6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf/maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De 19-jarige medeverdachte heeft via Tinder een seksafspraak gemaakt met een oudere man. Toen verdachte en de medeverdachte in de woning van de man waren, hebben zij hem geslagen, naar de grond gewerkt, bedreigd en op een stoel vastgebonden. Het slachtoffer is onder bedreiging van een mes gedwongen om via telebankieren een aanzienlijk bedrag over te maken naar de rekening van de medeverdachte. Ook hebben verdachten, nadat zij met chloor zoveel mogelijk sporen in de woning hadden verwijderd, een portemonnee met inhoud, een huissleutel, een mobiele telefoon en een bril weggenomen. De huissleutel werd gebruikt om de voordeur van de woning van buitenaf af te sluiten waardoor het slachtoffer werd opgesloten in zijn eigen huis. De mobiele telefoon en de bril werden meegenomen zodat het slachtoffer ook telefonisch geen hulp kon inschakelen. Al met al getuigt dit van een zeer geraffineerde werkwijze die voor het slachtoffer bedreigend en beangstigend is geweest.
De rechtbank vindt het handelen van verdachte en haar medeverdachte zeer ernstig en het is een grote zorg dat verdachte, die nog jong is, zich aan dergelijke feiten schuldig heeft gemaakt.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 augustus 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld en, ten tijde van het plegen van onderhavige feiten nog in een proeftijd liep.
- de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 30 juni 2022 van [Kind- en Jeugdpsychiater] , Kind- en Jeugdpsychiater en [arts in opleiding tot specialist] , arts in opleiding tot specialist (Kind- en Jeugdpsychiatrie).
- de over verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapportage van 30 mei 2022 van [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog.
- het over verdachte uitgebrachte (advies)rapport, gedateerd 17 augustus 2022, van
[raadsonderzoeker] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
- een evaluatierapport, gedateerd 18 augustus 2022, van [vertegenwoordiger van de GI] van de Jeugdbescherming (Regio Amsterdam ) afdeling Jeugdreclassering (hierna: Jeugdbescherming).
Adviezen van de deskundigen
Uit het psychiatrisch rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis en ouder-kindrelatieproblemen. Verdachte heeft een uitgebreide hulpverleningsgeschiedenis, waaronder plaatsing binnen (gesloten) jeugdzorg-instellingen en verschillende begeleid wonen-trajecten, waardoor zij al jaren geen onderdeel uitmaakt van een gezin. Verdachte heeft geen rolmodel gehad waaraan zij zich kon optrekken en het ontbrak haar aan duidelijke structurering en begrenzing in een cruciale fase van haar ontwikkeling. Dit heeft tot gevolg gehad dat verdachte een pantser om zich heen heeft gebouwd als overlevingsstrategie en dat zij zich uit zelfbehoud verhardend opstelt naar derden. Hiermee is er een diep ingesleten patroon ontstaan waarbij verdachte steeds meer en ernstiger antisociale trekken laat zien. Uit de (wisselende) verklaringen die verdachte heeft afgelegd over het voorval wordt duidelijk dat er verschillende momenten zijn geweest waarop zij andere keuzes had kunnen maken, maar ervoor heeft gekozen om door te gaan. De door haar gegeven motivatie in deze getuigt naast enige berekening ook van jeugdige overmoed en onbesuisdheid, waarbij zij niet alle consequenties van haar gedrag lijkt te overzien. Omdat het niet mogelijk was om alle meespelende factoren te wegen, kan geen gedragskundig oordeel worden gegeven over de mate van toerekenbaarheid.
Ook de psycholoog heeft vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van een normoverschrijdende gedragsstoornis, waarbij ouder-kind problematiek is vastgesteld. Daarnaast is er volgens de psycholoog bij verdachte sprake van een psychische stoornis in de zin van een ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis. Verdachte heeft deels gehandeld vanuit deze problematiek die aanwezig was tijdens het tenlastegelegde. Vanuit de kwetsbaarheden in de hechting, onveilige gezinssituatie en meegemaakte gebeurtenissen heeft zij geleerd dat ze niet op anderen kan vertrouwen, heeft ze een zwak zelfbeeld ontwikkeld en is er beperkt sprake van reflectie door verminderd mentaliserend vermogen. Dit trauma-gerelateerde gedrag geclassificeerd als de ongespecificeerde psychotrauma- of stressorgerelateerde stoornis, maakt dat verdachte beperkt is in het (h)erkennen van haar eigen gevoel en gedachten en kwetsbaar is in relatie tot de mensen om haar heen. De ouder-kind problematiek heeft hier een veroorzakende en versterkende werking op. De tekorten in de psychische functies maken dat verdachte haar wil minder in vrijheid kon bepalen. Geadviseerd wordt daarom om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Beide deskundigen schatten het recidiverisico als hoog in als er geen passende interventie wordt ingezet. Er worden veel risicofactoren gezien die de kans op herhaling van gewelddadig en/of delinquent gedrag vergroten en nauwelijks beschermende factoren om verdachte daarin te beperken. Er is sprake van een zeer kwetsbare situatie waarbij verdachte beperkt probleeminzicht toont, zichzelf rechtvaardigt met denkfouten en vanuit de opvoedsituatie onvoldoende wordt bijgestuurd en gesteund. Aansturing door hulpverleners wordt zeer beperkt geaccepteerd en wanneer er sprake is van een meningsverschil wordt het contact of de medewerking verbroken. De afgelopen jaren is er ondanks de forse inzet van hulp geen vooruitgang geboekt. Er is één beschermende factor aanwezig en die komt vanuit de motivationele items, waarbij verdachte scoort op haar gerichtheid op de toekomst. Zij zet zich in om haar examens te halen om zo mogelijk een opleiding tot tandartsassistente te kunnen gaan volgen. Haar intelligentie kan potentieel beschermend zijn mits verdachte haar cognitieve vaardigheden meer maatschappelijk geaccepteerd gaat inzetten.
Ter voorkoming van recidive wordt in het psychiatrisch rapport een intensieve behandeling geadviseerd. Het is van belang dat verdachte meer zicht krijgt op haar eigen aandeel. Hiervoor is nodig dat zij langdurende intensieve behandeling (ambulant danwel klinisch) aangaat op een stabiele woonplek met dagelijks toezicht en strakke kaders, zodat dit positief kan bijdragen aan haar prosociale functioneren. De tot nu toe ingezette hulpverlening en maatregelen zijn ontoereikend geweest om de ten laste gelegde feiten te voorkomen. Verdachte is gerecidiveerd terwijl zij eerder is veroordeeld voor een gewelddadig delict, waarvoor zij nog in een proeftijd loopt. Verdachte geeft aan dat zij nu gemotiveerd is voor een individuele behandeling hoewel zij zelf geen enkele behoefte heeft om te veranderen en geen realistische voorwaarden stelt. De motivatie van verdachte lijkt vooral voort te komen vanuit externe factoren. Van enige lijdensdruk of motivatie die van binnenuit komt is op dit moment geen sprake. Vooralsnog is het vooral van belang dat verdachte steeds opnieuw wordt geconfronteerd met de consequenties van haar gedrag, waardoor op termijn mogelijk enige lijdensdruk en een daarbij passende veranderbereidheid ontstaat, waardoor een langdurige intensieve behandeling, zoals schematherapie, kans van slagen heeft. Oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals het zich houden aan aanwijzingen van de jeugdreclassering in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, kan hierbij helpen. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel lijkt een langdurende intensieve behandeling en een vangnet te kunnen borgen, maar ook hiervoor mist verdachte op dit moment de intrinsieke motivatie en de wil om te veranderen die nodig zijn, wil een ingezette ambulante behandeling een kans van slagen hebben. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel beschermt naar verwachting weliswaar tegen recidive gedurende de plaatsing in de PIJ-instelling, maar draagt vanwege het gebrek aan motivatie en veranderbereidheid vooralsnog niet bij aan een optimale ontwikkeling van verdachte.
De psycholoog acht vanwege de bij verdachte geconstateerde problematiek een forensische behandeling in een fors kader passend. Het is van groot belang dat verdachte voldoende structuur wordt geboden zodat zij weet wat er van haar verwacht wordt en er ingegrepen kan worden wanneer zij zich hier niet aan kan conformeren. De inzet van ambulante hulp is tot nu toe niet toereikend gebleken om te zorgen voor een positieve verandering bij verdachte en ook in het huidige onderzoek laat verdachte zien dat zij geen hulpvraag heeft. Een behandeling die begint in een klinisch kader lijkt daarom gepast waardoor er meer stabiliteit en ritme gecreëerd wordt waarbinnen verdachte tot ontwikkeling en gedragsverandering kan komen. Verdachte is op dit moment gemotiveerd om niet meer te recidiveren, maar gezien haar beperkte zicht op haar eigen valkuilen en drijfveren en het ontbreken van voldoende steun, is deze balans kwetsbaar.
Geadviseerd wordt om deze behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij de jeugdreclassering toeziet op de uitvoering. Om verdachte te motiveren mee te werken en het behandelproces aan te gaan is een forse stok achter de deur nodig. Oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel lijkt niet passend, omdat de verwachting is dat verdachte, zoals zij nu functioneert, hier niet van profiteert en de maatregel daarmee niet bijdraagt aan haar ontwikkeling.
De deskundigen [Kind- en Jeugdpsychiater] en [GZ-psycholoog] voornoemd hebben hun bevindingen ter terechtzitting onderschreven en toegelicht.
De psychiater stelt zich op het standpunt dat intensieve behandeling van verdachte nodig is om ingesleten patronen te doorbreken. Voor het slagen van behandeling is het echter nodig dat er een ingang komt bij verdachte en een kleine mate van behandelbereidheid. Dat is er op dit moment niet. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal daarom op dit moment niet leiden tot een optimale ontwikkeling van verdachte omdat ze haar tijd in de instelling gaat uitzitten. Bovendien is er op dit moment geen passende plek voor verdachte. Verdachte is echter wel zo intelligent dat als ze weet dat het om een voorwaardelijke PIJ-maatregel gaat, en er duidelijke consequenties zijn, dat mogelijk toch gaat bijdragen aan verandering.
De psycholoog blijft bij haar standpunt dat een zware stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijke PIJ-maatregel verdachte meer zal motiveren dan oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie. Het is belangrijk dat verdachte wordt beperkt in haar vrijheden en dat ze vrijheden moet verdienen. De plek waar verdachte op dit moment verblijft is niet optimaal, maar omdat er op dit moment geen plek is die passender is, is het voor nu de beste plek voor verdachte, in combinatie met strakke voorwaarden en stevige consequenties als zij zich niet aan die voorwaarden houdt.
Raad en Jeugdbescherming
De rechtbank heeft verder gelet op de rapportages van de Raad en de Jeugdbescherming en de toelichting daarop ter terechtzitting. Hieruit volgt dat er grote zorgen zijn over het functioneren van verdachte. Er worden veel risicofactoren gezien en de kans op herhaling, zonder behandeling, is hoog. Zowel de Raad als de Jeugdbescherming sluiten zich aan bij het advies van de psycholoog. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel heeft de voorkeur boven een voorwaardelijke jeugddetentie. Het geven van een passend strafadvies is een erg lastig vraagstuk. Er is geen enkel advies mogelijk zonder dat hier kanttekeningen bij geplaatst kunnen worden. Er zijn andere opties overwogen (toezicht en begeleiding, GBM, onvoorwaardelijke jeugddetentie), maar deze waarborgen allen onvoldoende de behandeling die verdachte, in welk kader dan ook, nodig heeft om de kans op herhaling te kunnen verkleinen en creëren niet een mogelijke doorbraak (als gevolg van druk van een maatregel) die nodig is om de behandelmotivatie van verdachte te vergroten. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel kan indirect bijdragen aan het creëren van motivatie voor behandeling bij verdachte omdat de strafrechtelijke consequentie zwaar is als zij zich niet aan de bijzondere voorwaarden houdt. Daarnaast is er bij het overtreden van de voorwaarden, naast de tenuitvoerlegging van de maatregel, een aantal minder verstrekkende beslissingen die genomen kunnen worden om de motivatie van verdachte voor ambulante behandeling te vergroten. Dit maakt dat er bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel wel consequent gehandeld kan worden en de behandeling gewaarborgd blijft, én dat er ruimte is voor verdachte om te leren zich te houden aan bijzondere voorwaarden. Een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is niet in het belang van verdachte omdat het een uitzichtloze maatregel kan zijn als het ontbreekt aan behandelmotivatie. Dit is echter geen reden om nu geen voorwaardelijke PIJ-maatregel te adviseren, omdat het op voorhand uitsluiten van dit kader de mogelijkheid dat dit verdachte wél aanzet tot het meewerken aan behandeling onbenut laat. Evenals de mogelijkheid dat ambulante behandeling aanslaat waardoor – in het uiterste geval – voortzetting van de behandeling in een residentiële setting wel bij haar mogelijkheden aansluit. Ook kan, in het geval dat de voorwaardelijke maatregel onverhoopt wordt omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, gekeken worden op welke plek verdachte wel het beste tot haar recht komt, waarbij ook plaatsingen buiten de JJI, zoals bij de Catamaran, overwogen kunnen worden.
Conclusie van de rechtbank
Toerekeningsvatbaarheid
De psychiater en psycholoog hebben geen eenduidig gedragsdeskundig oordeel kunnen geven over de mate van toerekenen. De psycholoog heeft geadviseerd om verdachte de aan haar verweten feiten in verminderde mate toe te rekenen omdat zij vanwege haar persoonlijkheidsontwikkeling onvoldoende mogelijkheden had om haar gedrag tussentijds bij te sturen, beslissingen te heroverwegen en andere keuzes te maken. De rechtbank neemt dit advies over.
Passende straf/maatregel
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS) bij jeugdigen. Gelet daarop zou voor een overval in een woning een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden passend zijn, waarbij strafverzwarende omstandigheden aanleiding kunnen zijn om de strafmaat te verhogen. De rechtbank weegt als strafverzwarend mee dat de beroving door twee personen (in vereniging) is gepleegd, dat het slachtoffer is vastgebonden, met een mes is bedreigd en dat er fysiek geweld heeft plaatsgevonden. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat er sprake was van een vooropgezet plan, waarbij het de bedoeling was om aangever geld afhandig te maken zonder dat daar een tegenprestatie tegenover stond. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met haar jeugdige leeftijd en de bij haar vastgestelde stoornissen. Verder heeft de rechtbank in haar oordeel laten meewegen dat de bij verdachte betrokken jeugdbeschermer heeft aangegeven dat zij na de laatste schorsing, een wezenlijke positieve verandering bij verdachte heeft gezien en dat de begeleider van verdachte vanuit woongroep [woongroep] zeer positief is over verdachte en haar inzet op de groep. Ook de omstandigheid dat verdachte langere tijd in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis onder elektronisch toezicht heeft gestaan, weegt de rechtbank in het kader van de straftoemeting mee.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van de tijd die zij in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft gezeten passend is. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte in totaal 171 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte, in lijn met het advies van de psycholoog, de Raad en de Jeugdbescherming en anders dan de psychiater heeft geadviseerd en door de raadsman van verdachte is bepleit, een voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen. Redengevend daarvoor is het volgende. Het is duidelijk dat er bij de deskundigen en de betrokken hulpverleners grote zorgen zijn of verdachte wel gaat meewerken aan de zeer noodzakelijk geachte behandeling. Gebleken is dat al langere tijd is geprobeerd om verdachte in positieve zin te veranderen, maar dat dit ondanks de inzet van diverse vormen van hulpverlening niet is gelukt. Verdachte is zelfbepalend, ervaart geen lijdensdruk en heeft daardoor geen hulpvraag. Ook een voorwaardelijke jeugddetentie heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw een ernstig strafbaar feit te plegen. Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, maken dat de rechtbank het passend en geboden acht een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De rechtbank acht daarmee de kans het grootst dat bij verdachte een daadwerkelijke gedragsverandering op gang komt en het recidiverisico wordt beperkt.
De rechtbank stelt daarbij vast dat de door verdachte gepleegde feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van de rapporten van de deskundigen, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, te weten een normoverschrijdende gedragsstoornis en ouder-kindproblematiek. Daarnaast eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Het recidiverisico wordt immers als hoog ingeschat.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Verder vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte haar plek bij [woongroep] kan behouden, daar kan werken aan haar toekomst en de noodzakelijke behandeling kan aangaan. Inmiddels verblijft verdachte enkele maanden bij [woongroep] waar zij de structuur en regelmaat krijgt die zij eerder heeft gemist en waar het vertrouwd voor haar voelt. Dit is positief en de rechtbank hoopt dat nu verdachte een stabiele woonplek heeft waar zij zich prettig voelt, zij in gaat zien dat het belangrijk is dat zij behandeling aangaat die haar kan helpen om een evenwichtige volwassene te worden. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel, naast een proeftijd van twee jaren en de algemene voorwaarde, ook de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen, die onder meer zien op het verblijf van verdachte bij [woongroep] en het volgen van een behandeling. In lijn met het op de zitting gegeven nadere advies van de Raad en de Jeugdbescherming zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde ook opnemen dat verdachte, ter controle van het locatiegebod (avondklok) gedurende maximaal zes maanden onder elektronisch toezicht staat, waarbij de mogelijkheid bestaat dat de jeugdreclassering dit elektronisch toezicht eerder laat vervallen en eventueel daarna, bij een officiële tweede waarschuwing, opnieuw aansluit.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast jeugddetentie en een voorwaardelijke PIJ-maatregel ook nog een taakstraf in de vorm van een werkstraf aan verdachte op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de over verdachte uitgebrachte rapportages en wat ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.