ECLI:NL:RBNHO:2022:826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
15/021540-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak tegen verdachte wegens straatroof met bedreiging

Op 22 januari 2021 vond er een straatroof plaats in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude, waarbij een groep van zes jongens onder bedreiging met messen werd beroofd door een grotere groep van tien of elf jongens. De rechtbank Noord-Holland heeft op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een van de verdachten, die zich moest verantwoorden voor zijn rol in deze beroving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van afpersing en poging tot diefstal, waarbij geweld en bedreiging met geweld werd gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de verdachten zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij de beroving. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank legde een combinatie van jeugddetentie en leerstraf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn status als first offender en zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen maanden. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die slachtoffer waren van de beroving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/021540-21
Uitspraakdatum: 3 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 17 en 20 januari 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboorte datum] te [plaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.M. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Bloemendaal, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] en/of
  • [benadeelde partij 3] en/of
  • [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
  • een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
  • een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] en/of
  • een horloge (merk Fossil) en/of
  • een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] of aan een derde, althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde,
door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
  • (een) mes(sen) te tonen en/of
  • (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
  • (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
  • (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
  • (dreigend) de woorden “Geef alles maar wat je heb”, althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en/of
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een telefoon (merk Iphone XR) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of airpods en/of
  • een jas (merk Parajumper) en/of een pet (merk The North Face) en/of een pinpas (op naam van [naam] en/of
  • een horloge (merk Fossil) en/of
  • een JBL muziekbox (type extreme 2),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] en/of
  • [benadeelde partij 3] en/of
  • [benadeelde partij 4] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] en/of
  • [benadeelde partij 3] en/of
  • [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
  • (een) mes(sen) te tonen en/of
  • (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of
  • (een) stekende beweging(en) met (een) mes(sen) in de richting van bovengenoemde perso(o)n(en) te maken en/of
  • (dreigend) om bovengenoemde perso(o)n(en) heen gaan staan en/of
  • (dreigend) de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Haarlem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, althans enig goed, van zijn en/of zijn mededader(s) gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door die [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6]
  • (een) mes(sen) te tonen en/of
  • (een) mes(sen) op/tegen/bij de keel te houden en/of in de richting van de keel te bewegen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 22 januari 2021 is in de avond een zestal jonge jongens in de omgeving van het NS station Haarlem Spaarnwoude onder bedreiging met messen beroofd door een groep van tien of elf jongens. Vrijwel direct na het gebeuren zijn in de directe omgeving zes verdachten aangehouden. Deze zes verdachten, van wie verdachte er één is, hebben zich voor de rechtbank moeten verantwoorden.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde feit en van het bestanddeel ‘medeplegen’ van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten.
Daarbij is door de verdediging betoogd dat op basis van het dossier geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten kan worden vastgesteld. Verdachte heeft geen wetenschap gehad van een plan om aangevers te beroven en heeft ook geen medewerking aan een plan verleend. Er zou een ruzie zijn, daarom heeft verdachte een mes meegenomen en is hij met de medeverdachten meegegaan. Bij de groep aangevers gekomen heeft verdachte een mes getrokken en een aangever beroofd. De rol van verdachte moet dus gematigd worden tot hetgeen aangever [benadeelde partij 1] is overkomen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling en waardering van het bewijs in deze zaak de nodige voorzichtigheid is geboden. De rechtbank heeft op basis van het dossier (en het verhandelde ter zitting van elke individuele verdachte) niet de precieze gang van zaken bij deze beroving kunnen vaststellen. Dat heeft enerzijds te maken met manco’s van het politieonderzoek – zoals het niet (nader) horen van mogelijke verdere verdachten of getuigen, het niet (nader) confronteren van verdachten met de verklaringen van medeverdachten en het niet confronteren van aangevers met de foto’s van verdachten – en anderzijds met de (proces)houding van de verdachten.
Desondanks kan naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier het volgende worden afgeleid en wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] houden zich in de avond van vrijdag 22 januari 2021 op in de omgeving van het station Spaarnwoude . [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [naam] en nog enkele jongens zijn op dat moment in het centrum van Haarlem bij de Mc Donald’s. Verdachte en [medeverdachte 5] zijn in de woning van verdachte.
[medeverdachte 1] belt [naam] en vraagt hem om samen met anderen naar het restaurant [restaurant] te komen. Volgens [medeverdachte 1] heeft hij toen tegen [naam] gezegd dat er dealers bij het NS station in Spaarnwoude waren, dat zij geld hadden en is aan [naam] gevraagd of zij geld wilden verdienen. Er is toen aan [medeverdachte 1] gevraagd of er ‘geript’ kon worden. Naar aanleiding hiervan worden er bij [medeverdachte 4] thuis messen opgehaald. [medeverdachte 5] ontvangt in de tussentijd een Whatsapp bericht van [medeverdachte 3] waarin onder andere staat dat hij en verdachte messen moeten meenemen. De hele groep verzamelt zich vervolgens bij [restaurant] . Volgens [medeverdachte 3] is bij het samenkomen van de groep over de beroving van de aangevers gesproken. Daarna loopt de groep naar het NS station Haarlem Spaarnwoude , er worden mondmaskers of andere gezichtsbedekkende kledingstukken opgedaan en de groep gaat achter de voor hen weg vluchtende groep van aangevers aan. De aangevers worden op een gegeven moment door de groep van verdachten ingehaald en door [medeverdachte 3] als eerste aangesproken. [benadeelde partij 5] wordt daarbij om een sigaret gevraagd en vervolgens wordt hij onder bedreiging van een mes gevraagd zijn spullen af te geven. [benadeelde partij 5] en vervolgens [benadeelde partij 6] zien kans weg te rennen, waarna de andere vier aangevers door meerdere jongens uit de groep van verdachten worden omsingeld en tegen een hek gedreven. Er worden door meerdere verdachten messen aan hen getoond en zij worden door meerdere verdachten gevraagd om alles te geven. Er zijn uiteindelijk een jas, een pet, een JBL muziekbox, een portemonnee, airpods, een horloge en een pinpas afgenomen van aangevers.
Door meerdere verdachten is bij de politie verklaard dat zij begrepen hadden dat er sprake was van een ruzie tussen [medeverdachte 1] en de andere groep (die van de aangevers), dat zij zich daarom verzameld hebben bij [restaurant] , dat zij messen hadden meegenomen onder het motto: je weet maar nooit, en dat zij achter de groep aangevers zijn gaan aan rennen. Echter, geen van de verdachten, ook [medeverdachte 1] niet, had ruzie met iemand van de aangevers. Verder is ook door geen van de aangevers verklaard dat er sprake was van een ruzie tussen de beide groepen of leden daarvan. Ook al zou bij aanvang van de samenkomst bij [restaurant] bij sommige verdachten nog de indruk hebben (kunnen) bestaan dat er sprake was van een ruzie met de aangevers, omdat wellicht niet iedereen uit de groep gehoord heeft dat een beroving zou gaan plaatsvinden, dan moet het een ieder van de verdachten gaande de achtervolging duidelijk zijn geworden dat er een beroving in de planning was, waarvan niemand zich vervolgens gedistantieerd heeft. De hiervoor omschreven gang van zaken heeft naar het oordeel van de rechtbank niet de uiterlijke verschijningsvorm van een ruzie, die zou moeten worden uitgepraat, opgelost of uitgevochten. De groep van de aangevers is tijdens de achtervolging door niemand uit de groep van de verdachten aangesproken over een eventuele ruzie. De groep met de verdachten is, direct, nadat zij mondmaskers en andere gezichtsbedekkende kledingstukken hadden voorgedaan gaan rennen, heeft de vluchtende groep slachtoffers achtervolgd en heeft onder bedreiging met messen spullen van hen afgenomen dan wel zijn er onder bedreiging van messen spullen door de groep aangevers aan de verdachten afgestaan.
De rechtbank merkt nog op dat de verklaringen van respectievelijke verdachten bij de rechter-commissaris telkens slechts in hun eigen zaak voor het bewijs kunnen worden gebezigd omdat deze verklaringen niet in de dossiers van medeverdachten zijn gevoegd.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting de beroving van aangever [benadeelde partij 1] door verdachte niet als een op zichzelf staande handeling, maar als onderdeel van in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten verrichte handelingen, namelijk de beroving van een groepje aangevers, moet worden gezien en dat daarom het medeplegen van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten door verdachte bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van een verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer worden afgeleid uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de uitvoering van het delict en het belang van de rol van verdachte.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte, naar aanleiding van een Whatsapp bericht van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] , een mes bij zich heeft gestoken en daarmee vervolgens naar [restaurant] is gegaan, waar de groep zich verzamelde. Verdachte is daarna met de medeverdachten naar het NS station Spaarnwoude gelopen. Toen verdachte daar aankwam is hij met de medeverdachten achter de wegvluchtende aangevers aan gerend. Nadat [medeverdachte 3] aangever [benadeelde partij 5] onder bedreiging met een mes heeft getracht te beroven, zijn de vier overgebleven aangevers door meerdere maar niet alle jongens uit de groep van verdachte omsingeld en tegen een hek gedreven. Aan hen zijn messen getoond door meerdere medeverdachten en daarbij is om hun spullen gevraagd. Verdachte heeft zich daarvan niet gedistantieerd, in tegendeel, hij heeft ervoor gekozen zelf ook een mes te trekken en dat mes aan [benadeelde partij 1] , die op dat moment door nog twee andere personen met een mes was omsingeld, te tonen en hem van zijn portemonnee met inhoud, airpods en telefoon te beroven. Verdachte heeft dus met twee medeverdachten aangever [benadeelde partij 1] beroofd, terwijl andere medeverdachten met de beroving van drie andere overgebleven aangevers bezig waren.
De verklaring van verdachte dat hij naar aanleiding van het Whatsapp bericht van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 5] zich, gewapend met een mes, bij de groep van medeverdachten heeft aangesloten, samen met hen naar het NS station Haarlem Spaarnwoude is gelopen en vervolgens achter de wegvluchtende aangevers is aangegaan in de veronderstelling dat er een ruzie zou worden opgelost of uitgevochten maar zonder wetenschap van het plan om aangevers te beroven, wordt weersproken door de verklaring van [medeverdachte 3] dat er bij het samenkomen van de groep over de beroving is gesproken, alsmede door de hiervoor omschreven gang van zaken waaruit, naar het oordeel van de rechtbank, naar voren komt dat ook naar de uiterlijke verschijningsvorm geen sprake is geweest van het oplossen of uitvechten van een ruzie.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan de ten laste gelegde feiten wezenlijk en van voldoende gewicht is geweest en dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten, gericht op de uitvoering van de strafbare feiten, dat is voldaan aan de voorwaarden voor medeplegen.
4.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 22 januari 2021 te Haarlem , tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4]
heeft gedwongen tot de afgifte van
  • een horloge (merk Fossil) en
  • een JBL muziekbox (type extreme 2),
die aan [benadeelde partij 3] toebehoorden,
door die [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]
  • messen te tonen en/of
  • stekende bewegingen met messen in de richting van bovengenoemde personen te maken en/of
  • dreigend om bovengenoemde personen heen gaan staan en/of
  • dreigend de woorden “Geef alles maar wat je heb”, althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen,
en
hij op 22 januari 2021 te Haarlem , tezamen en in vereniging met anderen,
  • een telefoon (merk Iphone XR) en een portemonnee met inhoud en airpods en
  • een jas (merk Parajumpers) en een pet (merk The North Face) en een pinpas op naam van [naam] ,
die aan een ander dan aan verdachte of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan
  • [benadeelde partij 1] en/of
  • [benadeelde partij 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen
  • [benadeelde partij 1] en
  • [benadeelde partij 2] en
  • [benadeelde partij 3] en
  • [benadeelde partij 4] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4]
  • messen te tonen en/of
  • stekende bewegingen met messen in de richting van bovengenoemde personen te maken en/of
  • dreigend om bovengenoemde personen heen gaan staan en/of
  • dreigend de woorden "Geef alles maar wat je heb", althans woorden van soortgelijke strekking, toe te voegen;
Feit 2:
hij op 22 januari 2021 te Haarlem , tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen, althans enig goed, van zijn en/of zijn mededaders gading, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
door die [benadeelde partij 5]
  • een mes te tonen en
  • een mes bij de keel te houden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
voortgezette handeling van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en van feit 2:
poging diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 45 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden van contactverbod met de slachtoffers voor de duur van de proeftijd en met de medeverdachten voor de duur van een jaar.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot de leerstraf Tools4U Verlengd Plus voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen jeugddetentie, en tot een werkstraf voor de duur van 110 uren, subsidiair 55 dagen jeugddetentie.
Ten slotte is gevorderd dat het geschorste bevel tot bewaring wordt opgeheven.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde leerstraf voldoende en passend is, gelet op de bepleite vrijspraak van feit 2 en van het bestanddeel ‘medeplegen’ bij feit 1, de kleinere rol van verdachte, zijn oprechte spijt, zijn status als first offender, het tijdsverloop en het lage recidiverisico.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de straatroof op 22 januari 2021 waarbij een groep van zes jongens in de buurt van het NS station Haarlem Spaarnwoude door een groep van tien of elf jongens, waarvan verdachte deel uitmaakte, is achtervolgd en onder bedreiging met messen is afgeperst en beroofd. Verdachte heeft een van de aangevers een mes getoond en hem van zijn portemonnee, mobiele telefoon en airpods beroofd.
Verdachte heeft kennelijk op geen enkel moment stilgestaan bij zijn rol in- en de gevolgen van de beroving voor de slachtoffers. Dit terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat straatroven, zeker door een groter groep en onder bedreiging met messen, sterke gevoelens van angst, onveiligheid en onrust teweeg brengen bij de slachtoffers zelf, die daar nog lang last van kunnen hebben, en in de samenleving in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld of verdacht terzake van enig strafbaar feit;
  • het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 14 januari 2022, van de Raad.
Het rapport van de Raad van 14 januari 2022 houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Verdachte is een first offender die verdacht wordt van een ernstig feit. Hij is bij de voorgeleiding geschorst en heeft zich het afgelopen jaar aan de schorsende voorwaarden gehouden. Op het dynamische risicoprofiel en het algemeen recidive risico scoort hij laag. De lage (bijna midden) score betekent dat de kans op herhaling als laag/midden uit het instrument naar voren komt.
De Raad ziet veel beschermende factoren, maar maakt zich zorgen over het middelengebruik van verdachte. Het veelvuldig blowen door verdachte kan een negatieve invloed hebben op zijn ontwikkeling. Ook ziet de Raad risico’s op het gebied van vaardigheden en de Raad vraagt zich af of verdachte altijd voldoende weerstand kan bieden aan negatieve beïnvloeding, aangezien hij het belangrijk vindt wat anderen van hem vinden. Daarnaast baart het de Raad grote zorgen dat verdachte een mes bij zich had tijdens het delict. Ten slotte ziet de Raad een aandachtspunt in de schoolgang van verdachte en de onrust in zijn thuissituatie. Positief is dat verdachte spijt heeft van het gebeuren en dit ook direct in zijn verhoor bij de politie heeft verklaard.
Met het oog op het voorkomen van recidive is het naar inzicht van de Raad met name van belang dat verdachte gesterkt wordt in zijn vaardigheden, Verdachte zou daarom het meest baat hebben bij een training gericht op zijn vaardigheden. Hij kan binnen een dergelijke training leren steviger in zijn schoenen te staan en leren om op tijd te herkennen wat risicovolle situaties zijn. Het is belangrijk dat verdachte beseft dat hij zijn eigen keuzes kan maken en niet mee hoeft te doen met de groep om ‘erbij te horen.’
De Raad adviseert daarom verdachte de leerstraf Tools4U Plus Verlengd op te leggen; deze is het meest passend en de ouders worden daarbij ook deels betrokken. Daarnaast is deze variant passend voor jongeren bij wie sprake is van risicovol middelengebruik.
Aanvullend op de leerstraf adviseert de Raad, gezien de ernst van het feit, een geheel voorwaardelijke werkstraf. Dit kan dienen als stok achter de deur om verdere politiecontacten te voorkomen. Het grootste pedagogische effect valt te behalen binnen de leerstraf. Het uitvoeren van ook nog een werkstraf zal weinig bijdragen aan het verlagen van het recidiverisico.
Gezien de ernst van het feit zou een voorwaardelijke jeugddetentie passend kunnen zijn. De Raad vindt dit echter geen passende reactie voor verdachte en ziet ook niet hoe dit zou kunnen bijdragen aan het verkleinen van het recidiverisico. Er is geen pedagogische meerwaarde.
De Raad ziet, net als de jeugdreclassering, geen meerwaarde in (blijvend) toezicht vanuit jeugdreclassering. Er zijn geen doelen voor de jeugdreclassering te noemen die niet middels de geadviseerde leerstraf kunnen worden behaald.
De Raad heeft zijn advies ter zitting van 17 januari 2022 gehandhaafd en nader toegelicht. Een deels onvoorwaardelijk werkstraf is ook goed voor te stellen. Het risicovolle middelengebruik kan onder de paraplu van de leerstaf aangepakt worden.
De jeugdreclassering heeft zich ter terechtzitting achter het advies van de Raad geschaard.
Alles afwegende, in het bijzonder gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, het aandeel van verdachte daarin, het als laag/midden ingeschatte recidiverisico, het uitgebrachte strafadvies, de daarin genoemde risicofactoren, de proceshouding van verdachte bij de politie en ook ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een leerstraf voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen jeugddetentie, alsmede een werkstraf voor de duur van 145 uren, subsidiair 72 dagen jeugddetentie, moet worden opgelegd.
De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte een first offender is en dat hij zich in de afgelopen twaalf maanden in het kader van zijn voorlopige hechtenis en de schorsing daarvan aan de fors belastende voorwaarden, waaronder huisarrest, heeft gehouden en een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Hoewel ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf pleegt te worden opgelegd zoals ook door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en de positieve ontwikkeling van verdachte in de afgelopen 12 maanden, zoals hiervoor weergegeven, aanleiding dat in dit geval niet te doen.
De rechtbank zal bepalen dat de opgelegde werkstraf binnen een termijn van achttien maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid, en de opgelegde leerstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.327,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bedraagt € 327,- en bestaat uit € 150,- voor het weggenomen horloge van het merk Fossil en € 177,- voor de weggenomen muziekbox van het merk JBL, type extreme 2. De gestelde immateriële schade bedraagt € 5.000,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De
rechtbankis van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 277,- (bestaande uit € 100,- voor het horloge en € 177,- voor de muziekbox) rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. cumulatief bewezen verklaarde feiten. De rechtbank houdt hierbij rekening met de afschrijving van het horloge, dat in december 2019 door de benadeelde partij, zoals ter zitting door de raadsvrouw van de benadeelde partij aangegeven, is aangeschaft, waardoor de dagwaarde thans lager ligt.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Slachtoffers van straatroven onder bedreiging van een mes ervaren psychische klachten en voelen zich nog lang onveilig. Dat is een feit van algemene bekendheid. Daarom acht de rechtbank een vergoeding voor deze immateriële schade passend en geboden. Echter, de rechtbank vindt geen aansluiting bij de door de raadsvrouw van de benadeelde partij genoemde zaken, waarbij zeer ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers zijn vastgesteld. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt immers niet waaruit de psychische gevolgen concreet bestaan en dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft laten stellen van een deskundige, waarvan in de door haar aangehaalde uitspraken sprake was.
De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en zijn drie medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal ieder van die vier verdachten voor het eigen aandeel in de beroving van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] , namelijk voor een vierde, aansprakelijk stellen, waardoor verdachte geen contact hoeft te onderhouden met de medeverdachten. In het geval van verdachte gaat dit om € 69,25 voor de materiële schade (bestaande uit € 25,- voor het horloge en € 44,25 voor de muziekbox) en om € 250,- voor de immateriële schade.
In zoverre zal de vordering dan worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 319,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. cumulatief bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van straatroof) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij [benadeelde partij 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.000,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1. cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele, hoofdelijke toewijzing van die vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De
rechtbankis van oordeel dat de immateriële schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1. cumulatief bewezen verklaarde feiten. De rechtbank komt vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
Slachtoffers van straatroven onder bedreiging van een mes ervaren psychische klachten en voelen zich nog lang onveilig. Dat is een feit van algemene bekendheid. Daarom acht de rechtbank een vergoeding voor deze immateriële schade passend en geboden. Echter, de rechtbank vindt geen aansluiting bij de door de raadsvrouw van de benadeelde partij genoemde zaken, waarbij zeer ernstige psychische gevolgen voor de slachtoffers zijn vastgesteld. Uit de onderbouwing van de schadevordering blijkt immers niet waaruit de psychische gevolgen concreet bestaan en dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft laten stellen van een deskundige, waarvan in de door haar aangehaalde uitspraken sprake was.
De rechtbank zal niet bepalen dat verdachte en zijn drie medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn, maar zal ieder van die vier verdachten voor zijn eigen aandeel in de beroving van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] , namelijk voor een vierde, aansprakelijk stellen, waardoor verdachte geen contact hoeft te onderhouden met de medeverdachten. In het geval van verdachte gaat dit om € 250,- voor de immateriële schade.
In zoverre zal de vordering worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. cumulatief bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: medeplegen van straatroof) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 45, 47, 56, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de hiervoor onder 4.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdvijfenveertig (145) urentaakstraf in de vorm van een
werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door tweeënzeventig (72) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen een termijn van achttien maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten vier (4) dagen, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
vijfendertig (35) urentaakstraf in de vorm van een
leerstraf, te weten de sociale vaardigheidstraining Tools4U Verlengd Plus, aangeboden
door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door (17) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat deze leerstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis dient te worden voltooid.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 319,25, bestaande uit € 69,25 voor de materiële en € 250,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 3] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 319,25, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]geleden immateriële schade tot een bedrag van
€ 250,-en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 4] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot bewaring van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs . M. C. A. Onderwater en G.D. de Jong, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Hausenblasová,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2022.
Bijlage
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Verklaring van verdachte ter terechtzitting
De verklaring die verdachte ter terechtzitting van 17 januari 2022 heeft afgelegd, houdt onder meer het volgende in.
Het is begonnen met een telefoontje. Ik was met [medeverdachte 5] thuis. Ik werd gebeld maar ik heb niet opgenomen. [medeverdachte 5] is ook gebeld, op zijn eigen telefoon. Wij hebben gehoord dat er een ruzie zou zijn. Ik heb het gesprek niet zelf gehoord, ik heb dit van [medeverdachte 5] begrepen.
Ik heb meegekregen dat ik een mes moest meenemen en dat heb ik voor zekerheid gedaan. Ik heb een mes van mijn moeder gepakt.
Wij zijn naar de vrienden gegaan. Wij kwamen ze tegen in de buurt van het [plein] . Wij zijn samen naar [restaurant] gegaan. Bij [restaurant] zijn wij [medeverdachte 1] en een vriend van hem tegengekomen. Het was een grote groep. Wij zijn vrij snel richting het NS station Haarlem Spaarnwoude vertrokken. Ik ben meegegaan omdat er ruzie zou zijn.
Wij kwamen de ophoging van het perron op. De aangevers stonden in de lift. Ik zag dat de aangevers uit de lift gingen en dat er een paar jongens uit mijn groep voor liepen. Wij liepen er achter. Toen ging iemand met een mes er achteraan en werden de aangevers tegen een hek gezet.
Ik heb meegekregen dat iemand aangesproken is. Ik weet dat er twee jongens zijn weggerend. Volgens mij werden de overige jongens tegen het hek aan gezet zodat ze niet konden wegrennen. De jongens die vooropliepen gingen daar als eersten op af. Ik heb daaraan meegedaan.
Het klopt dat ik spullen over het hek heb gegooid en dat de politie de portemonnee van een van de slachtoffers bij mij heeft aangetroffen. Ik had geen tijd om de portemonnee ook weg te gooien.
Ik zag dat de slachtoffers om hun jassen werden gevraagd. Toen had ik door dat het niet om een ruzie ging. Ik zei toen dat ze niet hun jas moesten pakken, maar zij gingen daarmee door. Toen dacht ik dat ik misschien ook iets moest doen. Ik was een beetje bang om buiten de boot te vallen. Ik heb toen ook een mes gepakt en spullen van iemand gepakt. Ik heb niet in zijn zakken gegraaid. Ik zag iemand staan en er stond nog niemand uit mijn groep bij. Toen dacht ik: dan ga ik dat doen en toen heb ik het mes getoond en gezegd dat hij spullen moest geven.
U houdt mij mijn verklaring voor over de angst in de ogen van het slachtoffer. Dat klopt, dat heeft veel indruk op mij gemaakt. Ik zei dat hij mij niet moest aankijken. Ik heb naar de grond gekeken. Ik heb niemand aangeraakt. Ik hield het mes voor me. Ik weet niet hoe ik het mes precies hield. Ik zei dat hij het snel moest geven. De woorden van die jongen dat ik hem niet dood moet maken, maakten diepe indruk op mij.
Ik heb een fout gemaakt. Misschien is het verdedigen van mijn vrienden niet een fout, maar het instappen toen het fout ging wel. Ik dacht dat ik er voor de mankracht was bij het oplossen van een ruzie. Ik vond het wat vaag maar ik vond dat ik niet in mijn eentje terug kon gaan.
Ik kende de helft van de groep goed en de andere niet. De onbekende helft liep voorop. Ik zag ook bekende jongens meedoen. Ik heb me laten meeslepen.
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 1] d.d. 23 januari 2021
(dossierpagina’s 28 t/m 31). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op 22 januari 2021 was ik op het station Haarlem Spaarnwoude . Ik was samen met [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 2] .
Rond 21.30 uur zag ik twee onbekende jongens. Ongeveer een half uur later zag ik een grote groep jongens aan komen lopen en onze kant op komen. Wij zijn weggelopen. Ik zag dat de groep ons achterna liep. Wij hebben bij de Ikea een klein stukje gerend. Op de [weg] te Haarlem , ter hoogte van de Febo, had de groep ons ingehaald. Een jongen vanuit de groep sprak [benadeelde partij 5] aan. Ik noem deze jongen verder: jongen 1. Ik hoorde jongen 1 zeggen. “Heb je tabakka.” Ik hoorde [benadeelde partij 5] hierop antwoordde: “ja, ik heb losse tabak.” Ik zag dat jongen 1 op dat moment een mes pakte. Ik zag dat het snijgedeelte van de mes was ongeveer 25 centimeter en het handvat ongeveer 10 centimeter. Ik zag dat jongen 1 het mes vasthield en het mes tegen de keel van [benadeelde partij 5] aanzette. Ik hoorde jongen 1 zeggen: “Geef alles maar.” Terwijl dit gaande was zag ik dat een groot gedeelte van de groep ook een mes trok. Ik zag dat de grote groep zich een beetje verspreidde. Ze splitsten op in groepjes van 3. Met die groepjes van 3 gingen ze bij een ieder van ons groepje staan. De drie jongens die om mij heen stonden waren rond de 16 jaar oud en donker gekleed, inclusief capuchons en zwarte mondmaskers. Alle drie hadden ze een mes vast. Een van de jongens begon in mijn broekzakken te graaien. De jongen pakte mijn telefoon, mijn portemonnee en mijn airpods. Ik zag dat [benadeelde partij 2] zijn jas uit moest doen en moest afgeven. Ik zag dat [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] wegrenden. Nadat wij beroofd waren is de hele groep weggerend in de richting van Ikea. Ik heb geen woordelijke bedreigingen gehoord. De personen stonden met messen en ze wezen hiermee in onze richting. Ik was tijdens de beroving bang dat zij mij iets zouden aandoen met het mes.
Mijn telefoon die gestolen is betreft een iPhone XR, zwart van kleur. In mijn portemonnee zat het volgende: ID kaart op mijn naam, studenten OV chipkaart op mijn naam, schoolpas [schoolpas] op mijn naam, briefje van 10 euro, 1 dollar en wat kleingeld.
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 2] d.d. 23 januari 2021
(dossierpagina’s 36 t/m 39). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Ik ben onder bedreiging van een mes beroofd van mijn jas, pet en pinpas. Vrijdag 22 januari 2021 had ik afgesproken met een paar vrienden om te chillen bij station Spaarnwoude . Wij stonden in een lift. We zagen een aantal jongens aan komen lopen. Wij liepen weg, via Ikea naar de [weg] . Een paar honderd meter verder hadden zij ons ingehaald. Dit was bij de bushalte op de [weg] . Ik hoorde een jongen roepen “Hebben jullie tabakka?” Ik hoorde dat [benadeelde partij 5] zei: “Ik heb alleen losse tabak.” Ik zag dat die jongen een mes trok en zei “Doe alles maar.” Dit was volgens mij een keukenmes. Ik zag dat die jongen het mes op een verticale wijze tegen de keel van [benadeelde partij 5] hield. Ik kan niet met zekerheid zeggen of het mes de keel van [benadeelde partij 5] heeft geraakt. Ik zag dat [benadeelde partij 5] wegrende. Ik zag dat [benadeelde partij 6] ook wegvluchtte. Toen ik wilde wegrennen werd mijn gang belemmerd door een jongen. Ik zag dat er rechts van mij ook een jongen stond en dat de derde jongen door het midden naar mij toekwam. De middelste jongen begon tegen mij te praten. Dit was een andere jongen die [benadeelde partij 5] een mes op de keel had gezet. Ik kan deze jongen omschrijven als iemand tussen de 1 meter 75 en 1 meter 80. Zelf ben ik 1 meter 80. Hij had een zwarte Northface regenjas aan. Hij had een zwarte muts op. Ik kon goed zien dat hij lichtblonde wenkbrauwen had. Ik zag dat deze jongen een mes vasthield. Ik zag dat de punt van het mes op mijn lichaam was gericht. Ik werd door deze jongen onder bedreiging van het mes gefouilleerd. Ik hoorde hem zeggen: “Geef me alles, geef me alles.” Ik zei dat ik niet zoveel had behalve mijn jas. Hij zei toen: “Geef mij de jas.” Ik wilde mijn jas uitdoen, doch dit lukte niet. De jongen trok aan de rechtermouw van mijn jas. De jas raakte los van mijn lichaam. Ik zag dat die jongen met mijn jas wegrende. Die jongen rechts van mij is naar [benadeelde partij 3] gegaan. Ik hoorde een van hen zeggen: “Je hebt ons kankerlang laten lopen” en dit werd nog een keer herhaald.
Proces-verbaal van aangifte, met bijlage goederen, door [benadeelde partij 3] d.d. 24 januari 2021(dossierpagina’s 41 t/m 45). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op 22 januari 2021 was ik samen met vrienden op het station Haarlem - Spaarnwoude . Ik was daar met [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 5] . Ik zag dat er een grote groep jongens over de brug van het station kwamen aanlopen. Ze waren allemaal gekleed in donkere jassen, zwart en donkerblauw. Wij zijn weggelopen in de richting van de Ikea. Ik zag dat de grote groep achter ons aan kwam. Tijdens het weglopen heb ik mijn muziekbox aan [benadeelde partij 4] gegeven. [benadeelde partij 4] is namelijk 2 meter en ik dacht dat de box daar wel veilig was. Op een gegeven moment zijn wij stil gehouden door de groep jongens. Er werd gevraagd of wij tabaka hadden. De jongen die dit zei was een blonde Nederlandse jongen met een grijze Northface jas aan. De jongen pakte daarna gelijk een mes. Dit was een keukenmes. Toen die jongen het mes pakte, pakte de rest van de groep ook allemaal een mes.
Eén van de jongens zei: “Maak mij niet kankergek, ik heb een eind voor je gelopen.” Die jongen was denk ik ongeveer 16 jaar, blank en had een Nederlands accent. Hij had een capuchon op en een mondkapje op. In zijn handen had hij een keukenmes. Hij zei tegen mij: “Doe je horloge af, want je weet niet wie ik ben.” Er stonden op dat moment ongeveer 4 jongens voor mij die met hun mes zachtjes tegen mijn been aanprikte. Ze maakten ook stekende bewegingen in mijn richting. Ik heb mijn horloge toen afgedaan en aan hem gegeven. Van [benadeelde partij 2] is zijn jas, telefoon en pet gewoon afgepakt. Mijn muziekbox hebben ze ook van [benadeelde partij 4] afgepakt.
Mijn horloge is van het merk Fossil. Mijn JBL box is het type extreme 2.
Proces-verbaal van aangifte, met bijlage goederen, door [benadeelde partij 4] d.d. 24 januari 2021(dossierpagina’s 46 t/m 49). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op 22 januari 2021 was ik samen met anderen op het NS station Spaarnwoude . Rond 22.00 uur zagen we een groep van 15 man aan komen lopen. Ze liepen gericht op ons af. Ze hadden maskers en waren donker gekleed. We zijn in de lift gegaan om weg te komen van die groep. Ik zag dat de groep achter ons aan kwam. Ik hoorde dat iemand uit de groep schreeuwde of we sigaretten hadden. [benadeelde partij 5] zei toen dat hij tabak had en kreeg vervolgens een mes op zijn keel. Het was een groot keukenmes. Ik denk dat er ongeveer 10 jongens om ons heen stonden. Ik denk dat alle jongens messen vast hielden en daarmee dreigden naar ons. Die jongen die het mes op de keel van [benadeelde partij 5] zette zei “lever alles gelijk maar in.”. We waren omsingeld en moesten alles inleveren. Ik had een muziek box vast van het merk JBL extreme. Ik moest aan een jongen die tegenover mij stond de box geven. Ik wilde dit niet omdat de box van [benadeelde partij 3] was. Die jongen dreigde toen met het mes vlak bij mijn keel. Ik heb hem de box gegeven. De jongen was een kop kleiner dan ik was en hij had blond haar. Ik zag dat [benadeelde partij 2] z’n jas af moest geven, dat was een blauwe jas van het merk Parajumpers.
Ik zag dat de jongens wegrenden richting het NS station.
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 5] d.d. 22 januari 2021
(dossierpagina’s 33 t/m 35). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op 22 januari 2021, omstreeks 21.00 uur, kwam ik aan op station Spaarnwoude . Ik ben hier samen met mijn vrienden ongeveer een half uur à drie kwartier gebleven. Vervolgens ging ik samen met mijn vrienden naar de lift op het perron. Ik zag een grote groep jongeren aankomen vanaf de andere zijde van de oversteekbrug. Ik zag dat deze jongeren allemaal zwarte kleding en zwarte mondkapjes droegen. Ik kreeg hier een fout gevoel bij. Ik ben vervolgens met mijn vrienden met de lift naar beneden gegaan en wij zijn aan de zijde van de Ikea het perron afgelopen.
Ik zag dat de groep steeds achter ons liep. Bij de Febo zag ik dat de groep jongeren op ons af gerend kwam. Ik hoorde één persoon uit de groep roepen “Hey boys heeft één van jullie gerroe bij zich?” Ik zei dat ik alleen een bakje losse tabak bij me had. Ik hoorde hem zeggen “ja dat is ook goed.” Ik liep in zijn richting en zag dat deze persoon ook in mijn richting liep. Ik bood het bakje tabak aan. Ik zag vervolgens dat hij met zijn linkerhand het bakje aannam en dat hij op dat moment met zijn rechterhand en mes vasthield en deze in de richting van mijn keel bewoog. Ik denk dat het een zwart keukenmes was. Ik zag dat hij het mes op minder dan vijf centimeter van de linkerzijde van mijn nek hield. Ik hoorde hem toen zeggen “Geef mij alles maar wat je heb.”. Ik draaide mij van hem af en sprintte weg. Ik keek terug in de richting van de groep en mijn vrienden. Ik zag dat de persoon die mij zojuist bedreigd had nu met het mes in de richting van een vriend van mij stond, dit was [benadeelde partij 2] . Ik belde 112. Ik zag dat op dat moment de groep jongeren om mijn vrienden heen stonden. Ik zag opeens dat de groep jongeren weg rende. Ik zag dat [benadeelde partij 3] zijn tas weg was en zijn horloge. Ik zag ook dat de box van [benadeelde partij 4] weg was.
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij 6] d.d. 24 januari 2021
(dossierpagina’s 50 t/m 52). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op 22 januari 2021 was ik op het NS station met 6 anderen. Op een gegeven moment zag ik dat twee jongens zich verdacht bij ons in de buurt ophielden. Ze waren ons aan het checken. Even later die avond zag ik 20 man op ons af komen. Ik zag dat ze gericht op ons af kwamen lopen. We zijn langs de Ikea gelopen richting de [weg] . De groep achtervolgde ons.
Op een gegeven moment hoorde ik iemand roepen heb je een sigaret voor me? Ik zag dat iemand uit de groep een mes trok en dit tegen de keel van [benadeelde partij 5] aan zette. Ik zag dat hij zich in een flits omdraaide en wegrende bij de jongens vandaan. Ik ben direct met [benadeelde partij 5] mee gerend. De anderen werden ingesloten door de groep.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 23 januari 2021(dossierpagina 78). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Op vrijdag 22 januari 2021 heb ik samen met mijn collega [collega] drie personen aangehouden heb op verdenking van straatroof.
Op de genoemde dag omstreeks 22:35 uur ben ik, verbalisant, vanaf de plek van aanhouding verder gelopen langs de [weg] in de richting van het centrum. Ik passeerde de kruising [weg] / [weg] . Ongeveer 50 meter na deze kruising zag ik op het fietspad een pinpas liggen. Dit was naast de aldaar gelegen Mercedes-Benz dealer [dealer] .
Ik heb de pinpas opgepakt, ik zag dat het een pinpas van de ABN Amro betrof, de naam [naam] stond erop met rekeningnummer [rekeningnummer] , pasnummer [pasnummer] . Ik heb de pinpas in beslag genomen.
Ik heb op het politiebureau gesproken met alle slachtoffers van de straatroof. Ik heb gesproken met [benadeelde partij 2] . Hij vertelde mij dat hij beroofd was van een jas, merk Parajumper. In de rechterzak van de jas zat een pinpas van de ABN Amro, op naam van [naam] .
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] d.d. 26 februari 2021
(dossierpagina 234). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
Ik weet dat we in de stad waren toen werden we gebeld door [medeverdachte 1] . Hij ging allemaal mensen bellen en wij moesten naar het station Spaarnwoude toe komen. Wij dachten omdat er ruzie was maar toen wij aankwamen hoorden wij de groep tegen ons zeggen dat zij, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , iemand wilden beroven. [medeverdachte 1] zei dat zij een groep wilden beroven omdat zij allemaal dure merkkleding en muziekboxen bij zich hadden.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 24 januari 2021
(dossierpagina 185). Dit proces-verbaal houdt onder meer het volgende in.
V: Je zegt dan [medeverdachte 3] . Wat weet je van hem?
A: Dat is degene die als eerst een mes trok. Daarna vervolgde [verdachte] met ook een mes. Die trok hem ook.