ECLI:NL:RBNHO:2022:8382

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
C/15/329500 / KG ZA 22-330
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding van koopovereenkomst en terugbetaling van koopprijs na gebreken aan de auto

In deze zaak heeft eiser, [betrokkene 2], een BMW 750i gekocht van gedaagde, KUMA MOTOR CARS B.V., en zijn oude auto ingeruild. Kort na de aankoop vertoonde de gekochte auto verschillende gebreken, waaronder rookvorming en olielekkage. Ondanks meerdere reparaties door zowel de eigen automonteur van eiser als de garage van gedaagde, bleven de problemen aanhouden. Eiser heeft zich beroepen op ontbinding van de koopovereenkomst en vordert terugbetaling van de koopprijs van € 17.500,- en een waardevergoeding voor de ingeruilde auto. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat de auto gebreken vertoont waarvoor gedaagde verantwoordelijk is en die niet zijn hersteld. De vorderingen van eiser zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter heeft bepaald dat gedaagde de ingeruilde auto moet teruggeven en een bedrag van € 18.816,44 moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan de veroordeling voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/329500 / KG ZA 22-330
Vonnis in kort geding van 9 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat: mrs. E.H.J. Slager en F.E.A.M. Sanders te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KUMA MOTOR CARS B.V.,
gevestigd te Nieuw-Vennep,
gedaagde,
vertegenwoordigd door de heer [betrokkene 1].
Partijen zullen hierna [betrokkene 2] en Kuma genoemd worden.
De zaak in het kort
[betrokkene 2] heeft van Kuma een auto gekocht en daarbij zijn oude auto ingeruild. Kort na de aankoop bleek de gekochte auto verschillende gebreken te vertonen. De eigen automonteur van [betrokkene 2] en de garage van Kuma hebben reparaties verricht, maar dat heeft de problemen niet opgelost. [betrokkene 2] heeft zich beroepen op ontbinding van de overeenkomst en vordert terugbetaling van de koopprijs en betaling van een waardevergoeding voor de ingeruilde auto. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen gedeeltelijk toe, omdat voldoende aannemelijk is dat de auto gebreken vertoont waarvoor Kuma verantwoordelijk is en die door Kuma niet zijn hersteld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juli 2022 met producties 1 tot en met 15 van de zijde van [betrokkene 2];
  • de akte wijziging van eis met producties 16 tot en met 18 van de zijde van [betrokkene 2]
  • de mondelinge behandeling van 26 juli 2022, waarbij namens [betrokkene 2] pleitaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[betrokkene 2] heeft begin 2022 van Kuma een BMW 750i met bouwjaar 2010 en kenteken GX-725-D (verder: de auto) gekocht. De auto werd te koop aangeboden voor een koopprijs van € 22.950,-. [betrokkene 2] heeft aan Kuma een bedrag betaald van € 17.500,- en zijn oude auto (ook een BMW) ingeruild.
2.2.
Op 14 februari 2022 heeft [betrokkene 2] voor het eerst bij Kuma melding gemaakt van rookvorming in de auto. In overleg met Kuma heeft [betrokkene 2] de auto naar een automonteur gebracht waarmee [betrokkene 2] vaker zaken doet ([betrokkene 3]). De monteur heeft verklaard dat hij bij eerste inspectie van de auto sporen van olielekkage en koelvloeistoflekkage heeft geconstateerd en dat hij onder andere de turbo’s van de auto heeft gereviseerd, maar dat dit het probleem van de rookvorming niet heeft verholpen.
2.3.
[betrokkene 2] heeft op 19 maart 2022 aan Kuma gemeld dat het probleem van de rookvorming nog steeds aanwezig is en dat de auto ook olie lekt. [betrokkene 2] heeft daarop de auto naar Kuma gebracht voor reparatie. Kuma heeft de reparatie van de auto uitbesteed aan een derde, Garage [bedrijf]. [betrokkene 2] heeft de auto op 9 april 2022 teruggekregen van Kuma.
2.4.
Op diezelfde dag heeft [betrokkene 2] wederom gebreken van de auto gemeld aan Kuma. Garage [bedrijf] heeft de auto op 10 april 2022 weer opgehaald voor reparatie.
2.5.
[betrokkene 2] heeft op 18 april 2022 gemeld dat de auto nog steeds rookt en de automatische versnellingsbak schokt.
2.6.
Op 19 mei 2022, 3 juni 2022 en 8 juni 2022 heeft [betrokkene 2] aan Kuma een ingebrekestelling gestuurd en aangekondigd de overeenkomst (gedeeltelijk) te zullen ontbinden. Per email van 20 juni 2022 heeft [betrokkene 2] een beroep gedaan op ontbinding van de koopovereenkomst.
2.7.
Na daartoe op 28 juni 2022 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof te hebben verkregen, heeft [betrokkene 2] op 29 juni 2022 ten laste van Kuma conservatoir derdenbeslag gelegd onder ING Bank.
2.8.
Op 30 juni 2022 heeft Kuma aan [betrokkene 2] gemeld dat aan de turbo’s van de auto geen werkzaamheden lijken te zijn verricht en gevraagd om bewijs van die werkzaamheden.
2.9.
[betrokkene 2] heeft op 6 juli 2022 een bodemprocedure tegen Kuma aanhangig gemaakt.
2.10.
In opdracht van [betrokkene 2] heeft Tech|X op 15 juli 2022 onderzoek verricht naar de auto. In het expertiserapport van Tech|X is het volgende vermeld:

Ten tijde van mijn bezoek stond de auto in een parkeergarage, er waren geen onderdelen gedemonteerd, de motor was nog koud.(…)
Opvallend was dat de motor enigszins rauw ( oneenparig ) liep. Indien onbelast het gaspedaal werd bediend, ontstaan er vanuit beide uitlaten in eerste Instantie een grijze, opdwarrelende rook ontwikkeling. Indien het onbelaste toerental wordt verhoogd naar
+/- 4000 rpm. ontstaan er zwarte rookpluimen.
(…)
Bevindingen
Tech|X stelt vast dat de klachten, zoals benoemd door de eigenaar van de auto, zich reeds hebben geopenbaard binnen 14 dagen ná de aanschaf van de auto. Tevens kan worden vastgesteld dat voornoemde klachten nog immer aanwezig zijn en derhalve niet effectief werden behandeld.
Een analyse van de rookontwikkeling laat zien dat er sprake is van lichte lekkage van de klepseals in de vorm van grijze, opdwarrelende, rook en, incorrect functionerende
injectoren waardoor de zwarte rookpluimen ontstaan, zoals door Tech|X werden waargenomen.
Tech|X stelt vast dat de door berijder geuitte klachten, terecht zijn.
(…)
Tech|X reparatie advies: Om de auto weer correct te laten functioneren dienen in ieder geval, de injectoren en de klepseals te worden vernieuwd waarvan de geschatte kosten, volgens BMW richtlijnen, +/- € 7500.00 excl. btw.bedragen.(…)
(…)
Het volgende is van toepassing:

Er is sprake van een defect (reparatie is direct noodzakelijk om de auto normaal te laten functioneren)
(…)

Het defect is mede veroorzaakt door een bedieningsfout, het rijgedrag van bestuurder, danwel te zware belasting van het voertuig

Het defect kan (mede) zijn veroorzaakt door gebrek aan onderhoud, gebruik van verkeerde motorolie e.d.
(…)

Het defect is al langere tijd aanwezig in het voertuig

Het defect is (mede) het gevolg van ontwerp / fabrikagefouten”

3.Het geschil

3.1.
[betrokkene 2] vordert - samengevat en na wijziging van eis - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair: Kuma veroordeelt om aan [betrokkene 2] een bedrag te betalen van € 34.191,70, dan wel een door de voorzieningenrechter te begroten bedrag, dan wel een bedrag op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
  • subsidiair:Kuma veroordeelt om aan [betrokkene 2] een bedrag te betalen van € 19.241,70 en Kuma veroordeelt om [betrokkene 2] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het feitelijk bezit en de feitelijke macht over de ingeruilde auto te verschaffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag;
een en ander steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag der voldoening, en met veroordeling van Kuma in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[betrokkene 2] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Kuma in de gelegenheid is gesteld de gebreken aan de auto te herstellen, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt, zodat Kuma in verzuim verkeert en de consumentenkoopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden. Daarom moet Kuma de koopsom van € 17.500,- en de waarde van de ingeruilde auto aan [betrokkene 2] terugbetalen, uit hoofde van schadevergoeding in de zin van artikel 6:74 BW en/of 6:277 BW. Daarnaast moet Kuma de wettelijke (handels)rente, de buitengerechtelijke kosten en de kosten van het rapport van Tech|X aan van [betrokkene 2] vergoeden, aldus nog steeds het betoog van [betrokkene 2].
3.3.
Kuma voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. Er moet sprake zijn van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Afgewogen moet worden of de belangen van de eiser om op korte termijn over het geld van de vordering te kunnen beschikken zwaarder weegt dan de belangen van de gedaagde om niet te hoeven betalen vooruitlopend op een beoordeling van de vordering in een eventuele bodemprocedure. Die afweging van belangen kan niet geschieden los van het oordeel over de aannemelijkheid van de vordering.
Aannemelijkheid van de vordering - ontbinding
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [betrokkene 2] met het overleggen van het expertiserapport van Tech|X voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de auto op dit moment niet functioneert op de wijze zoals [betrokkene 2] mocht verwachten.
Kuma, vertegenwoordigd door haar bestuurder en enig aandeelhouder [betrokkene 1], heeft ter zitting erkend dat sprake is van rookvorming als de auto stilstaat en dat een normaal functionerende auto niet rookt. Ook heeft [betrokkene 1] erkend dat de klepseals waarschijnlijk de oorzaak zijn van dit probleem.
4.3.
Het verweer van Kuma houdt in dat zij adequaat heeft gereageerd op de klachten van [betrokkene 2] door de auto te laten repareren door Garage [bedrijf]. Volgens Kuma zijn de olielekkages en de storingen veroorzaakt door de werkzaamheden die de ‘eigen’ automonteur van [betrokkene 2] ([betrokkene 4]) in februari 2022 aan de auto heeft verricht. Bovendien is later gebleken dat [betrokkene 4] de turbo’s niet heeft gereviseerd, terwijl [betrokkene 2] had verklaard dat dat wel was gebeurd. Daarnaast zijn de gestelde gebreken van de auto volgens Kuma veroorzaakt door de manier waarop [betrokkene 2] de auto gebruikt. De banden waren snel versleten en de vriendin van [betrokkene 2] heeft verklaard dat zij met de auto zijn gaan racen, aldus nog steeds het verweer van Kuma.
4.4.
De voorzieningenrechter geeft Kuma hierin geen gelijk. Uit niets blijkt dat de rookvormingsproblemen die door Tech|X zijn geconstateerd door [betrokkene 4] zijn
veroorzaakt(of verergerd). Uit de overgelegde WhatsApp-correspondentie tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 1] blijkt dat al voorafgaand aan de werkzaamheden van [betrokkene 4] van rookvorming sprake was (en dat dit de aanleiding was voor die werkzaamheden).
Wel kan worden aangenomen dat de reparaties die deze garage in opdracht van Kuma heeft verricht, het probleem van de rookvorming niet hebben
opgelost. De vraag of de turbo’s wel of niet zijn gereviseerd door [betrokkene 4], kan in dit kort geding echter in het midden blijven. Vast staat namelijk dat ook daarmee het probleem van de rookvorming niet is verholpen. De vrees van Kuma dat hij door [betrokkene 2] wordt opgelicht deelt de voorzieningenrechter niet, aangezien [betrokkene 2] de factuur van [betrokkene 4] zelf heeft betaald en in ieder geval niet in rekening heeft gebracht bij Kuma.
4.5.
Kuma heeft onvoldoende concreet toegelicht dat het probleem van de rookvorming (de klepseals) het gevolg is van het rijgedrag van [betrokkene 2]. Dat volgt ook niet uit het rapport van Tech|X. Het rapport bevat de mogelijkheid aan te geven dat het gebrek mede is veroorzaakt
“door een bedieningsfout, het rijgedrag van bestuurder, danwel te zware belasting van het voertuig”. Die mogelijkheid is door de expert niet aangekruist. De expert heeft wel aangegeven dat het probleem met de klepseals het gevolg kan zijn van gebrek aan onderhoud. Ook heeft de expert verklaard dat het gebrek al langere tijd aanwezig is in de auto. Aangezien het gebrek van de rookvorming zich direct na de koop van de auto heeft voorgedaan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat Kuma daarvoor verantwoordelijkheid draagt.
4.6.
Het betoog van Kuma dat de olie- en koelvloeistoflekkage het gevolg zijn van de werkzaamheden door [betrokkene 4] en/of het rijgedrag van [betrokkene 2] volgt de voorzieningenrechter ook niet. Kuma heeft dat namelijk niet onderbouwd, terwijl uit de overgelegde schriftelijke verklaring van [betrokkene 4] volgt dat sporen van olie- en koelvloeistoflekkage al zichtbaar waren toen [betrokkene 4] de auto voor het eerst op de brug zette (dus voorafgaand aan zijn werkzaamheden).
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat het probleem van de rookvorming, de olielekkage en de koelvloeistoflekkage voldoende ernstig zijn om een ontbinding van de koopovereenkomst te rechtvaardigen. Uit het rapport van Tech|X volgt immers dat de kosten voor herstel naar schatting € 7.500,- zullen bedragen.
4.8.
Ook heeft [betrokkene 2] Kuma naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ruim voldoende gelegenheid geboden de gebreken te herstellen. Door vanaf 18 april 2022 niet meer inhoudelijk te reageren op de klachten van [betrokkene 2] is Kuma tekort geschoten in de nakoming van haar verplichting de afgeleverde zaak te herstellen of vervangen (artikel 7:21 BW). Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter was [betrokkene 2] daarom gerechtigd de koopovereenkomst te ontbinden (artikel 7:22 BW).
Aannemelijkheid van de vordering - ongedaanmakingsverbintenis
4.9.
De ontbinding van de koopovereenkomst heeft tot gevolg dat op beide partijen een verplichting rust tot teruggave van de reeds verrichte prestatie. Dat betekent dat [betrokkene 2] in beginsel verplicht is de gekochte auto terug te geven aan Kuma en dat Kuma verplicht is de ingeruilde auto aan [betrokkene 2] terug te geven, alsmede het door [betrokkene 2] betaalde bedrag van € 17.500,-.
4.10.
Kuma maakt bezwaar tegen het terugnemen van de gekochte auto, omdat de waarde van de gekochte auto volgens Kuma is verminderd door het rijgedrag van [betrokkene 2]. Daarin volgt de voorzieningenrechter Kuma niet. Dat de gebreken aan de auto niet het gevolg zijn van het rijgedrag van [betrokkene 2] is in het voorgaande al besproken. De versleten banden zijn bovendien al door [betrokkene 2] vervangen.
4.11.
Primair vordert [betrokkene 2] géén teruggave van de ingeruilde auto, maar een waardevergoeding voor de ingeruilde auto ter hoogte van € 14.950,- (naast terugbetaling van de koopprijs van € 17.500,-).
De voorzieningenrechter is van voorlopig oordeel dat voor deze uitzondering op de hoofdregel dat Kuma de ingeruilde auto moet terug leveren, geen aanleiding bestaat. Ter zitting heeft Kuma verklaard dat hij de ingeruilde auto nog heeft en deze niet heeft gebruikt (met uitzondering van een rit van en naar de garage, om de ingeruilde auto te laten keuren, een kleine reparatie te laten verrichten, en te laten poetsen ten behoeve van de verkoop). Voor de vrees van [betrokkene 2] dat Kuma de ingeruilde auto niet meer kan teruggeven in dezelfde staat als waarin Kuma de ingeruilde auto heeft ontvangen, bestaat dus geen basis.
Daarbij komt dat toewijzing van de waardevergoeding een ongerechtvaardigd voordeel van [betrokkene 2] zou opleveren, Dat zou immers betekenen dat [betrokkene 2] een bedrag ontvangt van (€ 17.500,- + € 14.950,- =) € 32.450,-, terwijl hij volgens zijn eigen stellingen (en volgens de overgelegde advertentie) voor de gekochte auto slechts een bedrag van € 22.950,- heeft betaald.
4.12.
Het voorgaande leidt tot de tussenconclusie dat de voorzieningenrechter in hoge mate aannemelijk acht dat in een eventuele bodemprocedure tussen partijen de vorderingen tot terugbetaling van een bedrag van € 17.500,-, en tot teruggave van de ingeruilde auto zullen worden toegewezen.
4.13.
Ook is voldoende aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure de gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen, tot een bedrag van € 1.004,50 (uitgaande van een hoofdsom met een waarde van € 22.950,- en op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten), alsmede de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022. Kuma heeft dat niet weersproken.
[betrokkene 2] heeft onvoldoende toegelicht dat de wettelijke handelsrente verschuldigd is, aangezien de betalingsverplichting van Kuma is gegrond op de wet en niet op een handelsovereenkomst.
Belangenafweging / spoedeisend belang
4.14.
[betrokkene 2] heeft het spoedeisend belang bij zijn vordering toegelicht met het betoog dat hij een goed functionerende auto nodig heeft om van en naar zijn werk te reizen. Omdat de gekochte auto gebrekkig functioneert en hij niet meer de beschikking heeft over de ingeruilde auto, moet [betrokkene 2] moet nu regelmatig gebruik maken van een huurauto. Kuma heeft dat niet weersproken.
4.15.
Daarbij komt dat [betrokkene 1] ter zitting heeft verklaard dat het niet uitgesloten is dat een faillissement van Kuma in het vooruitzicht ligt, indien [betrokkene 2] zijn vordering doorzet. In het geval van een faillissement van Kuma is het onwaarschijnlijk dat [betrokkene 2] zich nog kan verhalen op (de faillissementsboedel van) Kuma. Dat geldt zowel voor de vordering tot teruggave van de ingeruilde auto, als voor de geldvordering.
4.16.
Dat [betrokkene 2] geen verhaal zal bieden voor Kuma indien in een bodemprocedure anders wordt beslist dan in dit kort geding (het restitutierisico) is door Kuma niet gesteld en ook niet gebleken.
4.17.
Mede gelet op de hoge mate van aannemelijkheid van de vorderingen van [betrokkene 2], is de voorzieningenrechter van oordeel dat de belangen van [betrokkene 2] om op korte termijn over de ingeruilde auto en het geld van de geldvordering te kunnen beschikken zwaarder wegen dan de belangen van Kuma om niet te hoeven betalen vooruitlopend op een eventuele bodemprocedure.
De vorderingen
4.18.
Het voorgaande betekent dat de subsidiaire vordering van [betrokkene 2] tot teruggave van de ingeruilde auto in dit kort geding toewijsbaar is. De voorzieningenrechter zal daarbij een termijn van één week hanteren. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen en gematigd op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Verder zal de voorzieningenrechter bepalen dat [betrokkene 2], op grond van zijn ongedaanmakingsverbintenis, na ontvangst van de ingeruilde auto verplicht is de gekochte auto aan Kuma over te dragen.
4.19.
Ook de subsidiaire geldvordering is toewijsbaar, tot een bedrag van:
  • hoofdsom: € 17.500,00
  • kosten rapport Tech|X: € 311,94
  • buitengerechtelijke kosten:
totaal: € 18.816,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening.
4.20.
Kuma stelt dat hij niet in staat is de gevorderde bedragen in eens aan [betrokkene 2] te voldoen en dat daarom een faillissement dreigt. Om tegemoet te komen aan de belangen van Kuma en om de voortzetting van een kostbare bodemprocedure te voorkomen (wat alleen maar ten koste zal gaan van de betaalcapaciteit van Kuma), zal de voorzieningenrechter bepalen dat [betrokkene 2] Kuma in de gelegenheid moet stellen om de geldvordering in maandelijkse termijnen van steeds € 1.500,- te voldoen. De eerste termijn dient uiterlijk op 1 september 2022 door Kuma te worden betaald en elke volgende maandtermijn uiterlijk op de eerste dag van de maand. Ook zal de voorzieningenrechter bepalen dat in het geval dat Kuma een termijn niet of niet tijdig betaalt, naast die termijn ook het volledige bedrag van de nog niet vervallen termijnen, zonder nadere kennisgeving, onmiddellijk opeisbaar is.
Proceskosten en beslagkosten
4.21.
Kuma zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [betrokkene 2] worden begroot op € 1.774,18 (waarvan € 131,18 aan dagvaardingskosten, € 987,- aan griffierecht en € 656,- aan salaris advocaat). De gevorderde nakosten zullen begroot conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.
4.22.
Uit de overlegging van de beslagstukken begrijpt de voorzieningenrechter dat [betrokkene 2] ook de beslagkosten van Kuma wil terugvorderen. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 452,37 voor explootkosten, € 314,- aan griffierechten en € 563,- voor salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Kuma om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het feitelijk bezit en de feitelijke macht over de ingeruilde auto aan [betrokkene 2] te verschaffen,
met bepaling dat [betrokkene 2] binnen zeven dagen na ontvangst van de ingeruilde auto, verplicht is de gekochte auto over te dragen aan Kuma;
5.2.
veroordeelt Kuma tot betaling aan [betrokkene 2] van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat Kuma de veroordeling in alinea 5.1 niet nakomt, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt;
5.3.
veroordeelt Kuma om aan [betrokkene 2] te betalen een bedrag van € 18.816,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2022 tot de dag van algehele voldoening;
5.4.
bepaalt dat [betrokkene 2] aan de veroordeling in alinea 5.3 van dit vonnis uitsluitend rechten kan ontlenen, indien [betrokkene 2] Kuma in de gelegenheid heeft gesteld om het in alinea 5.3 genoemde bedrag in maandelijkse termijnen van € 1.500,- te voldoen, waarbij tevens wordt bepaald dat:
  • de eerste termijn uiterlijk op 1 september 2022 door Kuma moet worden betaald;
  • elke volgende maandtermijn uiterlijk op de eerste dag van de maand moet worden betaald;
  • in het geval dat Kuma een termijn niet of niet tijdig betaalt, naast die termijn ook het volledige bedrag van de nog niet vervallen termijnen, zonder nadere kennisgeving, onmiddellijk opeisbaar is;
5.5.
veroordeelt Kuma in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.329,37;
5.6.
veroordeelt Kuma in de proceskosten, aan de zijde van [betrokkene 2] tot op heden begroot op € 1.774,18, te vermeerderen met na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Kuma niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 9 augustus 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1538