ECLI:NL:RBNHO:2022:8367

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
9738950 \ WM VERZ 22-205
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens rijden op trottoir en de mogelijkheid tot staandehouding

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een administratieve sanctie die is opgelegd aan betrokkene wegens het rijden op het trottoir. De zaak is behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 19 april 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., was niet verschenen. De officier van justitie handhaafde zijn standpunt en toonde de bebording ter plaatse aan via Google Maps.

De kantonrechter overweegt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, het rijden op het trottoir, terecht is vastgesteld. Betrokkene betwist de overtreding en stelt dat hij zich niet bewust was van de vermeende overtreding en geen bord heeft gezien. Ook stelt hij dat hij staande gehouden had moeten worden. De kantonrechter oordeelt dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding is geweest, omdat de verbalisant niet over de middelen beschikte om dit te realiseren. De boete is terecht opgelegd aan de kentekenhouder, aangezien de verbalisant ter plaatse aanwezig was en de bebording heeft gecontroleerd.

De kantonrechter concludeert dat de betwisting van betrokkene onvoldoende is om te twijfelen aan de aanwezigheid van de bebording. De kantonrechter wijst het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding om de boete te matigen. Tevens worden de proceskosten niet toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene kan binnen 6 weken na de toezending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9738950 \ WM VERZ 22-205
CJIB-nummer : 234980641
Uitspraakdatum : 3 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Aanvullend toont de vertegenwoordiger van de officier van justitie via Googlemaps de bebording ter plaatse.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene stelt dat hij zich niet bewust is geweest van de vermeende overtreding en geen bord heeft gezien. Daarnaast stelt betrokkene dat hij geen verbalisant heeft gezien en dat hij anders staandegehouden had moeten worden.
Betrokkene heeft gesteld dat hij had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens het proces-verbaal niet over de middelen beschikte om een staandehouding te realiseren. Uit de toelichting in het zaakoverzicht blijkt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende dat het voertuig van de verbalisant af reed. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Uit het aanvullende proces-verbaal van de verbalisant blijkt dat de verbalisant zelf ter plaatse aanwezig was. Uit rechtspraak volgt dat in geval van een mobiele controle, zoals hier aan de orde, het uitgangspunt is dat de verbalisant die ter plaatste aanwezig is, voorafgaand aan de controle de bebording heeft gecontroleerd (zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 februari 2020, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL: GHARL:2020:1803). De enkele betwisting door betrokkene dat er een bord (G12A) was geplaatst, is daartegenover onvoldoende reden om te twijfelen aan de aanwezigheid van dat bord. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. De kantonrechter is daarom van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: