In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 augustus 2022 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer, die sinds 1 juli 2021 in dienst was bij de werkgever als administratief medewerker, werd op 30 mei 2022 via een WhatsApp-bericht ontslagen op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat dit ontslag onterecht was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De werkgever had niet tijdig en adequaat de redenen voor het ontslag gecommuniceerd, en de kantonrechter concludeerde dat het enkele feit dat de werknemer niet op het afgesproken tijdstip voor een gesprek kon verschijnen, niet voldeed aan de vereisten voor een ontslag op staande voet.
De kantonrechter kende de werknemer een gefixeerde vergoeding toe van € 5.672,16 bruto, omdat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet tussentijds kon worden opgezegd. Daarnaast werd een transitievergoeding van € 431,36 bruto toegekend, aangezien de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet op een rechtsgeldige manier had plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde ook dat de werknemer recht had op een billijke vergoeding, die werd vastgesteld op € 1.000,00 bruto, ondanks dat de werknemer een hogere vergoeding had verzocht. De kantonrechter hield rekening met de omstandigheden van de zaak en de gevolgen van het onterecht gegeven ontslag.
De proceskosten werden toegewezen aan de werkgever, die in het ongelijk was gesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de kantonrechter verklaarde de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de verklaring voor recht.