ECLI:NL:RBNHO:2022:8319

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
9785829 \ CV EXPL 22-1673
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot restitutie van aanbetaling na annulering van vakantieverblijf door coronacrisis

In deze zaak vordert de eiseres, een Duitse huurder, restitutie van haar aanbetaling voor een geannuleerd vakantieverblijf in Nederland. De huurovereenkomst werd gesloten op 3 februari 2020, maar de eiseres annuleerde haar boeking op 11 mei 2020, na de uitbraak van de coronacrisis. De kantonrechter oordeelt dat de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid is, maar dat dit niet leidt tot volledige ontbinding van de overeenkomst. De verhuurder was bereid het vakantieverblijf ter beschikking te stellen en had de huurder zelfs de helft van de huurprijs kwijtgescholden. De eiseres had eerder kosteloos kunnen annuleren, maar koos ervoor om dit pas kort voor de huurperiode te doen. De rechter concludeert dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een afspraak was over volledige restitutie en dat de annuleringsvoorwaarden niet onredelijk bezwarend zijn. De vordering van de eiseres wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9785829 \ CV EXPL 22-1673 BL
Uitspraakdatum: 17 augustus 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats 1] (Duitsland)
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. P.D. Bosma
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Het gaat in deze zaak om de huur van een vakantieverblijf. Huurder heeft haar boeking geannuleerd in verband met de coronacrisis, en vordert ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van haar aanbetaling. De vordering wordt afgewezen. Weliswaar is de coronacrisis een onvoorziene omstandigheid, maar de kantonrechter oordeelt dat een volledige ontbinding van de overeenkomst in dit geval niet gerechtvaardigd is. Daarbij is van belang dat de verhuurder bereid en in staat was het vakantieverblijf ter beschikking te stellen, dat de huurder ervoor heeft gekozen niet te annuleren toen dit nog kosteloos kon, maar daarmee te wachten tot kort voor aanvang van de vakantie, en dat de verhuurder vervolgens geen onverkorte nakoming van de overeenkomst heeft verlangd, maar in afwijking van de overeengekomen annuleringsvoorwaarden de helft van de huurprijs heeft kwijtgescholden, waarmee het nadeel van de coronacrisis gelijkelijk over partijen is verdeeld.
Huurder heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij met de verhuurder heeft afgesproken dat volledige creditering zou plaatsvinden. Ook haar beroep op vernietiging van de annuleringsvoorwaarden slaagt niet. Daarbij is van belang dat de verhuurder een particulier is die een deel van zijn woonboerderij heeft verhuurd, en niet is gebleken dat de overeengekomen annuleringsregeling een algemene voorwaarde in de zin van de wet is.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 10 maart 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd en daarbij de grondslag van haar vordering aangevuld, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] verhuurt een deel van zijn woonboerderij in [plaats] via verschillende online platforms, waaronder www. [online platform] (hierna: [online platform] ).
2.2.
[eiseres] heeft op 3 februari 2020 via [online platform] een huurovereenkomst met [gedaagde] gesloten voor een vakantie met haar gezin in de woonboerderij (hierna: het vakantieverblijf), voor de periode van 30 mei tot 12 juni 2020. De overeengekomen huurprijs bedraagt € 1.465,17 (inclusief € 134,47 voor servicekosten).
2.3.
Op 3 februari 2020 heeft [eiseres] hierop een aanbetaling gedaan van € 799,82.
2.4.
Op 27 maart 2020 schrijft [eiseres] in een bericht via [online platform] :
“Hallo, wir würden gerne zu Ihnen kommen und überlegen uns momentan, ob wir die Buchung aufrecht erhalten.Bitte lassen Sie uns wissen, ob Sie die Stornierungsmöglichkeiten mit 100% verlängern können.”
Op dit bericht heeft [eiseres] geen reactie ontvangen.
2.5.
Vervolgens schrijft [eiseres] op 11 mei 2020 in een bericht via [online platform] :
“aufgrund der aktuellen Corona-Lage würden wir gerne den Urlaub stornieren. Dies müsste aufgrund der derzeitigen Fremdenverkehrssituation ohne Zusatzkosten vonstatten gehen?Es wäre für uns kein Urlaub, wenn wir bei Ihnen vor Ort weder ins Museum, noch in diverse Restaurants gehen können. Überall ist mit Einschränkungen und Sicherheitsbestimmungen zu rechnen.Wir bitten daher um Ihre Antwort und entsprechende Gutschrift. Besten Dank.”
2.6.
In reactie hierop schrijft [gedaagde] diezelfde dag:
“Hello [eiseres] you can come no problems. But you can also cancel the booking by the platform and get a refund.”
2.7.
Daarop schrijft [eiseres] op 13 mei 2020 aan [gedaagde] dat zij de reis wil annuleren, en dat zij daarbij (via [online platform] ) de melding krijgt dat haar boeking niet voor restitutie in aanmerking komt. [eiseres] vraagt daarom aan [gedaagde] hoe zijn restitutietoezegging dan wordt afgewikkeld. Hierop heeft [gedaagde] niet gereageerd.
2.8.
Op 16 mei 2020 ontvangt [eiseres] een bevestiging van [online platform] dat de boeking is geannuleerd. Voor verdere details over terugbetaling verwijst [online platform] naar de verhuurder.
2.9.
Het na de aanbetaling nog openstaande deel van de overeengekomen huurprijs (€ 665,35) heeft [eiseres] niet aan [gedaagde] betaald.
2.10.
[eiseres] heeft bij herhaling (via [online platform] ) aanspraak gemaakt op terugbetaling van haar aanbetaling van € 799,82.
2.11.
Op 23 februari 2021 heeft [online platform] de servicekosten van € 134,47 aan [eiseres] terugbetaald.
2.12.
[eiseres] heeft zich gewend tot een advocaat, die in een e-mail van 18 mei 2021 aan [gedaagde] heeft gevraagd te bevestigen dat de huurovereenkomst is ontbonden wegens bijzondere en onvoorziene omstandigheden (kortweg: de coronapandemie), en daarbij [gedaagde] heeft gesommeerd tot terugbetaling van de aanbetaling, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten.
2.13.
[gedaagde] heeft niet aan dit verzoek voldaan en (het na terugbetaling van de servicekosten resterende deel van) de aanbetaling niet aan [eiseres] terugbetaald.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter (primair) de overeenkomst tussen partijen ontbindt, of (subsidiair) voor recht verklaart dat de overeenkomst met wederzijdse instemming is ontbonden, en (in beide gevallen) [gedaagde] veroordeelt tot (terug)betaling van € 665,35. Dit is het bedrag van haar aanbetaling minus de gerestitueerde servicekosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. De coronapandemie en de gevolgen daarvan zijn onvoorziene omstandigheden die niet zijn verdisconteerd in de huurovereenkomst, en die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen, zodat de aanbetaling moet worden terugbetaald. Voor zover nodig beroept [eiseres] zich op vernietiging van de annuleringsvoorwaarden van [gedaagde] omdat die onredelijk bezwarend zijn, dan wel kan [gedaagde] gelet op de bijzondere omstandigheden geen beroep doen op de annuleringsvoorwaarden. In de conclusie van repliek heeft [eiseres] nog aan de vordering (subsidiair) ten grondslag gelegd dat de overeenkomst via de correspondentie op 11 en 13 mei 2020 met wederzijdse instemming is ontbonden, waarbij [eiseres] in de gerechtvaardigde veronderstelling verkeerde dat er een volledige restitutie zou plaatsvinden, zodat op [gedaagde] een verbintenis tot ongedaanmaking rust.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert daarvoor – samengevat – het volgende aan. [eiseres] heeft de boeking eenzijdig geannuleerd binnen 30 dagen voor aankomst, zodat zij op grond van de geldende annuleringsvoorwaarden geen recht heeft op restitutie van de huurprijs. Desondanks heeft [gedaagde] in verband met corona de helft van de reissom kwijtgescholden. Hij heeft niet toegezegd dat de huurprijs volledig zou worden gerestitueerd. [eiseres] had de boeking tot 30 maart 2020 kosteloos kunnen annuleren, maar heeft er bewust voor gekozen deze aan te houden tot 11 mei 2020, terwijl zij wist dat toen geen recht op restitutie meer bestond. [eiseres] heeft geen gebruik gemaakt van het aanbod van [gedaagde] om de reis kosteloos te verplaatsen naar een later tijdstip. Het vakantieverblijf was beschikbaar voor [eiseres] en zij had daar in de periode van 30 mei tot 12 juni 2020 gewoon gebruik van kunnen maken. Door de late annulering heeft [gedaagde] het vakantieverblijf voor de betreffende periode niet meer aan een ander kunnen verhuren.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Het gaat in deze zaak om een vordering die voortvloeit uit de huur van een vakantieverblijf te [plaats] (Nederland). [eiseres] woont in Duitsland en [gedaagde] in Nederland, zodat de zaak een internationaal karakter heeft. De kantonrechter stelt vast dat hij bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van [eiseres] , en dat daarop Nederlands recht van toepassing is, zoals ook door [eiseres] is gesteld en door [gedaagde] niet is bestreden.
De overeenkomst wordt niet ontbonden
5.2.
[eiseres] vordert algehele ontbinding van de huurovereenkomst en in het verlengde daarvan terugbetaling van het aan [gedaagde] betaalde gedeelte van de huurprijs (€ 665,35). De rechter kan op vordering van een partij de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of de overeenkomst (gedeeltelijk) ontbinden als sprake is van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de andere partij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mag verwachten dat de overeenkomst ongewijzigd in stand wordt gehouden. [1] Bij de toets of daarvan sprake is moet de rechter terughoudend zijn, in verband met het uitgangspunt dat afspraken tussen partijen bindend zijn.
5.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat zij bij het aangaan van de huurovereenkomst op 3 februari 2020 geen rekening hebben gehouden met de mogelijkheid dat kort daarna sprake zou zijn van een wereldwijde verspreiding van het coronavirus en de daaruit voortvloeiende gezondheidsrisico’s en overheidsmaatregelen. De coronacrisis is in de contractuele relatie tussen [eiseres] en [gedaagde] dus aan te merken als een onvoorziene omstandigheid.
5.4.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] , gelet op die onvoorziene omstandigheid, geen instandhouding van de overeenkomst mag verwachten. [gedaagde] brengt daartegen in dat hij geen compleet verzorgde vakanties aanbiedt, maar alleen onderdak, en dat reizen binnen de EU in de overeengekomen periode niet verboden was, zodat de overeenkomst gewoon uitgevoerd had kunnen worden. [eiseres] betwist niet dat geen sprake was van een inreisverbod, of andere overheidsmaatregelen die gebruikmaking van het geboekte vakantieverblijf onmogelijk maakten. [eiseres] beroept zich in deze procedure met name op het gezondheidsrisico dat zij niet wilde nemen voor een vakantie in Nederland. Daarvoor stelt zij alleen in algemene bewoordingen dat het virus en besmettingsgevaar destijds een groot risico vormde voor haarzelf en de mensen om haar heen. Dit is onvoldoende om te kunnen aannemen dat het verblijf van [eiseres] met haar eigen gezin in het gehuurde een onaanvaardbaar gezondheidsrisico voor hen meebracht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [eiseres] in haar e-mail van 11 mei 2020 schrijft dat zij de vakantie wil annuleren omdat het voor hen geen vakantie zou zijn als zij vanwege de beperkende maatregelen geen musea of restaurants zouden kunnen bezoeken, en niet rept over het gezondheidsrisico. Daarmee moet worden aangenomen dat [gedaagde] in staat en bereid was om te leveren wat was overeengekomen, namelijk het verblijf van [eiseres] en haar gezin in het gehuurde.
5.5.
Dit neemt niet weg dat wel voorstelbaar is dat [eiseres] vanwege de coronacrisis ervoor heeft gekozen om af te zien van de vakantiereis, maar dit rechtvaardigt in dit geval geen volledige ontbinding van de huurovereenkomst. Daarbij is het volgende van belang. Bij de beoordeling van wat de wederpartij (niet) mag verwachten in het kader van een ontbindingsvordering, is medebepalend welke houding partijen eerder hebben ingenomen. In de tweede helft van maart 2020 ontstond bij [eiseres] , naar eigen zeggen, twijfel of de geplande reis naar Nederland op 30 mei 2020 wel verantwoord was. In dat verband heeft zij op 27 maart 2020 via [online platform] geïnformeerd of de mogelijkheid om kosteloos te annuleren verlengd kon worden. Ondanks het feit dat [eiseres] daarop geen positieve reactie ontving, heeft zij tot 11 mei 2020 gewacht en de boeking in stand gehouden, naar eigen zeggen omdat zij de situatie nog even wilde aankijken, terwijl onbetwist vast staat dat [eiseres] wist dat zij tot 30 maart 2020 nog kosteloos kon annuleren. [eiseres] had de situatie die is ontstaan en die zij met deze procedure wil terugdraaien dus kunnen voorkomen. Verder staat vast dat [gedaagde] , in afwijking van de overeengekomen annuleringsvoorwaarden, de helft van de huursom (€ 665,35) heeft kwijtgescholden en dat de servicekosten (€ 134,47) aan [eiseres] zijn terugbetaald. Daarmee heeft [gedaagde] [eiseres] niet onverkort aan de overeenkomst gehouden, en het nadeel van de onvoorziene omstandigheid feitelijk gelijkelijk over partijen verdeeld. Ook is door [eiseres] niet betwist dat [gedaagde] haar heeft aangeboden om de huur van het vakantieverblijf kosteloos te verplaatsen naar een later tijdstip, welk aanbod [eiseres] niet heeft aanvaard. [gedaagde] heeft dus geen ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst van [eiseres] verwacht.
5.6.
Kennelijk meent [eiseres] dat het onvoorziene risico van de coronacrisis niet voor de helft maar volledig voor rekening van [gedaagde] moet komen. In het licht van de hiervoor omschreven omstandigheden heeft [eiseres] onvoldoende aangevoerd om die conclusie te rechtvaardigen. Dit betekent dat de kantonrechter de overeenkomst niet zal ontbinden.
Er is geen overeenstemming over beëindiging met terugbetaling van de aanbetaling
5.7.
Subsidiair vordert [eiseres] verklaring voor recht dat de overeenkomst met wederzijdse instemming is ontbonden. De kantonrechter stelt voorop dat artikel 6:258 BW geen grondslag biedt voor een buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden. [eiseres] stelt dat haar bericht van 11 mei 2020 kwalificeert als ‘een verzoek tot ontbinding van de overeenkomst met wederzijdse instemming van [gedaagde] ’, en dat [eiseres] gezien de reactie van [gedaagde] diezelfde dag in combinatie met het daarop volgende (onbeantwoorde) bericht van [eiseres] op 13 mei 2020 gerechtvaardigd in de veronderstelling verkeerde dat [gedaagde] instemde met ontbinding en volledige restitutie van de huursom. De kantonrechter vat dit op als een beroep van [eiseres] op een nadere afspraak die zij met [gedaagde] zou hebben gemaakt.
5.8.
[eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijke afspraak met [gedaagde] tot stand is gekomen, of dat zij hier gerechtvaardigd op mocht vertrouwen. [gedaagde] betwist dat hij heeft ingestemd met volledige restitutie van de huurprijs, en de correspondentie waarnaar [eiseres] verwijst biedt hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Vast staat dat [eiseres] wist dat annulering op 11 mei 2020 op basis van de overeengekomen annuleringsvoorwaarden niet meer kosteloos kon plaatsvinden. [eiseres] schrijft op 11 mei 2020 dat ze de vakantie wil annuleren, en vraagt daarbij of dit in verband met de actuele toerismesituatie zal plaatsvinden ‘ohne Zusatzkosten’ (zonder bijkomende kosten). Anders dan [eiseres] stelt is hierin niet te lezen dat zij vraagt om volledige restitutie, zodat deze e-mail niet de basis kan vormen van de door [eiseres] gestelde nadere afspraak. [gedaagde] schrijft vervolgens weliswaar dat [eiseres] de boeking via het platform kan annuleren ‘and get a refund’, maar op grond van die enkele mededeling mocht [eiseres] niet gerechtvaardigd veronderstellen dat bij annulering volledige creditering zou plaatsvinden. Op 13 mei 2020 is via [online platform] aan [eiseres] meegedeeld dat volgens de annuleringsvoorwaarden van de verhuurder geen restitutie kon plaatsvinden. Desondanks heeft [gedaagde] tegenover [eiseres] geen aanspraak gemaakt op de andere helft van de overeengekomen huursom en zijn de servicekosten aan [eiseres] terugbetaald. Daarmee heeft [eiseres] feitelijk ‘a refund’ ontvangen van meer dan de helft van de overeengekomen huurprijs. Dat overeenstemming is bereikt over een verplichting van [gedaagde] om ook de rest van de aanbetaling aan [eiseres] terug te betalen, dan wel dat [eiseres] hiervan uit mocht gaan, is niet komen vast te staan.
Het beroep van [eiseres] op vernietiging van de annuleringsvoorwaarden slaagt niet
5.9.
Zoals hiervoor is geoordeeld was [gedaagde] bereid en in staat om het overeengekomen verblijf in de gehuurde aan [eiseres] te leveren. Dit heeft hij haar op 11 mei 2020 ook meegedeeld. [eiseres] heeft er zelf voor gekozen geen gebruik van het vakantieverblijf te maken. [gedaagde] weigert het door [eiseres] aanbetaalde bedrag van € 665,35 terug te betalen. Daarbij beroept [gedaagde] zich op de annuleringsvoorwaarden die hij met [eiseres] is overeengekomen. [eiseres] meent dat de annuleringsvoorwaarden onredelijk bezwarend zijn.
5.10.
Hoewel beide partijen stellingen innemen met betrekking tot annuleringsvoorwaarden, heeft geen van partijen stukken overgelegd waarin deze voorwaarden zijn opgenomen. [eiseres] heeft als productie 1 bij dagvaarding overgelegd ‘Algemene Informatie en voorwaarden’ van [gedaagde] , maar deze bevatten geen annuleringsvoorwaarden. Op basis van de door partijen ingenomen stellingen en de overgelegde stukken stelt de kantonrechter vast dat tussen partijen niet ter discussie staat dat [gedaagde] bij de verhuur van het vakantieverblijf aan [eiseres] annuleringsvoorwaarden heeft bedongen, die inhouden dat [eiseres] tot 60 dagen voor aankomst kosteloos kan annuleren, dat bij annulering in de periode van 60 tot 30 dagen voor aankomst 50% van de huurprijs wordt gerestitueerd, en dat bij annulering door [eiseres] binnen 30 dagen voor aankomst geen recht op enige terugbetaling bestaat. Ook is op zichzelf niet in geschil dat [eiseres] deze annuleringsvoorwaarden heeft geaccepteerd toen zij de huurovereenkomst sloot. Verder staat vast dat [gedaagde] ten gunste van [eiseres] is afgeweken van de overeengekomen annuleringsvoorwaarden, door toepassing van de regeling die geldt bij annulering in de periode van 60 tot 30 dagen voor aankomst, terwijl [eiseres] minder dan 30 dagen voor aankomst heeft geannuleerd.
5.11.
[eiseres] beroept zich op vernietigbaarheid van de annuleringsvoorwaarden, omdat deze volgens haar strijdig zijn met het Europees consumentenrecht [2] dan wel het Nederlands recht. [3] De Europese Richtlijn waarop [eiseres] zich beroept ziet op oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen een verkoper en een consument. Dat [eiseres] heeft gecontracteerd als consument is evident. Ten aanzien van de vraag of [gedaagde] heeft gehandeld als verkoper in de zin van de Europese Richtlijn overweegt de kantonrechter als volgt. De Europese Richtlijn definieert een verkoper als iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die handelt in het kader van zijn publiekrechtelijke of privaatrechtelijke beroepsactiviteit. [eiseres] heeft niet gesteld dat [gedaagde] het vakantieverblijf beroepsmatig heeft verhuurd. [eiseres] heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit dit moet worden afgeleid. [gedaagde] heeft daarentegen onbetwist aangevoerd dat het vakantieverblijf onderdeel uitmaakt van zijn woonboerderij. Dit strookt met het in de dagvaarding vermelde woonadres van [gedaagde] , waar deze aan hem in persoon is betekend. Verder heeft [gedaagde] zich er in de correspondentie voorafgaand aan deze procedure uitdrukkelijk op beroepen dat hij de overeenkomst als particulier heeft gesloten. [4] [eiseres] is hier niet op ingegaan. Gelet op het voorgaande kan niet worden aangenomen dat [gedaagde] beroepsmatig met [eiseres] heeft gecontracteerd, zodat de overeenkomst niet valt onder het toepassingsbereik van de Europese Richtlijn. Overigens kan ook niet worden vastgesteld of de annuleringsvoorwaarden aangemerkt moeten worden als een beding zoals omschreven in artikel 3 van de Europese Richtlijn. Daarvoor heeft [eiseres] onvoldoende gesteld.
5.12.
Ook het beroep van [eiseres] op de bepalingen in het BW die zien op algemene voorwaarden [5] kan niet slagen. Algemene voorwaarden zijn in deze regeling gedefinieerd als bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven. De bewijslast dat sprake is van algemene voorwaarden rust op [eiseres] , die zich beroept op de beschermende bepalingen die gelden bij het gebruik van algemene voorwaarden. [eiseres] heeft echter onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de overeengekomen annuleringsvoorwaarden kwalificeren als algemene voorwaarden. Daarbij is van belang dat de annuleringsvoorwaarden geen onderdeel uitmaken van eerdergenoemde door [gedaagde] opgestelde ‘Algemene Informatie en voorwaarden’. [eiseres] heeft in het geheel geen informatie verstrekt over de wijze waarop de annuleringsvoorwaarden onderdeel van de huurovereenkomst zijn geworden.
Het beroep van [gedaagde] op de annuleringsvoorwaarden is niet onaanvaardbaar
5.13.
[eiseres] stelt zich ook op het standpunt dat toepassing van de annuleringsvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [6] Het ligt op de weg van [eiseres] om daarvoor de nodige feiten en omstandigheden te stellen en (zo nodig) te bewijzen. De rechter moet bij toepassing van deze zogenoemde beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid de nodige terughoudendheid betrachten.
5.14.
[eiseres] stelt in dit verband dat de overeenkomst door de coronacrisis praktisch gezien onmogelijk kon worden uitgevoerd, en dat onder die bijzondere omstandigheden toepassing van de annuleringsvoorwaarden tot een onrechtvaardige verdeling van het risico van de coronacrisis leidt. De kantonrechter volgt [eiseres] hierin niet. In het kader van de gevorderde ontbinding van de overeenkomst is al geoordeeld dat [gedaagde] in staat en bereid was om zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende prestatie te leveren. [eiseres] heeft er zelf voor gekozen geen gebruik te maken van het vakantieverblijf. Verder heeft [eiseres] er eind maart 2020 bewust voor gekozen de situatie nog even aan te kijken en geen gebruik gemaakt van de toen nog bestaande mogelijkheid om volledig kosteloos te annuleren, ondanks het feit dat haar verzoek om verlenging van de termijn waarbinnen kosteloos geannuleerd kon worden niet gehonoreerd was. Bovendien staat vast dat [gedaagde] , toen [eiseres] half mei 2020 alsnog annuleerde, de annuleringsregeling niet onverkort heeft toegepast, maar [eiseres] is tegemoetgekomen door kwijtschelding van de helft van de huurprijs. [eiseres] heeft gelijk waar zij stelt dat [gedaagde] geen tegenprestatie heeft hoeven leveren, maar daar staat tegenover dat [gedaagde] onbetwist het vakantieverblijf niet aan een ander heeft kunnen verhuren, waarbij de keuze van [eiseres] om pas kort voor de huurperiode te annuleren een factor van invloed zal zijn geweest. Onder de gegeven omstandigheden is de wijze waarop [gedaagde] uitvoering heeft gegeven aan de overeengekomen annuleringsregeling, waardoor het nadeel van de coronacrisis gelijkelijk over partijen is verdeeld, naar het oordeel van de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar.
De conclusie
5.15.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal afwijzen.
De proceskosten
5.16.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. [gedaagde] procedeert in persoon, zodat zijn proceskosten worden vastgesteld op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:258 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Richtlijn 93/13/EEG (verder: de Europese Richtlijn)
3.Artikel 6:237 onder i BW
4.Productie 7 bij dagvaarding
5.Boek 6, Titel 5, Afdeling 3 BW
6.Artikel 6:248 lid 2 BW