In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde, waarbij gedaagde niet is verschenen. Eiser heeft gedaagde gedagvaard vanwege een huurachterstand van 13 maanden voor een kantoor- en bedrijfsruimte. Eiser vordert ontruiming van het gehuurde, betaling van achterstallige huurpenningen, contractuele boetes, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 juli 2022, waarbij de gemachtigde van eiser aanwezig was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser grotendeels toewijsbaar is, gezien het spoedeisend belang en de niet-onrechtmatigheid van de vordering. De kantonrechter heeft gedaagde veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van de achterstallige huur en boetes. De gevorderde boete over de openstaande huurpenningen vanaf augustus 2022 is afgewezen, omdat deze nog niet opeisbaar is. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar tot het wettelijke tarief. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.