 5% van de aanneemsom achter te houden tot oplevering, wat in dit geval neerkomt op (ongeveer) 10% van de factuur. Uit het verweer van [gedaagde] [8] blijkt dat hij dit voorstel van Aluverre “
in principe een prima voorstel” vond (mits de gebreken zouden worden opgelost maar dat is bij de onderhavige schadebegroting niet van belang). Bij gebreke van een nadere onderbouwing schat de kantonrechter de schade die Aluverre lijdt doordat ontbinding plaatsvindt, op basis hiervan op € 12.145,50 exclusief btw (€ 13.495,00 exclusief btw minus 10%).
5.18.
Zonder nadere onderbouwing van Aluverre kan niet worden aangenomen dat de btw een schadepost vormt. Aluverre is een besloten vennootschap. Een dergelijke vennootschap kan de in rekening gebrachte btw normaal gesproken verrekenen met de btw die zij zelf als btw-plichtige moet afdragen, zodat het in de factuur genoemde btw-bedrag in beginsel niet als schade kan worden aangemerkt. Bij gebrek aan een nadere onderbouwing zal de kantonrechter deze schadepost daarom afwijzen.
[gedaagde] is ook de wettelijke rente over het schadebedrag verschuldigd
5.19.
Aluverre vordert daarnaast de contractuele rente van 12% per jaar. Deze rente is overeengekomen in artikel 17.7 van de algemene voorwaarden. Daarin is bepaald dat de opdrachtgever de rente verschuldigd is wanneer betaling niet heeft plaatsgevonden binnen de overeengekomen betalingstermijn. Deze bepaling ziet op betaling van de overeengekomen prijs. Aluverre heeft niet gesteld, althans onvoldoende onderbouwd, dat de bepaling (mede) grondslag biedt voor contractuele rente over schadevergoeding. De kantonrechter acht de contractuele rente alleen daarom al niet toewijsbaar. Het verweer op dit punt van [gedaagde] behoeft geen bespreking.
5.20.
Omdat Aluverre subsidiair vordert om een in goede justitie te bepalen rentepercentage toe te wijzen, zal de kantonrechter de wettelijke rente [9] over het schadebedrag toewijzen. Deze rente is verschuldigd vanaf het moment dat de schadevergoedingsverbintenis opeisbaar is. Aluverre vordert rente vanaf 3 december 2021 terwijl de overeenkomst pas op 14 april 2022 is ontbonden en de schade toen is geleden. De kantonrechter zal de wettelijke rente over het schadebedrag derhalve toewijzen vanaf 14 april 2022.
[gedaagde] hoeft de buitengerechtelijke incassokosten niet te vergoeden maar de proceskosten wel
5.21.
Aluverre stelt dat het gevorderde bedrag moet worden vermeerderd met de buitengerechtelijke kosten van € 1.070,38. Maar zij stelt niet dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering is daarom niet toewijsbaar.
5.22.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Aluverre worden gemaakt.
de tegenvordering
5.23.
[gedaagde] vordert vergoeding van de door hem gemaakte kosten/uren in opdracht van Aluverre en geeft aan dat de specificatie volgt. Ondanks het verweer hiertegen van Aluverre en de vragen van de kantonrechter hierover ter zitting, heeft [gedaagde] nagelaten zijn vordering te concretiseren, specificeren en onderbouwen. De kantonrechter zal de tegenvordering daarom, als onvoldoende onderbouwd, afwijzen.
5.24.
[gedaagde] stelt daarnaast dat - in geval de (herstel)kosten meer bedragen dan het openstaande factuurbedrag - hij de extra kosten zal verhalen op Aluverre. Ter zitting heeft [gedaagde] gesteld dat het lastig is om de schade vast te stellen, omdat condensvorming in de winter optreedt en het nu zomer is, de kozijnen misschien vervangen moeten worden en het inmiddels verrichte stucwerk moet worden afgebroken. Daarmee is zijn vordering te onzeker en onbepaald om te kunnen toewijzen. De kantonrechter acht de tegenvordering dus ook in zoverre, als onvoldoende concreet onderbouwd, niet toewijsbaar.
5.25.
De conclusie is dat de kantonrechter de tegenvordering van [gedaagde] zal afwijzen.
5.26.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. Gelet op de samenhang van de tegenvordering met de vordering, begroot de kantonrechter de proceskosten aan de kant van Aluverre op nul.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Aluverre van € 12.145,50 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 april 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Aluverre tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 105,31
griffierecht € 1.384,00
salaris gemachtigde € 746,00 ;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Aluverre worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
6.6.
wijst de vordering af;
6.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Aluverre worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.dagvaarding, productie 4
2.dagvaarding, productie 6
3.in de zin van artikel 6:59 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
4.artikel 6:54 onder a BW
5.artikel 6:277 BW
6.op basis van artikel 6:97 BW
7.dagvaarding, productie 8, laatste twee pagina’s
8.conclusie van antwoord, alinea 7
9.zoals bedoeld in artikel 6:119 BW