ECLI:NL:RBNHO:2022:8390

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
C/15/330154 / KG ZA 22-375
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan de verkoop van een woning in het kader van echtscheiding met inzage in vermogensbestanddelen

In deze zaak, die op 16 augustus 2022 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderde de vrouw dat de man zou meewerken aan de verkoop van hun gezamenlijke woning. De vrouw had eerder aan de man gevraagd of hij bereid was om zijn aandeel in de woning over te nemen, maar de man had hierop niet adequaat gereageerd. De vrouw vorderde ook dat de man inzage zou geven in zijn vermogensbestanddelen, zodat een eerlijke verdeling kon plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat de man moest meewerken aan de verkoop van de woning en dat hij een dwangsom zou moeten betalen als hij hier niet aan voldeed. Tevens werd bepaald dat de vrouw geen rechten meer kon ontlenen aan de veroordeling als de man binnen zes weken kon aantonen dat hij in staat was de woning over te nemen. In reconventie werd de vrouw veroordeeld om inzage te geven in haar vermogensbestanddelen, zodat de man een overzicht kon krijgen van de aanwezige vermogens op het moment van de ontbinding van de gemeenschap. De rechtbank besloot dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd zouden worden, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/330154 / KG ZA 22-375
Vonnis in kort geding van 16 augustus 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1], gemeente [gemeente 1],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. P. Tijsterman te Uithoorn,
tegen
[de man],
wonende te [plaats 2], gemeente [gemeente 2],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. C.A.F. Visser te Wormerveer.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 4 van de zijde van de vrouw;
  • de conclusie aanvulling c.q. wijziging van eis met producties 5 tot en met 10 van de zijde van de vrouw;
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 12 van de zijde van de man;
  • de mondelinge behandeling van 11 augustus 2022.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn op 16 februari 2006 in de gemeente [gemeente 2] met elkaar gehuwd na het maken van huwelijkse voorwaarden. Op 26 januari 2021 is een verzoek tot echtscheiding ingediend bij deze rechtbank. Bij beschikking van deze rechtbank van 8 september 2021 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. In de echtscheidingsbeschikking zijn partijen bevolen over te gaan tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en tot verdeling van de huwelijksgemeenschap voor zover aanwezig. De echtscheidingsbeschikking is op 23 december 2021 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Tot de huwelijksgemeenschap van partijen behoort onder andere de woning aan de [adres] [plaats 2] (hierna: de woning). Aan de woning is een hypothecaire geldlening verbonden ter hoogte van ongeveer € 259.000,-. De geschatte waarde van de woning bedraagt € 400.000,- tot € 425.000,-. De woning wordt door de man bewoond.
2.3.
In haar brief van 20 januari 2022 heeft de vrouw aan de man verzocht om aan te geven of hij bereid en in staat is om het aandeel van de vrouw in de woning van haar over te nemen. De man heeft daarop aangegeven dat hij de woning wenst over te nemen, maar dat de vrouw eerst inzichtelijk moet maken wat het vermogen van partijen is. Per brief van 11 mei 2022 heeft de vrouw de man opnieuw verzocht te mede te delen of hij in staat is het aandeel van de vrouw in de woning van haar over te nemen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert samengevat en na vermeerdering van eis - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de man veroordeelt medewerking te verlenen in de meest uitgebreide zin aan de onderhandse verkoop van de woning, mede door:
  • het tot datum van verkoop zorg dragen voor het onderhoud en schoonhouden van de woning,
  • het uitvoeren van de verkoopbevorderende maatregelen zoals geadviseerd door de makelaar,
  • het toelaten van potentiële kopers tot de woning,
een en ander ter beoordeling aan de door de rechtbank te benoemen makelaar, tegen een door de makelaar te adviseren vraagprijs,
welke medewerking voorts zal bestaan uit:
  • het mede ondertekenen van de koopovereenkomst en
  • het medewerken aan de levering van de woning aan een derde,
op straffe van verbeurte van een dwangsom;
2. bepaalt dat van de verkoopopbrengst van de woning zal worden uitgenomen het bedrag van de verschuldigde hypotheek en de verkoopkosten, alsmede een bedrag ten behoeve van de vrouw van € 60.985,49, en bepaalt dat het alsdan overblijvende deel van de verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld;
3. bepaalt dat de gezamenlijke personenauto van partijen merk Opel, type Mokka door de man zal worden verkocht met verdeling van de opbrengst van de auto bij helfte;
4. de man veroordeelt tot afgifte aan de vrouw van de roerende zaken zoals opgenomen in de bijlage bij productie 3 bij dagvaarding binnen veertien dagen na betekening van het vonnis en op straffe van verbeurte van een dwangsom;
5. bepaalt dat de twee levensverzekeringen van partijen door de man dienen te worden afgekocht met verrekening van de waarde van de opbrengst bij helfte;
6. bepaalt dat de bankrekening op naam van de man met bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] wordt toegescheiden aan de man onder de verplichting om de helft van het saldo per 1 januari 2021, ofwel een bedrag van € 791,16, aan de vrouw uit te betalen;
met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
3.2.
De man voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
De man vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar
bij voorraad:
de vrouw beveelt inzage te verschaffen in al haar vermogensbestandsdelen en uitleg te verschaffen waar de op haar privérekening gestorte bedragen naartoe zijn gegaan;
de vrouw beveelt inzage te verschaffen in de alle op haar naam staande beleggings- en garantieverzekeringen die zijn aangegaan tijdens het huwelijk, in ieder geval deze die bij A.S.R. afgesloten zijn (geweest);
bij een eventueel voorschot op de definitieve verdeling rekening houdt met hetgeen in de conclusie van antwoord en eis in reconventie naar voren is gebracht;
de man in de gelegenheid stelt tot overname van de woning van partijen nadat de vrouw inzage heeft verschaft in al haar vermogensbestandsdelen en een makelaar aanwijst die de waarde van de woning dan dient te bepalen;
de rekening met nr. [rekeningnummer 2] aan de vrouw toe scheidt onder de verplichting de helft van het saldo op 23 december 2020, zijnde € 7.750,-, aan de man uit te betalen.
3.4.
De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

De woning
4.1.
Partijen zijn het er over eens dat een verdeling van de woning moet plaatsvinden. Dat volgt ook uit de echtscheidingsbeschikking. Bij de daartoe strekkende vorderingen heeft de vrouw een voldoende spoedeisend belang, omdat anderhalf jaar is verstreken sinds de indiening van het echtscheidingsverzoek en de man op de herhaalde verzoeken van de vrouw om te komen tot een verdeling van de woning niet of onvoldoende heeft gereageerd.
4.2.
De vrouw wil de woning verkopen aan een derde. De man wil dat de woning aan hem wordt toegescheiden. Ter zitting heeft de man echter erkend dat hij op basis van zijn inkomen geen toereikende financiering kan verkrijgen. Volgens de man kan hij toescheiding van de woning (net aan) financieren, als blijkt dat er tijdens het huwelijk gemeenschappelijk vermogen is opgebouwd door de vrouw. Volgens de man heeft de vrouw een vermogen van € 94.484,79 opgebouwd, hetgeen volgens de man blijkt uit de vele overboekingen die de vrouw in een periode van tien jaar heeft gedaan van de gezamenlijke bankrekening naar haar eigen bankrekening. De vrouw betwist dat zij tijdens het huwelijk vermogen heeft opgebouwd.
4.3.
Uit overgelegde bankafschriften van de bankrekeningen op naam van de vrouw, blijkt dat ten tijde van het indienen van het echtscheidingsverzoek (januari 2021) een saldo van € 15.500,94 aanwezig was op de bankrekening met rekeningnummer eindigend op 319, en een negatief saldo van -/- € 266,75 op de bankrekening met rekeningnummer eindigend op 308. Die bedragen dienen in de verdeling tussen partijen te worden betrokken. Dat de vrouw elders meer of ander vermogen heeft opgebouwd, is door de man niet aannemelijk gemaakt. Uit de door de man opgestelde overzichten van de overboekingen van de vrouw blijkt dat niet. De voorzieningenrechter gaat er vooralsnog vanuit dat de naar de bankrekening van de vrouw overgeboekte bedragen zijn aangewend ten behoeve van de normale gang van de gezamenlijke huishouding. Gelet op de omvang van die bedragen (gemiddeld enkele honderden euro’s per maand) ligt dat ook voor de hand. Dat sprake is van een aanzienlijk door de vrouw opgebouwd gemeenschappelijk vermogen, zoals door de man gesteld, is dus niet aannemelijk.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is de overname van de woning te financieren. Hij heeft tot op heden ook geen informatie ingewonnen over zijn financieringsmogelijkheden, terwijl dat gezien het tijdsverloop wel van hem kon worden gevergd. Het betoog van de man dat daarvoor eerst duidelijk moet zijn welke andere vermogensbestanddelen er zijn, slaagt niet. Ook los van die informatie had de man advies kunnen inwinnen over de vraag welk bedrag hij kan lenen op basis van (alleen) zijn salaris. Bovendien volgt uit het voorgaande dat er geen andere significante vermogensbestanddelen zijn (behalve het saldo van € 15.500,94).
4.5.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de man veroordeelden medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan een derde, zoals door de vrouw gevorderd. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen en gematigd op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Om tegemoet te komen aan de wens van de man om de woning over te nemen, zal daarbij worden bepaald dat de vrouw aan de veroordeling geen rechten meer kan ontlenen (en dus de eventueel reeds gestarte verkoopactiviteiten zal moeten staken), als de man binnen een termijn van zes weken aan de vrouw een verklaring overlegt van een hypotheekadviseur, waaruit blijkt dat er een redelijke kans bestaat dat de man in staat is de overname van de woning te financieren. In dat geval zal de vrouw de man in de gelegenheid moeten stellen de woning over te nemen binnen een redelijke termijn.
4.6.
De vrouw vordert dat de vraagprijs voor de woning zal worden bepaald door een door de rechtbank te benoemen makelaar. De voorzieningenrechter zal geen makelaar benoemen, maar vat de vordering van de vrouw op als een verzoek aan de voorzieningenrechter om een onpartijdige makelaar aan te wijzen, aan wie partijen vervolgens een bemiddelingsopdracht dienen te geven voor de verkoop van de woning. In deze zin is de vordering toewijsbaar, op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Verdeling verkoopopbrengst woning
4.7.
De vrouw vordert dat wordt bepaald dat uit de verkoopopbrengst verschillende bedragen worden uitgekeerd, waarna de opbrengst bij helfte wordt verdeeld. De man heeft de door de vrouw genoemde bedragen betwist. Ook de man betoogt op zijn beurt dat hij aanspraken heeft op de vrouw die bij de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning moeten worden betrokken.
4.8.
De voorzieningenrechter komt aan de beoordelingen van deze standpunten over en weer niet toe. Het is aan partijen om aan de hand van de een overzicht van de volledige gemeenschap van partijen te komen tot afspraken over de afwikkeling daarvan. Weliswaar is hierover tussen (de advocaten van) partijen al correspondentie gevoerd, maar daarin zijn partijen niet verder gekomen dan het stellen van vragen, omdat de man vermoedt dat de vrouw vermogen heeft opgebouwd. Dat vermoeden heeft de man - zoals al overwogen - in dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt. In reconventie zal een voorziening worden getroffen die tot doel heeft dat een overzicht beschikbaar komt van het aanwezige vermogen ten tijde van de ontbinding van de gemeenschap. Aan de hand daarvan kan verder overleg plaatsvinden over de gestelde vorderingen over en weer. Voor een oordeel daarover in dit kort geding bestaat op dit moment onvoldoende spoedeisend belang.
Gemeenschappelijke auto
4.9.
Beide partijen willen dat de auto verkocht wordt en dat de (over)waarde bij helfte wordt verdeeld. De man heeft niet weersproken dat de auto zich op dit moment bij hem bevindt. Daarom zal de voorzieningenrechter de man veroordelen tot verkoop van de auto over te gaan. De verdeling van de opbrengst dient te worden betrokken bij de eindafrekening tussen partijen.
Inboedelgoederen
4.10.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de afgifte van de inboedelgoederen. Deze vordering zal daarom toegewezen worden, met uitzondering van een Tiffany-hanglamp, zoals tussen partijen afgesproken. Omdat de vrouw eerst nog opslag voor de inboedelgoederen moet regelen, zal aan deze veroordeling geen termijn worden verbonden, maar worden bepaald dat de afgifte in overleg met plaatsvinden.
Daarbij mag de man de vrouw niet verbieden hulp in te schakelen voor het ophalen van de spullen en mag de man aan de afgifte van de goederen niet de voorwaarde verbinden dat de vrouw vooraf verklaart (middels het zetten van een handtekening) dat zij alle goederen compleet heeft ontvangen. Wel kan de man er van uitgaan dat de vrouw geen andere inboedelgoederen meer zal vorderen van de man dan de goederen die op de lijst zijn vermeld.
4.11.
Voor het opleggen van een dwangsom bestaat gezien het voorgaande geen grond.
Levensverzekering en bankrekening
4.12.
De vorderingen met betrekking tot de levensverzekeringen en de toescheiding van de bankrekening zullen worden afgewezen. Dit dient onderdeel uit te maken van de eindafrekening tussen partijen. Van een spoedeisend belang bij deze vorderingen is niet gebleken. Daarbij komt dat de man heeft gesteld dat de levensverzekeringen geen onderdeel uitmaken van de gemeenschap, gelet op de bepalingen daarover in de huwelijkse voorwaarden. De vrouw heeft daarop niet meer gereageerd.
in reconventie
Inzage in vermogen
4.13.
De gevorderde veroordeling van de vrouw om uitleg te verschaffen over waar de op haar privérekening gestorte bedragen naartoe zijn gegaan, zal worden afgewezen. De vrouw is niet verplicht rekening en verantwoording af te leggen over de gedane uitgaven tijdens het huwelijk. Voor het gevorderde bestaat geen grondslag.
4.14.
Wel zal de voorzieningenrechter de vrouw veroordelen aan de man inzage te geven in de bescheiden die zij onder zich houdt en die nuttig kunnen zijn voor het opstellen van een overzicht van de aanwezige vermogensbestanddelen op het moment van de ontbinding van de gemeenschap. Dat geldt ook voor bescheiden die betrekking hebben op eventuele beleggings- en garantieverzekeringen die volgens de man op naam van de vrouw tijdens het huwelijk afgesloten zijn (geweest).
Voorschot op verdeling en toescheiding bankrekening
4.15.
De stellingen van de man over de verdeling van de verkoopopbrengst van de woning en de toescheiding van een bankrekening maken onderdeel uit van de door partijen te maken eindafrekening. Deze vorderingen zullen in dit kort geding wegens gebrek aan spoedeisend belang worden afgewezen.
Overname woning
4.16.
Het betoog van de man dat hij in de gelegenheid moet worden gesteld te onderzoeken of hij de woning kan overnemen, is al besproken in alinea’s 4.2 tot en met 4.5. Aan dit belang van de man wordt tegemoet gekomen met hetgeen in conventie wordt beslist. Voor een afzonderlijke veroordeling in reconventie bestaat geen aanleiding.
Proceskosten in conventie en in reconventie
4.17.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt de man om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn medewerking te verlenen in de meest uitgebreide zin, aan de onderhandse verkoop van de woning, mede door:
  • het tot datum van verkoop zorg dragen voor het onderhoud en schoonhouden van de woning,
  • het uitvoeren van de verkoopbevorderende maatregelen zoals geadviseerd door de makelaar,
  • het toelaten van potentiële kopers tot de woning,
een en ander ter beoordeling van Brantjes Makelaars Wormerland B.V. (de heer [betrokkene], geregistreerd NVM-makelaar), aan wie partijen opdracht moeten geven tot bemiddeling bij de verkoop van de woning, tegen een door de makelaar te adviseren vraagprijs, en bepaalt dat de medewerking van de man voorts zal bestaan uit:
  • het mede ondertekenen van de koopovereenkomst, en
  • het medewerken aan de levering van de woning aan een derde;
5.2.
veroordeelt de man tot betaling van een dwangsom aan de vrouw ter hoogte van € 250,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de man de veroordeling in alinea 5.1 overtreedt, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;
5.3.
bepaalt dat de vrouw aan de veroordelingen in alinea’s 5.1 en 5.2 geen rechten meer kan ontlenen, als de man binnen een termijn van zes weken na de datum van dit vonnis aan de vrouw een verklaring overlegt van een hypotheekadviseur, waaruit blijkt dat er een redelijke kans bestaat dat de man in staat is de overname van de woning te financieren, inclusief ontslag van de vrouw uit hoofdelijke aansprakelijkheid voor de huidige hypothecaire geldlening en vergoeding van het aandeel van de vrouw in de overwaarde;
5.4.
bepaalt dat de gezamenlijke personenauto van partijen merk Opel, type Mokka door de man zal worden verkocht en dat de verkoopopbrengst zal worden betrokken bij de eindafrekening tussen partijen;
5.5.
veroordeelt de man tot afgifte aan de vrouw van de roerende zaken zoals opgenomen in de bijlage bij de als productie 3 bij dagvaarding overgelegde brief van 20 januari 2022 (met uitzondering van een Tiffany-hanglamp, zoals tussen partijen afgesproken), op een nader tussen partijen over een te komen tijdstip en wijze, met inachtneming van hetgeen hierover in alinea 4.10 van dit vonnis is overwogen;
in reconventie
5.6.
beveelt de vrouw aan de man inzage te verschaffen in de bescheiden die zij onder zich houdt en die nuttig kunnen zijn voor het opstellen van een overzicht van de aanwezige vermogensbestanddelen op het moment van de ontbinding van de gemeenschap, waaronder ook wordt verstaan bescheiden met betrekking tot eventuele beleggings- en garantieverzekeringen die op naam van de vrouw tijdens het huwelijk zijn afgesloten (geweest);
in conventie en in reconventie
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 16 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1538