Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
“De houten begane grondvloer in de bedrijfsruimte is gedeeltelijk verzakt.”
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak vordert een huurder van een bedrijfsruimte dat gebreken aan de vloer worden hersteld en dat een huurkorting wordt toegepast. De verhuurder heeft als tegenvordering dat de huur wordt beëindigd op grond van dringend eigen gebruik, omdat de verhuurder in de bedrijfsruimte wil gaan wonen. De kantonrechter wijst de vordering van de huurder om een huurkorting toe, omdat sprake is van gebreken. De vordering van de verhuurder om de huur te beëindigen op grond van dringend eigen gebruik wordt ook toegewezen.
De huurder, handelend onder de naam [bedrijfsnaam], heeft in een dagvaarding van 2 juli 2021 een vordering ingesteld tegen de verhuurder, die schriftelijk heeft geantwoord en een tegenvordering heeft ingediend. Tijdens de zitting op 29 juni 2022 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De huurder heeft gebreken aan de vloer van de bedrijfsruimte gemeld, waaronder verzakking, en vordert herstel en huurprijsvermindering. De verhuurder betwist de vordering en stelt dat de verzakking het huurgenot niet wezenlijk aantast, maar vordert zelf beëindiging van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik.
De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een gebrek aan de bedrijfsruimte en dat de huurprijs met 20% moet worden verminderd vanaf 9 oktober 2019. De verhuurder heeft echter ook voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de bedrijfsruimte dringend nodig heeft voor eigen gebruik als woning, wat leidt tot toewijzing van de tegenvordering. De kantonrechter stelt de ontruiming van de bedrijfsruimte vast op 1 januari 2023, zodat de huurder tijd heeft om een andere ruimte te vinden. Beide partijen worden veroordeeld tot betaling van hun eigen proceskosten.