ECLI:NL:RBNHO:2022:8171
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwikkeling huurovereenkomst bedrijfsruimte na verstekvonnis waarbij ontbinding en ontruiming is uitgesproken
In deze zaak heeft DNR Energie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die eerder een verstekvonnis tegen DNR had verkregen. Het verstekvonnis van 2 oktober 2019 had de huurovereenkomsten tussen partijen ontbonden, en DNR was veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en schadevergoeding. DNR heeft de achterstand en boete betaald, maar vordert nu dat de huurovereenkomsten per 1 februari 2020 zijn geëindigd. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomsten met het verstekvonnis onherroepelijk zijn ontbonden en dat er geen grond is voor herleving van de overeenkomsten. De kantonrechter wijst de vordering van DNR af en verplicht de gedaagde om de eindafrekening van de energiekosten te verstrekken. De gedaagde heeft een tegenvordering ingesteld voor schadevergoeding, die deels wordt toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat DNR ook schadevergoeding verschuldigd is voor de maanden na de ontbinding van de huurovereenkomsten, maar wijst andere onderdelen van de tegenvordering af. Beide partijen worden veroordeeld tot het dragen van hun eigen proceskosten.