ECLI:NL:RBNHO:2022:8356

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
9780451 \ CV EXPL 22-1923
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en boete na tekortkomingen in aannemingsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een verzet tegen een verstekvonnis. De eiser in het verzet, aangeduid als [eiser in het verzet], was eerder veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding en een boete aan de gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde in het verzet]. De zaak betreft een aannemingsovereenkomst voor werkzaamheden aan een woning, waarbij de gedaagde partij vorderingen heeft ingesteld wegens gebreken en het niet tijdig opleveren van het werk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor een aantal schadeposten, maar heeft wel geoordeeld dat de eiser in het verzet een boete verschuldigd was wegens het overschrijden van de bouwtijd. De rechter heeft de vordering van de gedaagde partij tot schadevergoeding voor een aantal posten afgewezen, maar heeft wel een schadevergoeding van € 6.474,34 toegewezen, evenals een boete van € 2.720,-. De totale veroordeling bedraagt € 9.194,34, te vermeerderen met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9780451 \ CV EXPL 22-1923
Uitspraakdatum: 31 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser in het verzet], h.o.d.n. [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2]
gevestigd te [plaats]
eisende partij in het verzet
verder te noemen: [eiser in het verzet]
gemachtigde: mr. N.E. Reijnen
tegen
[gedaagde in het verzet 1] en [gedaagde in het verzet 2]
wonende te [plaats]
gedaagde partij in het verzet
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagde in het verzet]
gemachtigde: Incassobureau IntoCash
de zaak in het kort
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten. Het werk is niet afgemaakt en volgens gedaagde partij in het verzet is er sprake van gebreken aan het werk. Gedaagde partij in het verzet vordert, na wijziging van eis bij conclusie van antwoord in het verzet, betaling van een boete en een schadevergoeding. De schadevergoeding ziet op 14 schadeposten. Een aantal wordt afgewezen omdat onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van een tekortkoming en voor een aantal posten geldt dat eiser in het verzet niet in verzuim is. Voor zover wel aannemelijk is dat sprake is van een tekortkoming en verzuim, moet eiser in het verzet een schadevergoeding betalen. Ook moet eiser in het verzet een deel van de aanneemsom terugbetalen voor zover hij het geoffreerde en betaalde werk niet heeft (af)gemaakt.

1.Het procesverloop

1.1.
[gedaagde in het verzet] heeft bij inleidende dagvaarding van 25 november 2021 een vordering ingesteld tegen [eiser in het verzet] . [eiser in het verzet] is niet verschenen, waarna [eiser in het verzet] bij verstekvonnis van 29 december 2021 is veroordeeld.
1.2.
Op 7 februari 2022 is [eiser in het verzet] in kennis gesteld van het verstekvonnis van 29 december 2021.
1.3.
Bij dagvaarding van 4 maart 2022 is [eiser in het verzet] tijdig in verzet gekomen van het verstekvonnis. [gedaagde in het verzet] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [eiser in het verzet] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op 5 augustus 2020 heeft [eiser in het verzet] aan [gedaagde in het verzet] een offerte gestuurd voor aannemingswerkzaamheden, waaronder het plaatsen van een uitbouw. Op of omstreeks 19 november 2020 hebben partijen een aanneemovereenkomst gesloten. Volgens de definitieve offerte zou [eiser in het verzet] voor een bedrag van € 56.000,- inclusief BTW werkzaamheden uitvoeren aan de woning van [gedaagde in het verzet] .
2.2.
[gedaagde in het verzet] heeft de aanneemsom in delen betaald, steeds na ontvangst van een factuur van [eiser in het verzet] . In totaal heeft [gedaagde in het verzet] € 47.600,- betaald. Een bedrag van € 8.400,- is dus niet betaald. Naast dit bedrag heeft [gedaagde in het verzet] tussentijdse betaling gedaan voor (meer)werkzaamheden.
2.3.
In de overeenkomst van aanneming staat:
Artikel 1 Het werk1. Deze overeenkomst heeft betrekking op het volgende werk (afgebakende eenheid) de opdrachtgever heeft opgedragen aan de opdrachtnemer, die deze opdracht heeft aanvaard, het volgende werk:renovatie pand/uitbouw woning aan [adres] .aanvang: 15-12-2020[…]Artikel 3 Aanvang van het werk; tijdstip van oplevering; uitvoeringsduur; werkplan; onderhoudstermijn1. Aanvang: 15-12-2020.2. Het werk dient te zijn opgeleverd:uiterlijk op 21-02-2021 met een uitloop termijn van 2 weken.2. Na de oplevering geldt wel een onderhoudstermijn.De onderhoudstermijn heeft een duur van 2 weken.3. Indien opdrachtnemer wegens ziekte niet in staat is om de werkzaamheden uit te voeren, zal opdrachtnemer opdrachtgever onverwijld in kennis stellen. Opdrachtnemer zal zich zoveel mogelijk inspannen om eventuele vertraging in de uitvoering van de werkzaamheden te voorkomen. Ziekte van de opdrachtnemer wordt wel beschouwd als overmacht.’
2.4.
In artikel 10 van de Algemene Voorwaarden van [eiser in het verzet] staat:1. Indien de termijn, waarbinnen het werk zal worden opgeleverd, is uitgedrukt in werkbare werkdagen, wordt onder werkdag verstaan een kalenderdag, tenzij deze valt op een algemeen of ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag, vakantiedag of andere niet individuele vrije dag. Werkdagen, respectievelijk halve werkdagen, worden als onwerkbaar beschouwd, wanneer daarop door niet voor rekening van de aannemer komende omstandigheden gedurende tenminste vijf uren, respectievelijk tenminste twee uren, door het grootste deel van de arbeiders of machines niet kan worden gewerkt.2. De aannemer heeft recht op verlenging van de termijn waarbinnen het werk zal worden opgeleverd indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever komende omstandigheden dan wel als gevolg van meer en minder werk, niet van de aannemer kan worden gevergd dat het werk binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd.3. Bij overschrijding van de overeengekomen bouwtijd is de aannemer een gefixeerde schadevergoeding aan de opdrachtgever verschuldigd van € 40,- per werkdag tot de dag waarop het werk aan de opdrachtgever wordt opgeleverd, behoudens voor zover de aannemer recht heeft op bouwtijdverlenging. Voor de toepassing van dit lid wordt als dag van oplevering aangemerkt de dag waarop het werk volgens de aannemer gereed was voor oplevering, mits het werk vervolgens als opgeleverd geldt, dan wel de dag van ingebruikneming van het werk door de opdrachtgever.4. De gefixeerde schadevergoeding is zonder ingebrekestelling verschuldigd en kan worden verrekend met hetgeen de aannemer nog toekomt.5. De gefixeerde schadevergoeding bedraagt bij een overeengekomen aannemingssom kleiner of gelijk aan € 20.000,- ten hoogste 25% van die aannemingssom en bij een overeengekomen aannemingssom groter dan € 20.000,- ten hoogste 15% van die aannemingssom.6. Indien de aanvang of de voortgang van het werk wordt door factoren, waarvoor de opdrachtgever verantwoordelijk is, dienen de daaruit voor de aannemer voortvloeiende schade en kosten door de opdrachtgever te worden vergoed.
2.5.
Op 6 mei 2022 hebben partijen gesproken onder begeleiding van een bemiddelaar. De bemiddelaar heeft bij e-mail de volgende afspraken bevestigd:
Voor de komende periode staan de volgende activiteiten gepland. De verantwoordelijke persoon staan tussen haakjes vermeld:1. 7 mei – vloer in uitbouw wordt geëgaliseerd (3de partij);2. 7 mei – doorgeven leverdatum van de pui en de lichtbak aan [gedaagde in het verzet] . Indien dit niet lukt draagt [eiser in het verzet] de orderbon en contactgegevens over aan [naam] om de leveranciers te benaderen ( [eiser in het verzet] );3. 7 mei – materiaal voor schilder wordt klaar gezet ( [eiser in het verzet] );4. 8 mei – woonkamer wordt geschilderd ( [eiser in het verzet] );5. 9 mei – tv muur wordt geschilderd ( [eiser in het verzet] );6. 10 mei – bestellen wandcontactdozen en plafondspots ( [eiser in het verzet] );7. 10 of 11 mei – dak van de uitbouw wordt waterdicht gemaakt met bitumen en indien geleverd wordt de lichtbak geplaatst ( [eiser in het verzet] );8. 11-12 mei – vloer wordt gelegd (derde partij);9. 14, 15, 16 mei – buitenkant van de uitbouw wordt afgerond maw metselwerk en houten beplating aan de kant van de buren ( [eiser in het verzet] );1. 17, 18, 19 mei – elektricien komt al zijn werkzaamheden afronden maw wandcontactdozen en plafondspots ( [eiser in het verzet] );2. 20 mei – keuken wordt geplaatst (3de partij).Meest kritische puntis plaatsing van de pui om het huis vocht, water en inbraakdicht te hebben. Hier moeten we dus morgen duidelijkheid over hebben.
2.6.
Bij brief van 18 mei 2021 heeft [gedaagde in het verzet] [eiser in het verzet] een ingebrekestelling gestuurd. Daarin staat:
‘De datum waarop u de overeengekomen werkzaamheden diende uit te voeren is inmiddels ruimschoots verstreken. Dit is deels toe te wijzen door weersomstandigheden en een korte periode quarantaine naar aanleiding van contact met een met COVID19 besmet persoon, maar grotendeels door het niet nakomen van gemaakte afspraken. U heeft de volgende werkzaamheden nog niet naar behoren uitgevoerd:- Plaatsen stalen binnendeuren (3 stuks);- Afronding elektriciteit begane grond (20 contactpunten);- Afronding uitbouw waaronder plaatsen pui, lichtstaat en afwerking buitenzijde inclusief metselwerk en afvoer- Afronding aansluiting diverse leidingwerk (o.a. vloerverwarming, gasleiding)- Afronden afwerking kozijnen binnendeuren en kozijnen uitbouw- Opruimen/afvoeren puin en afval ontstaan door verbouwing.Ik heb u hierover reeds herhaaldelijk mondeling op aangesproken, laatst nog op 06 mei 2021. Er rest mij daarom geen enkele weg meer dan u middels dit schrijven in gebreke te stellen ter zake de nakoming van uw verplichtingen uit bovengenoemde overeenkomst. Ik verzoek, en zo nodig sommeer ik u, om binnen eenentwintig dagen na dagtekening van deze brief alsnog uw verplichtingen correct na te komen en de overeengekomen werkzaamheden alsnog uit te voeren. Ik wil benadrukken dat ik er nog steeds met u op redelijke wijze uit wil komen en doe een beroep op u om binnen een dag na ontvangst van deze brieft contact met mij op te nemen om:- De bestelbonnen over te dragen van de pui, materialen ten behoeve van afwerking buitenzijde uitbouw, lichtstraat en de stalen binnendeuren;- Het plan door te spreken hoe u binnen de gestelde termijn van eenentwintig dagen de werkzaamheden gaat afronden.Indien u deze termijn ongebruikt laat verstrijken, geraakt u van rechtswege in verzuim en bent u schadeplichtig. Tevens behoud ik mij dan het recht voor om de overeenkomst alsdan gedeeltelijk te ontbinden. Ik zal dan een derde inschakelen om de werkzaamheden alsnog te laten uitvoeren. De hiermee gepaard gaande kosten en de reeds aan u betaalde termijnen waarvoor geen prestatie is geleverd zullen in dat geval op u worden verhaald. Behalve de hoofdsom bent u dan tevens buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd. Tevens zal ik dan aanspraak maken/beroep doen op de contractuele boete van € 40,- per dag.’
2.7.
Op 31 mei 2021 zijn partijen opnieuw onder begeleiding van een bemiddelaar met elkaar in gesprek gegaan over de afronding van de werkzaamheden.
2.8.
Bij brief van 30 juni 2021 heeft [gedaagde in het verzet] aan [eiser in het verzet] geschreven:
‘De dagen na 31 mei hebben wij jammer genoeg niets meer van u vernomen. Gemaakte afspraken werden direct niet meer nagekomen. Ook na meerdere pogingen tot contact vanuit onze zijde, zowel via whatsapp als telefonisch, geeft u geen respons en laat u ons (met een open pui, open dak en een technisch niet veilige woning) letterlijk in de kou staan.’[gedaagde in het verzet] heeft verder geschreven dat zij derden in zal schakelen om de werkzaamheden af te ronden en dat de kosten daarvan worden geschat op € 27.500,- inclusief btw. [gedaagde in het verzet] vordert een schadevergoeding van € 19.100,- (na verrekening van het nog niet betaalde deel van de offerte) en een contractuele boete van € 3.320,-.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[gedaagde in het verzet] heeft bij inleidende dagvaarding van [eiser in het verzet] , naast nevenvorderingen, betaling gevorderd van € 24.653,92. [gedaagde in het verzet] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat [eiser in het verzet] de gemaakte afspraken en gedane toezeggingen niet is nagekomen. Daardoor is [gedaagde in het verzet] met gebreken aan het werk blijven zitten. [eiser in het verzet] heeft wanprestatie geleverd en geen gebruik gemaakt van de vele gelegenheden om het werk alsnog (goed) af te maken. Daarom heeft [gedaagde in het verzet] derden ingeschakeld voor het herstel en afmaken van het werk.
3.2.
[eiser in het verzet] is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde. Ook de nevenvorderingen zijn toegewezen.
3.3.
[eiser in het verzet] vordert, in de verzetdagvaarding, ontheffing van de veroordeling en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Daartoe voert [eiser in het verzet] aan dat [gedaagde in het verzet] niet heeft onderbouwd dat sprake is van gebreken. Voor zover sprake is van gebreken heeft [gedaagde in het verzet] [eiser in het verzet] niet in de gelegenheid gesteld deze zelf te herstellen. Voor zover [eiser in het verzet] nog iets aan [gedaagde in het verzet] moet betalen, moet rekening worden gehouden met het deel van de aanneemsom dat nog niet gefactureerd en betaald was.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde in het verzet] bij conclusie van antwoord in oppositie, haar eis gewijzigd heeft. In plaats van een schadevergoeding van € 24.653,92 vordert [gedaagde in het verzet] dat de kantonrechter [eiser in het verzet] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding van € 20.772,78 en een boete van € 3.881,14.
4.2.
[eiser in het verzet] is bij verzetdagvaarding in verzet gekomen tegen het verstekvonnis van 29 december 2022. Op grond van artikel 147 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geldt de verzetdagvaarding als conclusie van antwoord. Gelet op artikel 128 Rv had het op de weg van [eiser in het verzet] gelegen om zijn verweer te concentreren bij de verzetdagvaarding. In plaats daarvan komt de verzetdagvaarding er uitsluitend op neer dat [eiser in het verzet] betwist dat [gedaagde in het verzet] schade heeft geleden. Eerst bij conclusie van repliek in oppositie gaat [eiser in het verzet] uitgebreider in op de afzonderlijke schadeposten die [gedaagde in het verzet] heeft gesteld. Nu [eiser in het verzet] heeft nagelaten dit bij reeds bij zijn verzetdagvaarding te doen, wordt [gedaagde in het verzet] in een nadelige positie gebracht omdat zij niet meer op het verweer kan reageren. Dat dient voor rekening en risico van [eiser in het verzet] te blijven, daarom wordt het verweer dat eerst bij conclusie van repliek in oppositie naar voren is gebracht buiten beschouwing gelaten. Voor zover daar sprake van is komt dat hierna bij de beoordeling van de afzonderlijke schadeposten aan de orde.
[eiser in het verzet] moet een boete betalen
4.3.
Partijen zijn overeengekomen dat [eiser in het verzet] een boete moet betalen als de overeengekomen bouwtijd wordt overschreden. Partijen zijn ook overeengekomen dat het werk uiterlijk op 21 februari 2021 zou worden opgeleverd, met een uitlooptermijn van twee weken (7 maart 2021). Uiteindelijk is het werk niet opgeleverd en heeft [gedaagde in het verzet] vanaf op of omstreeks 30 juni 2021 derde partijen ingeschakeld om het werk af te ronden.
4.4.
[eiser in het verzet] heeft verweer gevoerd tegen de gevorderde boete. Hij heeft aangevoerd dat de in artikel 3 van de overeenkomst genoemde termijn geen fatale termijn is. [eiser in het verzet] verwijst in dit kader naar twee uitspraken, maar in die uitspraken gaat het over een fatale termijn in de zin artikel 6:83 onder a BW. Uit de overeenkomst blijkt niet dat voor de verschuldigdheid van een boete een fatale termijn in de zin van dat wetsartikel is afgesproken.
4.5.
[eiser in het verzet] heeft ook een beroep gedaan op bouwtijdverlenging op grond van artikel 10 lid 2 en 3 van de algemene bepalingen van de overeenkomst. Onder verwijzing naar Whatsappberichten tussen partijen stelt [eiser in het verzet] dat hij extra werk heeft uitgevoerd en dat het voor hem onmogelijk was om steeds door te werken in verband met de weersomstandigheden, gezondheidsproblematiek en de pandemie. De kantonrechter stelt voorop dat de berichten waar hij naar verwijst, allemaal van na de overeengekomen bouwtijd zijn. Bovendien heeft [eiser in het verzet] nagelaten te stellen en onderbouwen voor hoeveel vertraging de door hem genoemde omstandigheden hebben gezorgd. [gedaagde in het verzet] heeft daartegenover echter onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiser in het verzet] recht heeft op (enige) bouwtijdverlenging.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter zelf een inschatting maken van de duur van de bouwtijdverlenging. In dat kader overweegt de kantonrechter dat onbekend is welke extra werkzaamheden [eiser in het verzet] omstreeks 30 maart 2021 heeft uitgevoerd en dat uit de WhatsAppberichten niet volgt dat [eiser in het verzet] omstreeks 6 april 2021 ‘de uitsparing’ daadwerkelijk heeft gemaakt. Wel volgt uit de WhatsAppberichten dat [eiser in het verzet] omstreeks 26 maart en 23 april 2021 een of meerdere dagen in het ziekenhuis is geweest met zijn vrouw. Ook heeft [eiser in het verzet] bij bericht van 11 mei 2021 aangegeven dat hij die week niet kon werken om gezondheidsredenen en heeft de timmerman enkele dagen niet kunnen werken in verband met het wachten op de uitslag van een coronatest en een maand later in verband met een coronabesmetting. [eiser in het verzet] moest toen zelf ook in quarantaine. Die situaties worden aangemerkt als overmacht. Gelet op het voorgaande schat de kantonrechter dat er 15 werkbare werkdagen verloren zijn gegaan.
4.7.
Vaststaat dat partijen een bouwtijd tot en met 21 februari 2021 met een uitlooptermijn van twee weken hebben afgesproken en dat het werk niet op 7 maart 2021 is opgeleverd. De kantonrechter vindt daarom dat [eiser in het verzet] een boete verschuldigd is vanaf 8 maart 2021 tot het moment waarop [gedaagde in het verzet] te kennen heeft gegeven dat zij de werkzaamheden aan derden ging overlaten. Dat was op 30 juni 2021. [eiser in het verzet] is geen boete verschuldigd over het hiervoor vastgestelde aantal van 15 werkdagen waarop sprake was van overmacht. Met aftrek van deze dagen is [eiser in het verzet] een boete verschuldigd voor 68 werkdagen. Vermenigvuldigd met het boetebedrag van € 40,- per dag komt dit neer op een boete van € 2.720,-. [eiser in het verzet] zal worden veroordeeld om deze boete aan [gedaagde in het verzet] te betalen.
Schadevergoeding
4.8.
[gedaagde in het verzet] vordert daarnaast dat [eiser in het verzet] wordt veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 20.772,78. [gedaagde in het verzet] vindt dat [eiser in het verzet] een wanprestatie heeft geleverd.
4.9.
In artikel 6:74 BW staat dat voor een schadevergoeding vereist is dat sprake is van een tekortkoming en dat de [eiser in het verzet] in verzuim is. Uit artikel 6:82 BW volgt, voor zover relevant in de onderhavige zaak, dat moet worden vastgesteld of [gedaagde in het verzet] [eiser in het verzet] in gebreke heeft gesteld en een redelijke termijn voor nakoming heeft gesteld. Dat is niet vereist als wordt geoordeeld dat uit de houding van [eiser in het verzet] blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn. In dat laatste geval kan de ingebrekestelling plaatsvinden door een schriftelijke mededeling waaruit blijkt dat [eiser in het verzet] voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld. Meer specifiek geldt nog, omdat sprake is van een aannemingsovereenkomst, dat voor zover sprake is van gebreken waarvoor [eiser in het verzet] aansprakelijk is, [gedaagde in het verzet] hem een redelijke termijn moet geven om de gebreken weg te nemen, tenzij dat in verband met de omstandigheden niet van [gedaagde in het verzet] kan worden gevergd (artikel 7:759 BW).
4.10.
[gedaagde in het verzet] heeft haar vordering tot schadevergoeding gebaseerd op 14 verschillende schadeposten. Ten aanzien van deze schadeposten zal hierna worden beoordeeld of [eiser in het verzet] de gevorderde schadevergoeding moet betalen.
Drogen van de vloer in de uitbouw (die te laat gestort was)
4.11.
[gedaagde in het verzet] stelt dat zij een bouwdroger en een heater heeft moeten huren om ervoor te zorgen dat de betonnen dekvloer op tijd droog zou zijn om een pvc vloer te kunnen leggen. De kantonrechter stelt voorop dat bij de producties een factuur ten aanzien van de heater ontbreekt. Verder geldt voor de bouwdroger dat uit de factuur volgt dat deze in de periode 16 april tot 15 mei 2021 is gehuurd. Op dat moment had [gedaagde in het verzet] [eiser in het verzet] nog niet in gebreke gesteld. Ook vindt de kantonrechter dat niet kan worden vastgesteld dat op dat moment al uit de houding van [eiser in het verzet] bleek dat aanmaning nutteloos zou zijn. [eiser in het verzet] was dan ook niet in verzuim. Voor zover sprake is van een tekortkoming kan [eiser in het verzet] dan ook niet worden veroordeeld tot betaling van enige schadevergoeding.
Huur opslag om geleverd meubilair in op te slaan
4.12.
Uit de door [gedaagde in het verzet] overgelegde factuur en betalingsbewijzen volgt dat zij in de periode van 19 mei tot en met (omstreeks) 18 augustus 2021 een opslagruimte heeft gehuurd. Ook hiervoor geldt dat [eiser in het verzet] ten aanzien van de (vermeende) tekortkoming niet eerder in gebreke is gesteld. Daarom kan [eiser in het verzet] niet tot schadevergoeding worden veroordeeld.
Herstel en afmaken elektrawerk
4.13.
[gedaagde in het verzet] vordert een schadevergoeding van € 1.581,05 in verband met herstel en afmaken van elektrawerk. In dat kader heeft [gedaagde in het verzet] gesteld dat het elektrawerk niet veilig bleek te zijn aangelegd, omdat er bijvoorbeeld speakerdraad gebruikt was voor de aansluiting van de spotjes, de elektraleidingen in de kruipruimte van broos flexibel materiaal waren en dat er diverse wandcontactdozen zonder spanning waren.
4.14.
[eiser in het verzet] heeft betwist dat sprake was van een tekortkoming, althans aangevoerd dat [gedaagde in het verzet] het vermeende gebrek onvoldoende onderbouwd heeft. In reactie op deze betwisting heeft [gedaagde in het verzet] geen andere bewijsstukken overgelegd waaruit de vermeende gebreken volgen, terwijl het aan haar is om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat sprake was van een tekortkoming. Uit één van de bij dagvaarding door [gedaagde in het verzet] overgelegde facturen volgt wel dat er verkeerde leidingen en bekabeling zijn aangelegd. In dat licht had het op de weg van [eiser in het verzet] gelegen om zijn betwisting van dit gebrek nader te motiveren. De kantonrechter vindt dan ook dat [eiser in het verzet] , voor zover sprake is van verzuim, moet worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding ten aanzien van dit gebrek, ter hoogte van het factuurbedrag van € 557,87 inclusief BTW. Voor het overige volgt uit de overgelegde facturen niet dat sprake was van een gebrek en is de conclusie dat [gedaagde in het verzet] gelet op de betwisting van [eiser in het verzet] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een tekortkoming.
4.15.
Ten aanzien van het verzuim geldt het volgende. [gedaagde in het verzet] heeft [eiser in het verzet] ten aanzien van de tekortkoming niet in gebreke gesteld. De kantonrechter vindt wel dat sprake is van verzuim, omdat uit de houding van [eiser in het verzet] volgt dat aanmaning nutteloos was geweest. Van [gedaagde in het verzet] kon daarom niet worden gevergd dat zij [eiser in het verzet] de mogelijkheid bood om het gebrek te herstellen. In dat kader wordt overwogen dat [eiser in het verzet] de overeengekomen bouwtijd (ruimschoots) heeft overschreden, dat hij zich na het eerste bemiddelingsgesprek niet aan de afspraken heeft gehouden en dat hij na de ingebrekestelling van 18 mei 2021 ten aanzien van het afmaken van de werkzaamheden amper werkzaamheden heeft verricht. Bovendien heeft [eiser in het verzet] niet weersproken dat hij na het tweede bemiddelingsgesprek een maand lang onbereikbaar is geweest voor zowel [gedaagde in het verzet] als de bemiddelaar, waarna [gedaagde in het verzet] heeft besloten derden in te schakelen voor de afronding en het herstel van de werkzaamheden.
4.16.
De conclusie is dat [eiser in het verzet] ten aanzien van deze post aan [gedaagde in het verzet] een schadevergoeding van € 557,87 moet betalen.
Herstel vloerverwarming, gasleiding en waterleiding
4.17.
Ten aanzien van deze schadepost heeft [gedaagde in het verzet] onder andere gesteld dat de waterleiding voor de buitenkraan niet van het juiste materiaal was, dat de vloerverwarming niet was aangesloten, dat de thermostaat voor de vloerverwarming boven in plaats van beneden was geplaatst en dat de gasleiding van de openhaard niet voorzien was van een mantel. Wederom geldt dat [eiser in het verzet] heeft betwist dat sprake was van gebreken en dat het gelet op deze betwisting aan [gedaagde in het verzet] is om aannemelijk te maken dat [eiser in het verzet] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. In een reactie op de betwisting heeft [gedaagde in het verzet] (opnieuw) verwezen naar de factuur van [installatiebedrijf] van 17 juli 2021. De kantonrechter stelt vast dat uit die factuur volgt welke werkzaamheden [installatiebedrijf] voor [gedaagde in het verzet] heeft verricht, maar dat daarin niet staat dat de door [eiser in het verzet] verrichtte werkzaamheden gebrekkig waren. Nu [eiser in het verzet] dat betwist heeft en [gedaagde in het verzet] geen concreet en specifiek bewijsaanbod heeft gedaan van haar stelling dat sprake was van gebreken, wordt [eiser in het verzet] niet veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding ten aanzien van deze post.
Herstel metselwerk voor kozijnen, plafond uitbouw en openhaard
4.18.
[gedaagde in het verzet] heeft in de dagvaarding niet, althans onvoldoende duidelijk, toegelicht van wat voor gebreken sprake was en wat er hersteld moest worden. Bovendien staat in de dagvaarding bij deze post ‘via vriend € 700,- (zal niet bij u in rekening worden gebracht)’. Partijen zijn het er blijkens de processtukken weliswaar over eens dat het nog metselwerkzaamheden moesten worden verricht, maar de kantonrechter ziet niet hoe die werkzaamheden samenhangen met deze post ‘herstel’, terwijl er ook nog schade ten aanzien van ‘metselwerk’ (zie hierna 4.31 e.v.) wordt gevorderd.
4.19.
Gelet op het voorgaande heeft [gedaagde in het verzet] onvoldoende gesteld en onderbouwd ten aanzien van de vermeende gebreken. Haar vordering tot vergoeding van deze schadepost wordt dan ook afgewezen.
Binnendeuren
4.20.
[gedaagde in het verzet] vordert een vergoeding van € 6.776,65 (exclusief manuren) voor de door een derde geplaatste binnendeuren. Het staat vast dat [gedaagde in het verzet] niet de volledige aanneemsom heeft betaald. Zij heeft namelijk een bedrag van € 47.600,- betaald, een bedrag van € 8.400,- was nog niet gefactureerd noch betaald.
4.21.
Uit de definitieve offerte van [eiser in het verzet] volgt dat hij € 1.235,- en € 3.370,- (totaal € 4.605,-) had geoffreerd voor de stalen binnendeuren. Aangezien [gedaagde in het verzet] een deel van de offerte nog niet betaald had is geen sprake van schade, maar kosten die [gedaagde in het verzet] sowieso had moeten betalen. Voor zover [gedaagde in het verzet] heeft bedoeld te stellen dat zij schade heeft omdat de factuur voor de binnendeuren hoger is uitgevallen dan wat [eiser in het verzet] ervoor had gefactureerd geldt dat geen sprake is van schade. [gedaagde in het verzet] heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij dezelfde deuren voor een hogere prijs heeft gekregen in plaats van nieuwe deuren waarvan de waarde gelijk is aan de prijs die zij ervoor heeft betaald. Omdat [gedaagde in het verzet] niet de volledige geoffreerde aanneemsom heeft betaald geldt voor de niet verrichte werkzaamheden tot een bedrag van € 8.400,- dat geen sprake is van schade.
Vervanging cilindersloten
4.22.
[gedaagde in het verzet] vordert een bedrag van € 351,53 in verband met de vervanging van cilindersloten. Volgens [gedaagde in het verzet] heeft [eiser in het verzet] de sleutels nooit ingeleverd. [eiser in het verzet] stelt dat hij de sleutels in de woning heeft achtergelaten.
4.23.
De kantonrechter overweegt dat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde in het verzet] [eiser in het verzet] op enig moment heeft gevraagd de sleutels terug te geven. Mogelijk kon omstreeks medio juni 2021 niet meer van haar worden verlangd dat zij [eiser in het verzet] daarnaar vroeg – zoals is overwogen ten aanzien van de factuur onder 4.15. – maar uit de factuur van BSS (waarvan [gedaagde in het verzet] vergoeding vordert) volgt dat de sloten op 27 mei en 1 juni 2021 zijn geplaatst. Dat was enkele dagen voor respectievelijk één dag na het laatste bemiddelingsgesprek, zodat zich nog niet de situatie voordeed dat [eiser in het verzet] volledig onbereikbaar was. Gelet op deze omstandigheden hoeft [eiser in het verzet] geen vergoeding te betalen voor de vervanging van de cilindersloten.
Extra stookkosten
4.24.
[gedaagde in het verzet] stelt dat zij extra stookkosten had door het ontbreken van een pui, doordat er een gat in het dak zat (ten behoeve van het dakraam) en door het niet juist aansluiten van de vloerverwarming. Vaststaat dat partijen hadden afgesproken dat alle werkzaamheden 21 februari 2021 althans twee weken daarna afgerond zouden zijn. Daar vallen ook de pui en het dakraam onder en partijen zijn het erover eens dat deze werkzaamheden nog niet waren uitgevoerd.
4.25.
Ook ten aanzien van deze nog niet uitgevoerde werkzaamheden geldt dat [gedaagde in het verzet] [eiser in het verzet] in beginsel in gebreke moest stellen. [gedaagde in het verzet] heeft dat op 18 mei 2021 gedaan en daarbij [eiser in het verzet] een (redelijke) termijn van drie weken gegeven voor het afronden van de werkzaamheden. Extra stookkosten van vóór afloop van die termijn komen daarom sowieso niet voor schadevergoeding in aanmerking. Uit het door [gedaagde in het verzet] overgelegde verbruiksoverzicht volgt verder dat in juni en juli 2021 voor respectievelijk € 55,40 en € 72,67 aan stroom en gas verbruikt is. Aangezien dat niet boven het door [gedaagde in het verzet] gestelde ‘normale maandbedrag’ van € 75,- per maand komt, is geen sprake van schade die voor vergoeding door [eiser in het verzet] in aanmerking komt.
Dak
4.26.
Ten aanzien van deze schadepost vordert [gedaagde in het verzet] vergoeding van de factuur van Glasdiscount voor de lichtstraat (€ 953,73), de factuur voor het monteren van de lichtstraat (€ 1.210,00), de factuur voor het materiaal voor de daktrim en herstel van het overstek (€ 443,15) en de factuur voor de spotjes (€ 229,75).
4.27.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser in het verzet] in de verzetdagvaarding erkent dat het dakraam (de kantonrechter begrijpt: de lichtstraat), de spotjes in de uitbouw en de daktrim nog niet waren geplaatst. De blote betwisting van de stelling dat sprake is van een tekortkoming aan het dak is dus onvoldoende. Aangezien partijen het erover eens zijn dat deze werkzaamheden nog moesten gebeuren, begrijpt de kantonrechter dat deze onderdeel waren van de offerte. Zoals hiervoor is overwogen heeft [gedaagde in het verzet] niet voor de volledige offerte betaald. Voor zover werkzaamheden niet zijn uitgevoerd, is in ieder geval geen sprake van schade tot het bedrag wat [gedaagde in het verzet] niet heeft betaald.
4.28.
Gelet op de offerte gaat dat in ieder geval om een bedrag van € 688,50 voor de lichtstraat. Voor zover [gedaagde in het verzet] een hogere dan de door [eiser in het verzet] geoffreerde prijs heeft moeten betalen voor de lichtstraat, geldt hetzelfde als onder 4.21. ten aanzien van de duurdere binnendeuren is overwogen.
4.29.
De daktrim en spotjes hebben in de offerte van [eiser in het verzet] geen separate prijs. Daarom wordt de prijs daarvan geschat, waarbij het enige aanknopingspunt is de prijzen die [gedaagde in het verzet] daarvoor noemt. In tegenstelling tot bijvoorbeeld ten aanzien van de binnendeuren heeft [eiser in het verzet] niet aangevoerd dat [gedaagde in het verzet] een onredelijke prijs vordert. Ten aanzien van het herstel voor overstek heeft [gedaagde in het verzet] wederom, gelet op de betwisting van [eiser in het verzet] , onvoldoende gesteld en onderbouwd dat sprake was van een tekortkoming (en waar die tekortkoming in is gelegen).
4.30.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser in het verzet] ten opzichte van de offerte voor € 688,50 (lichtstraat) en € 229,75 (spotjes) geen werkzaamheden heeft verricht. Samen met het bedrag van de binnendeuren wordt het niet betaalde deel van de offerte (€ 8.400,-) echter nog niet overschreden, zodat geen sprake is van schade.
Metselwerk
4.31.
Ten aanzien van de schadepost metselwerk vordert [gedaagde in het verzet] betaling van een factuur voor bakstenen (€ 622,71) en een factuur voor ankers (€ 49,55). Partijen zijn het er blijkens de processtukken over eens dat er nog gemetseld moest worden. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat dit onderdeel was van de geoffreerde werkzaamheden, ondanks dat metselwerk niet expliciet of separaat op de offerte genoemd staat.
4.32.
Gelet op de erkenning van [eiser in het verzet] dat er nog gemetseld moest worden, is zijn algemene betwisting bij verzetdagvaarding ten aanzien van de door [gedaagde in het verzet] gestelde gebreken, onvoldoende. Pas bij conclusie van repliek in oppositie betwist [eiser in het verzet] meer concreet dat er te weinig ankers zouden zijn geweest. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de concentratie van verweren, laat de kantonrechter dat verweer buiten beschouwing.
4.33.
Voorgaande komt erop neer dat [gedaagde in het verzet] niet hoeft te betalen voor het metselwerk. Nu het metselwerk op de offerte geen separate prijs kent, wordt uitgegaan van een waarde zoals door [gedaagde in het verzet] gevorderd. Met die waarde (€ 672,26), en de hiervoor genoemde posten binnendeuren en dak wordt het geoffreerde maar niet betaalde bedrag van € 8.400,- nog niet overstegen. Daarom is geen sprake van schade aan de zijde van [gedaagde in het verzet] .
Keraliet voor afwerking van de buren
4.34.
Bij verzetdagvaarding erkent [eiser in het verzet] dat er nog werkzaamheden moesten plaatsvinden met betrekking tot de wandafwerking van de buren. Bij conclusie van repliek in oppositie verklaart [eiser in het verzet] over deze post ‘deze post wordt niet betwist’. Deze werkzaamheden staan niet in de offerte, dus is sprake van schade.
4.35.
[eiser in het verzet] wordt dan ook veroordeeld tot betaling van dit deel van de vordering (€ 725,23). Voor zover [eiser in het verzet] heeft bedoeld ook ten aanzien van deze schadepost het standpunt in te nemen dat hij niet in verzuim was, geldt hetzelfde als onder 4.15. ten aanzien van het elektrawerk is overwogen.
Schuifpui inclusief stelkozijnen en montage
4.36.
Ten aanzien van deze schadepost vordert [gedaagde in het verzet] een bedrag van € 6.500,- voor de schuifpui en € 443,15 voor de stelkozijnen en materialen voor afwerking. Uit de processtukken volgt dat partijen het erover eens zijn dat de pui nog geplaatst moest worden. Pas bij conclusie van repliek in oppositie heeft [eiser in het verzet] betwist dat dezelfde schuifpui is geplaatst zoals bedoeld in de offerte en dat de prijs van € 6.943,15 marktconform zou zijn. Verder heeft [eiser in het verzet] (pas) bij conclusie van repliek in oppositie aangevoerd dat de stelkozijnen, het dakraam en de metselstenen door [gedaagde in het verzet] zouden worden gekocht en dat de overige materialen reeds aanwezig waren. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de concentratie van verweren blijft dit verweer buiten beschouwing. Nu [eiser in het verzet] heeft erkend dat de schuifpui nog geplaatst moest worden, is de conclusie dat [gedaagde in het verzet] het daarvoor door [eiser in het verzet] geoffreerde bedrag niet hoeft te betalen. Op de offerte is de schuifpui (en de daarop betrekking hebbende werkzaamheden) echter niet separaat geoffreerd. Het enige aanknopingspunt is dan ook de prijs die [gedaagde in het verzet] aan de door haar ingeschakelde derde heeft moeten betalen. Ook voor deze post geldt namelijk dat [eiser in het verzet] , in tegenstelling tot ten aanzien van de binnendeuren, niet (tijdig) heeft aangevoerd dat [gedaagde in het verzet] een onredelijke prijs vordert.
4.37.
Hiervoor is overwogen dat [eiser in het verzet] de werkzaamheden ten aanzien van de binnendeuren (€ 4.605,-), lichtstraat (€ 688,50), spotjes (€ 229,75) en metselwerk (€ 672,26) wel heeft geoffreerd, maar niet heeft uitgevoerd. Daar stond tegenover dat [gedaagde in het verzet] een deel van de offerte (€ 8.400,-) nog niet betaald heeft. Met het bedrag voor de schuifpui (€ 6.943,15) wordt dat niet betaalde deel echter overschreden en ontstaat schade. [eiser in het verzet] heeft voor een bedrag van € 13.118,66 werkzaamheden niet uitgevoerd en [gedaagde in het verzet] heeft € 8.400,- van het geoffreerde bedrag niet betaald. Dat betekent dat de schade ten aanzien van niet uitgevoerde werkzaamheden neerkomt op € 4.718,66. Dat bedrag moet [eiser in het verzet] aan [gedaagde in het verzet] (terug)betalen, omdat [eiser in het verzet] in verzuim is. [gedaagde in het verzet] heeft [eiser in het verzet] immers in gebreke gesteld ten aanzien van de niet afgemaakte werkzaamheden, verder geldt hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.15.
Container voor achtergelaten puin
4.38.
[gedaagde in het verzet] vordert betaling van een factuur van 28 juni 2021 voor een bouwcontainer, ter hoogte van € 269,-. Containers zijn onderdeel van de offerte. Gelet op het feit dat [eiser in het verzet] zijn werkzaamheden nog niet had afgerond, is voldoende aannemelijk dat [eiser in het verzet] niet het volledige bedrag aan kosten heeft gehad. De blote betwisting van [eiser in het verzet] in de verzetdagvaarding ten aanzien van deze post is daarom onvoldoende. Omdat [gedaagde in het verzet] meer heeft betaald, dan waarvoor [eiser in het verzet] werkzaamheden/kosten heeft gedaan/gehad, moet [eiser in het verzet] ook dit bedrag aan [gedaagde in het verzet] (terug)betalen. Dat terug te betalen bedrag komt dus totaal op € 4.987,66.
Niet besteld en geleverd materiaal
4.39.
Op 8 mei 2021 heeft [eiser in het verzet] aan [gedaagde in het verzet] twee ‘tikkies’ gestuurd voor ‘ [plaats] ’ voor een bedrag van in totaal € 928,81. Daarvoor heeft [eiser in het verzet] via WhatsApp geschreven:
‘Kun je het volgende overmakenKosten totaal extra 276,17 inl btw verfElectra 652,64 incl btw electraIk stuur je een betaalverzoek’
4.40.
Bij conclusie van antwoord in oppositie heeft [gedaagde in het verzet] gesteld dat deze ‘tikkies’ zien op spotjes die door [gedaagde in het verzet] wel zijn betaald, maar door [eiser in het verzet] niet zijn geleverd. [eiser in het verzet] betwist dat de ‘tikkies’ zien op spotjes en voert aan dat dit bedrag in rekening is gebracht voor de inkoop en het gebruik van materialen voor het verrichten van werkzaamheden en dat het ingekochte materiaal daarvoor ook is gebruikt.
4.41.
De kantonrechter overweegt als volgt. Volgens de planning die op 6 mei 2021 samen met de bemiddelaar is vastgesteld volgt dat de werkzaamheden aan de elektra, waaronder de plafondspots, op 17, 18 en 19 mei 2021 zouden worden uitgevoerd. [eiser in het verzet] heeft erkend dat deze werkzaamheden, net als het verven, nog niet gebeurd was. Verder heeft [gedaagde in het verzet] op 11 mei 2021 via WhatsApp aan [eiser in het verzet] gevraagd of de spotjes al binnen waren. Gelet op het voorgaande is het voldoende aannemelijk dat de materialen waarvoor [gedaagde in het verzet] heeft betaald, niet door [gedaagde in het verzet] ontvangen zijn, noch door [eiser in het verzet] (of de onderaannemer) gebruikt zijn voor werkzaamheden. Daarom wordt [eiser in het verzet] veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag. Dit bedrag wordt opgeteld bij het in 4.38. genoemde bedrag van € 4.987,66, zodat de totale schadevergoeding neerkomt op € 5.916,47. Ook moet [eiser in het verzet] het in 4.16. genoemde bedrag van € 557,87 aan schade betalen. De totale schadevergoeding komt daarmee neer op € 6.474,34.
4.42.
De conclusie is dat het verzet gedeeltelijk gegrond is. Het verstekvonnis kan dan ook niet in stand blijven. De kantonrechter zal het vonnis vernietigen en [eiser in het verzet] , – opnieuw rechtdoende – veroordelen tot betaling van € 2.720,- aan boete en € 6.474,34 aan schadevergoeding en terugbetaling, in totaal € 9.194,34. [eiser in het verzet] wordt ook veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente. Verder heeft [gedaagde in het verzet] voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, daarom wordt [eiser in het verzet] veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten.
4.43.
Nu de oorspronkelijke vordering slechts ten dele toewijsbaar is, ziet de kantonrechter aanleiding de kosten te compenseren, in die zin dat iedere partij in zowel de verstek- als in de verzetprocedure de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 25 november 2022 en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [eiser in het verzet] tot betaling aan [gedaagde in het verzet] van € 9.194,34 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 juli 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
veroordeelt [eiser in het verzet] tot betaling aan [gedaagde in het verzet] van € 307,49 aan buitengerechtelijk incassokosten;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten in de verstek- en de verzetprocedure draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter