ECLI:NL:RBNHO:2022:8242

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
9884820 \ WM VERZ 22-1149
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Matiging van boete voor parkeren op gehandicaptenparkeerplaats met niet-bestemd voertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats met een voertuig dat niet voor die parkeerplaats bestemd was. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2022 is de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder het juiste voertuig, inderdaad had plaatsgevonden. De betrokkene heeft de gedraging niet ontkend, maar heeft wel gronden aangevoerd voor matiging van de boete.

De kantonrechter heeft overwogen dat de plaatsing van het bord dat de parkeerplaats reguleert, mogelijk verwarring heeft veroorzaakt. Het bord was namelijk deels onzichtbaar door een nabijgelegen boom en was bovendien verplaatst. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot € 100,00, waarbij de beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9884820 \ WM VERZ 22-1149
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 9 september 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 augustus 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemde voertuig.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant en de foto’s van de gedraging – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft de gedraging ook niet ontkend.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat het bord dat aangaf dat alleen een voertuig met een bepaald kenteken van de parkeerplaats gebruik mocht maken contra op de door betrokkene gevolgde rijrichting geplaatst was, en dat het deels aan het zicht werd onttrokken door een nabij geplaatste boom. Vast staat dat een bestuurder bij het uitstappen om zich ervan dient te vergewissen dat hij bij het aan komen rijden geen borden gemist heeft, en kennelijk heeft betrokkene dat nagelaten. Maar door de plaatsing, en met name de omstandigheid dat betrokkene onderbouwd heeft aangevoerd dat het bord ondertussen verplaatst en gedraaid is, is de kantonrechter van oordeel dat de wegbeheerder kennelijk ook van oordeel was dat de eerdere plek van het bord tot verwarring kon leiden. De rechtmatige gebruiker van de parkeerplek heeft er immers ook belang bij dat bestuurders het bord opmerken en er niet per ongeluk gaan parkeren. De boete zal om voormelde redenen worden gematigd tot € 100,00.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van officier van justitie zal worden gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie, in die zin dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 100,00 (met handhaving van de administratiekosten;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene teveel aan zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Kanninga-Jonker , kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: