ECLI:NL:RBNHO:2022:8365

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
9558679 \ WM VERZ 21-647
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens geslotenverklaring en niet staande gehouden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van het handelen in strijd met een geslotenverklaring, zoals aangegeven door bord C2 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerssignalen (RVV) 1990. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 19 april 2022 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en handhaafde de beslissing.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de overgelegde stukken en het aanvullend proces-verbaal van 2 februari 2022. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij had moeten worden staande gehouden, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was, aangezien betrokkene wegreed na een stopteken van de verbalisant. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat de verbalisant niet in staat was om betrokkene staande te houden.

Betrokkene erkende de gedraging, maar stelde dat hij het verbodsbord niet had gezien door de slechte weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde echter dat betrokkene zich had moeten vergewissen van de aanwezigheid van het bord en dat de omstandigheden voor zijn rekening en risico kwamen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9558679 \ WM VERZ 21-647
CJIB-nummer : 239622580
Uitspraakdatum : 3 mei 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. M. Lagas, Appjection B.V. te Amsterdam.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 april 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is niet verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Ter zitting legt de vertegenwoordiger van de officier van justitie, ter completering van het dossier, de bijlagen over waar de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal van d.d. 2 februari 2022 naar verwijst.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990. een-richtingverkeer).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene voert aan dat de verklaring van de verbalisant in het zaakverzicht geen ambtsedige verklaring is. Volgens vaste rechtspraak kan de vaststelling dat een gedraging is verricht ook op een niet-ambtsedige verklaring van een verbalisant worden gebaseerd. Dit verweer van gemachtigde treft dan ook geen doel.
Gemachtigde heeft gesteld dat betrokkene had moeten worden staande gehouden. Uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder. In dit geval is voldoende gebleken dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, omdat de verbalisant blijkens het aanvullend proces-verbaal d.d. 2 februari 2022, heeft geprobeerd betrokkene staande te houden, maar betrokkene reed weg nadat verbalisant een stopteken had gegeven. Verbalisant stelt geen beschikking te hebben over vrijstelling om de toegestane snelheid te overschrijden en beschikt ook niet over middelen om een stopteken te kunnen geven aan het rijdend voertuig. Desalniettemin blijkt uit het aanvullend proces-verbaal dat de verbalisant achter betrokkene is aangereden, maar deze uit het zicht is verloren. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
Betrokkene erkent de gedraging te hebben verricht, maar stelt het verbodsbord niet te hebben gezien doordat het donker was en vanwege het slechte weer. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Nu het beroep ongegrond wordt verklaard ziet de kantonrechter geen aanleiding om proceskosten toe te kennen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: