ECLI:NL:RBNHO:2022:8226

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
C/15/324327 / HA ZA 22-57
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een voorlopige voorziening voor bouwverbod op perceel met uitzichtverlies

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een incident waarbij eisers een voorlopige voorziening vroegen om een bouwverbod op te leggen aan Hermes Vastgoed B.V. en Nieuw Nederland Groep B.V. (NNG). Eisers, wonende nabij het perceel [adres 2] te [plaats], vorderden dat de rechtbank hen zou verbieden om woningen te bouwen die het uitzicht vanuit hun woning belemmeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenafweging moet plaatsvinden tussen de belangen van eisers en die van de gedaagden. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er een overeenkomst was gesloten met Hermes Vastgoed over het niet bouwen van woningen die het uitzicht belemmeren. Daarnaast werd overwogen dat de gedaagden gebruik maken van een geldige omgevingsvergunning, wat op zichzelf geen onrechtmatige daad oplevert. De rechtbank concludeerde dat de gevorderde voorlopige voorziening niet zo dringend was dat eisers niet konden wachten op de uitkomst van de hoofdzaak. Daarom werd de vordering afgewezen en werden eisers veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/324327 / HA ZA 22-57
Vonnis in incident van 16 maart 2022
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. J.J. de Boer te Hoorn (NH),
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HERMES VASTGOED B.V.,
gevestigd te Schermerhorn, gemeente Alkmaar,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIEUW NEDERLAND GROEP B.V.,
gevestigd te Baarn,
gedaagden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. G.J.F. Voss te Zaandam.
Partijen zullen hierna gezamenlijk (in enkelvoud) [eisers] en Hermes Vastgoed c.s. genoemd worden. Hermes Vastgoed c.s. zal afzonderlijk worden aangeduid als Hermes Vastgoed, [gedaagde 2] en NNG.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening met producties 1-27;
  • de herstelexploten van 11 en 24 januari 2022;
  • het bericht van 26 januari 2022 met beslagstukken;
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident met producties 1-3.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
[eisers] woont op het perceel [adres 1] in [plaats] .
2.2.
[gedaagde 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van Hermes Holding B.V., die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van Hermes Vastgoed.
2.3.
Hermes Vastgoed heeft in januari 2020 een beeldkwaliteitsplan laten opstellen tot herontwikkeling van haar bedrijfsterrein aan de [adres 2] in [plaats] . Op dit terrein was het bedrijf [bedrijfsnaam] gevestigd. Het plan voorziet in sloop van de bestaande bedrijfsopstallen en het realiseren van vier woningen: een stolpwoning, een tweetal woningen onder een schuurvormige kap en een kapbergwoning.
2.4.
In verband met de gewenste wijziging van de bestemming heeft [gedaagde 2] in 2020 meermalen (onder meer via WhatsApp) overleg gehad met [eisers] .
2.5.
Op 8 december 2020 heeft Hermes Vastgoed een omgevingsvergunning voor de bouw van de vier woningen aangevraagd. Deze aanvraag is aangehouden in verband met de benodigde herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan (en later buiten behandeling gesteld).
2.6.
Bij WhatsApp bericht van 24 maart 2021 heeft [gedaagde 2] [eisers] laten weten dat het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar (hierna: het college) positief heeft besloten op het ontwerpbestemmingsplan “ [adres 2] , te [plaats] ” en dat dit plan van 1 april tot en met 12 mei 2021 ter inzage wordt gelegd.
2.7.
Tijdens de terinzagelegging heeft [eisers] geen zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan ingediend.
2.8.
Op 16 april 2021 heeft Hermes Vastgoed haar bedrijfsterrein met bouwplan verkocht aan NNG, een projectontwikkelaar. De koopovereenkomst is op 28 mei 2021 ingeschreven in het Kadaster.
2.9.
Op 1 juni 2021 heeft de gemeente Alkmaar een Nota van Wijzigingen, Bestemmingsplan “ [adres 2] , te [plaats] ” opgesteld. Daarin zijn twee wijzigingen op de verbeelding ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan opgesomd: het bouwvlak van de hoofdwoning (de meest noordelijke woning) is 90 graden gedraaid en de verkeersbestemming ten behoeve van de inrit is aangepast.
2.10.
Op 4 juni 2021 heeft NNG een omgevingsvergunning aangevraagd voor een gewijzigd bouwplan op het perceel [adres 2] in [plaats] .
2.11.
Bij besluit van 8 juli 2021 heeft de raad van de gemeente Alkmaar de Nota van Wijzigingen “ [adres 2] , te [plaats] ” en het gewijzigde bestemmingsplan “ [adres 2] , te [plaats] ” vastgesteld.
2.12.
Tegen dit besluit heeft [eisers] beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS) en de voorzieningenrechter van de ABRS verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Op 19 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van [eisers] afgewezen, omdat hij in het aangevoerde geen aanleiding zag voor het oordeel dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.13.
Op 6 oktober 2021 heeft het college de omgevingsvergunning voor het gewijzigde bouwplan van NNG verleend. Hiertegen heeft [eisers] bezwaar gemaakt, waarop het college nog niet heeft beslist.
2.14.
[eisers] heeft op 24 december 2021 conservatoir beslag gelegd op het perceel [adres 2] te [plaats] .

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eisers] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primairI. Hermes Vastgoed c.s. verbiedt een woning of woningen op het perceel [adres 2] te [plaats] te bouwen die het uitzicht vanuit de woning van [eisers] belemmert of belemmeren die gelegen is/zijn op het achterste gedeelte van het bouwvlak,
10 x 8 meter (8 meter in de noord-zuidelijke richting), op straffe van verbeurte van een dwangsom;
subsidiairII. - Hermes Vastgoed c.s. hoofdelijk veroordeelt aan [eisers] de schade van
€ 254.408,00 te vergoeden;
- een deskundige benoemt om de door [eisers] geleden schade vast te stellen en
Hermes Vastgoed c.s. hoofdelijk veroordeelt deze schade aan [eisers] te vergoeden;
III. Hermes Vastgoed c.s. veroordeelt tot vergoeding van de kosten tot vaststelling van de schade, vooralsnog begroot op € 1.000,00 exclusief btw;
IV. Hermes Vastgoed c.s. veroordeelt tot vergoeding van de beslagkosten van € 1.039,32;
V. Hermes Vastgoed c.s. hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten.
in het incident
3.2.
[eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige voorziening treft voor de duur van het geding, in die zin dat zij Hermes Vastgoed c.s. verbiedt een woning of woningen op het perceel [adres 2] te [plaats] te bouwen die het uitzicht vanuit de woning van [eisers] belemmert of belemmeren die gelegen is/zijn op het achterste gedeelte van het bouwvlak, 10 x 8 meter (8 meter in de noord-zuidelijke richting), op straffe van verbeurte van een dwangsom, met hoofdelijke veroordeling van Hermes Vastgoed c.s. in de kosten van het incident, te vermeerderen met de nakosten.
3.3.
Hermes Vastgoed c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in het incident4.1.[eisers] legt aan zijn gevorderde bouwverbod, kort samengevat, het volgende ten grondslag. Allereerst beroept [eisers] zich op nakoming van een overeenkomst. Hij heeft met Hermes Vastgoed een afspraak gemaakt dat deze aan de [adres 2] te [plaats] geen woning(en) zou bouwen die het uitzicht vanuit zijn woning belemmeren. Hermes Vastgoed is verplicht deze afspraak na te komen, maar laat dit welbewust na. Daarnaast grondt [eisers] zijn vordering op onrechtmatige daad. Volgens [eisers] heeft Hermes Vastgoed c.s. onrechtmatig jegens hem gehandeld door inbreuk te maken op zijn fundamentele (grond)rechten om zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerpbestemmingsplan “ [adres 2] , te [plaats] ”. Hermes Vastgoed c.s. heeft belemmerd dat [eisers] van deze rechten gebruik kon maken. Hermes Vastgoed c.s. heeft zich ook schuldig gemaakt aan misleiding en bedrog. Zij heeft opzettelijk onjuiste mededelingen gedaan, opzettelijk feiten verzwegen en zichzelf wederrechtelijk bevoordeeld. Verder heeft Hermes Vastgoed c.s. in strijd gehandeld en/of nagelaten met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.2.
De achtergrond van het door [eisers] gevorderde bouwverbod is dat de gewijzigde situering van het bouwvlak (draaiing van de noordelijk gelegen woning) in het definitieve bestemmingsplan, voor welk plan ook de omgevingsvergunning is verleend, tot verslechtering van het uitzicht vanuit zijn woning leidt ten opzichte van de situering van dit bouwvlak in het ontwerpbestemmingsplan.
4.3.
Hermes Vastgoed c.s. voert als primair verweer dat [eisers] bij zijn vordering geen belang heeft in de zin van artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij instandhouding van de voorheen geldende bedrijfsbestemming op het perceel [adres 2] was het risico op verstoring van zijn uitzicht namelijk aanmerkelijk groter dan bij het huidige bouwplan. Subsidiair betwist Hermes Vastgoed c.s. dat met [eisers] is afgesproken om geen woning of woningen te bouwen die het uitzicht vanuit zijn woning belemmeren. Van onrechtmatig handelen is volgens Hermes Vastgoed c.s. evenmin sprake.
Belang4.4. In artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits de voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank stelt vast dat aan deze vereisten is voldaan nu de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvorderingen en gericht is op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Verder dient te worden beoordeeld of aan het belangvereiste, zoals neergelegd in artikel 3:303 BW, is voldaan. Gelet op de beperkte werkingsduur van de voorlopige voorziening, dient [eisers] een belang bij zijn vordering te hebben in die zin dat de afloop van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers] een dergelijk (dringend) belang heeft bij zijn incidentele vordering. Dat op grond van het vorige bestemmingsplan (al) de mogelijkheid bestond om tegenover het perceel van [eisers] ten behoeve van bedrijfsactiviteiten bebouwing te realiseren, betekent nog niet dat van die mogelijkheid daadwerkelijk gebruik zou zijn gemaakt. Feitelijk is die bebouwing op dit moment niet aanwezig. Wel kunnen inmiddels op grond van het in werking getreden bestemmingsplan “ [adres 2] , te [plaats] ” en de op basis daarvan verleende omgevingsvergunning vier woningen ter plaatse worden ontwikkeld. Niet uitgesloten is dat (een deel van) deze bebouwing tot enige verslechtering van het uitzicht van [eisers] leidt. Daarmee is het belang van [eisers] bij zijn incidentele vordering gegeven.
Belangenafweging
4.6.
Verder moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel - het bouwverbod - rechtvaardigt. Daarbij dienen te worden betrokken de resterende duur van de hoofdzaak en de proceskansen daarin.
Nakoming overeenkomst4.7. Het belang van [eisers] bij een bouwverbod vindt zijn grondslag in zijn stelling dat hij met Hermes Vastgoed is overeengekomen om aan de [adres 2] geen woning(en) te bouwen die het uitzicht vanuit zijn woning belemmeren. Dat een dergelijke overeenkomst is gesloten, acht de rechtbank voorshands echter, in het licht van de betwisting door Hermes Vastgoed c.s., niet aannemelijk. Uit de stukken die tot nu toe in het geding zijn gebracht, waaronder Whatsapp-correspondentie, blijkt dat er besprekingen tussen [eisers] en [gedaagde 2] over het bouwplan en de bestuursrechtelijke procedure zijn geweest, maar daaruit volgt in onvoldoende mate dat een overeenkomst als door [eisers] gesteld tot stand is gekomen zodat van enige (daaruit voortvloeiende) concrete (in rechte afdwingbare) verbintenis(sen) van Hermes Vastgoed geen sprake is.
Onrechtmatige daad4.8. Verder heeft Hermes Vastgoed c.s. gemotiveerd betwist dat zij onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld. In het licht van die betwisting heeft [eisers] onvoldoende onderbouwd dat het door hem gevraagde bouwverbod gerechtvaardigd is, alle belangen tegen elkaar afwegend.
4.8.1.
De rechtbank betrekt bij haar belangenafweging dat tegen het besluit tot vaststelling van het gewijzigde bestemmingsplan een met voldoende waarborgen omklede administratiefrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan en dat deze rechtsgang door [eisers] ook is gevolgd. [eisers] heeft immers beroep ingesteld bij de ABRS en de voorzieningenrechter van de ABRS verzocht om het bestemmingsplan te schorsen totdat er in de bodemprocedure uitspraak is gedaan. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat (onder meer) geen grond bestaat voor het oordeel dat de situering van het noordelijke bouwvlak, waartegen het verzoek van [eisers] in het bijzonder was gericht, tot een zodanig aantasting van het woon- en leefklimaat van [eisers] leidt dat de gemeenteraad het bestemmingsplan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.
Verder heeft [eisers] bezwaar gemaakt tegen de bij besluit van 6 oktober 2021 verleende omgevingsvergunning. Daargelaten de vraag op voorstel van wie - de welstandscommissie of NNG - het bouwplan is gewijzigd na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, heeft dit [eisers] dus niet belemmerd om rechtsmiddelen aan te wenden tegen de betreffende besluiten. Voorshands kan daarom niet worden gezegd dat [eisers] door de handelwijze van Hermes Vastgoed c.s. in zijn fundamentele (grond)rechten is aangetast.
4.8.2.
Verder laat de rechtbank meewegen dat zij als burgerlijke rechter in beginsel van de geldigheid van het bestemmingsplan en de op basis daarvan verleende omgevingsvergunning dient uit te gaan, zolang deze besluiten niet zijn vernietigd. Gebruikmaking van een verkregen omgevingsvergunning levert op zichzelf dus geen onrechtmatige daad op jegens derden, zoals [eisers] . Of voorafgaand aan de vergunde wijziging van het bouwplan opzettelijk onjuiste mededelingen zijn gedaan en/of feiten zijn verzwegen door Hermes Vastgoed c.s. waardoor [eisers] op het verkeerde been is gezet, is nog onderdeel van debat tussen partijen. Na onderzoek in de hoofdzaak zal moeten blijken of de daarop gebaseerde vordering in de hoofdzaak kan worden toegewezen.
4.8.3.
Vooralsnog is de rechtbank echter van oordeel dat [eisers] onvoldoende concreet en onderbouwd heeft gesteld dat Hermes Vastgoed c.s. met haar handelen [eisers] heeft bedrogen of misleid en dat haar handelen in dit opzicht een onrechtmatige daad jegens [eisers] oplevert.
Wat [eisers] voor het overige heeft aangevoerd, waaronder de wederrechtelijke bevoordeling van Hermes Vastgoed c.s. als gevolg van de verkoop van het onroerend goed aan NNG en het gewijzigde bouwplan, kan er evenmin toe leiden dat in dit stadium het belang van [eisers] bij een bouwverbod moet prevaleren boven het belang van Hermes Vastgoed c.s. om gebruik te maken van de omgevingsvergunning.
4.9.
Gezien het bovenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat een afweging van de belangen van partijen het bij wijze van voorlopige voorziening opleggen van een bouwverbod niet rechtvaardigt. De rechtbank acht de gevorderde voorziening niet zo dringend dat van [eisers] niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht. De provisionele vordering moet dus worden afgewezen.
4.10.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

5.1.
De rechtbank zal in de hoofdzaak bepalen dat de zaak weer op de rol zal komen voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt [eisers] in de kosten van het incident, aan de zijde van Hermes Vastgoed c.s. tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
6.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 maart 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: ST