Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 maart 2020;
- de akte overlegging producties van de gemeente met producties 1 tot en met 28;
- de conclusie van antwoord van Oosterhof Holman met producties 1 tot en met 29;
- het tussenvonnis van 26 augustus 2020 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
- de akte overlegging producties van Oosterhof Holman met producties 30 tot en met 33;
- de akte overlegging producties tevens van vermeerdering van eis van de gemeente met producties 29 tot en met 40;
- de antwoordakte van Oosterhof Holman met producties 35 tot en met 42;
- de akte houdende uitlating tevens overlegging producties van de gemeente met producties 41 tot en met 46;
- de brief van de gemeente met productie 47;
- de mondelinge behandeling gehouden op 22 juni 2022. Aan de kant van de gemeente zijn daarbij verschenen de heer [A] , concern controller, de heer [M] , directeur Stadswerk, en de heer [L] , teamleider Stadswerk072, met mrs. Wagener en Groen. Aan de kant van Oosterhof Holman zijn daarbij verschenen de heer [S] , projectleider, en de heer C.S. [D] , projectleider, met mr. Rameau.
.
- de antwoordakte van Oosterhof Holman van 20 juli 2022;
- het bezwaar van de gemeente tegen (een deel van) die antwoordakte van 28 juli 2022;
- de reactie van de zijde van Oosterhof Holman op dat bezwaar van 2 augustus 2022;
- de rolbeslissing van 4 augustus 2022 waarin is bepaald dat alinea 16 van de antwoordakte van Oosterhof Holman van 20 juli 2022 buiten beschouwing wordt gelaten wegens strijd met de goede procesorde.
2.De feiten
- a)
- b)
- c)
- d)
- e)
- a)
- b)
InfraB.V. om de grondconstructie van de door Oosterhof Holman aangelegde aanlanding aan de oostzijde van de Noorderkade over een afstand van 23 meter door te zetten.
.De medewerker van TAS gaf daarbij aan dat het erop leek dat er vanuit het oostelijk landhoofd een forse gronddruk aanwezig was die de betonnen L-wandjes tegen de aanbrug aandrukte. Hij concludeerde dat er afwijkingen en verplaatsingen zijn opgetreden en vroeg Oosterhof Holman met een oplossing te komen, waarbij hij aangaf dat het afslijpen van rij-ijzer geen structurele oplossing was:
Het vrijmaken van het landhoofd zal vermoedelijk veel meer structureel effect hebben.
voornemens was mee te bewegen” met een verdeling van de kosten voor de aanpassing van de keerwanden, maar alleen wanneer die kosten beperkt zouden blijven tot een eerdergenoemd bedrag. Hij verzocht in dat kader om een gespecificeerde kostenraming van de kosten, met een voorstel voor verdeling ervan.
ontwerpwerkzaamheden waren uitgevoerd heeft de gemeente echter niet ingestemd met, of meegewerkt aan, de uitvoering van de overeengekomen
herstelwerkzaamheden. Deze zijn dan ook niet uitgevoerd.
.[V] gaf daarbij aan graag af te stemmen of deze brief overeenkwam met de verwachtingen en verzocht de brief nog niet te verspreiden binnen de gemeente. Daarop heeft de heer [H] een aantal aanpassingen en aanvullingen voorgesteld die in lijn lagen met de strekking van het concept.
Zoals het er nu naar uitziet zou, bij instemming op de 1e kostenopstelling, door de gemeente Alkmaar een opdracht aan Oosterhof Holman B.V. gegeven kunnen worden om het gehele engineeringstraject voor haar rekening te nemen.”
- zij in zou staan voor alle kosten die de gemeente had gemaakt en zou moeten maken om alsnog te komen tot een deugdelijk en veilig functionerende brug;
- zij met de gemeente in behoorlijk overleg zou treden over de realisatie van de compensatie; en
- zij aansprakelijkheid zou aanvaarden voor de redelijke kosten van deskundige bijstand, die van rechtsbijstand daaronder begrepen.
3.Het geschil
primair:Oosterhof Holman hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan de gemeente te betalen een bedrag van € 1.368.273,30 te vermeerderen met btw, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 30 januari 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van gehele betaling, althans;
subsidiair: de Overeenkomst gedeeltelijk ontbindt, in die zin dat de aanneemsom met € 1.368.273,30 exclusief btw wordt verminderd, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en Oosterhof Holman hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan de gemeente te betalen een bedrag van € 1.368.273,30 te vermeerderen met btw, althans het bedrag dat de rechtbank in goede justitie hiervoor heeft bepaald, in beide gevallen vermeerderd met de wettelijke (handels)rente vanaf 30 januari 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van gehele betaling;
meer subsidiair:Oosterhof Holman hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, veroordeelt om aan de gemeente, binnen 8 dagen na het in deze te wijzen vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen, een voorschot op vorenstaande schadevergoeding ten bedrage van € 750.000,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, en Oosterhof Holman veroordeelt om de overige schade aan de gemeente te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, in alle gevallen te vermeerderen met btw en de wettelijke (handels)rente vanaf 30 januari 2020, althans de dagtekening van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
- Oosterhof Holman de gemeente had moeten waarschuwen dat de brug niet gebouwd kon worden zonder nadere aanpassingen. Omdat zij dat niet gedaan heeft, is zij aansprakelijk op grond van § 4 UAV-GC 2005;
- de opdrachtnemer op grond van § 13 van de UAV-GC 2005 verantwoordelijk is voor de afstemming van de werkzaamheden op de bodemgesteldheid;
- Oosterhof Holman de onderhoudsplicht van vijf jaar als neergelegd in § 27 UAV-GC 2005 heeft geschonden. Zij heeft nog gedurende deze periode in 2017 alle aansprakelijkheid van de hand gewezen. Zo is zij de op haar rustende onderhoudsverplichting jegens de gemeente niet nagekomen en is zij aansprakelijk voor de geleden schade die daardoor is ontstaan;
- de vervorming van de oeverconstructie een verborgen gebrek is waarvoor Oosterhof Holman op grond van § 28 van de UAV-GC 2005 aansprakelijk is.
4.De beoordeling
Is de vennootschap onder firma Combinatie Oosterhof Holman – BSB contractspartij?
zijnvervolgens ook in gesprek gebleven.
mededelingvan de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis tekort zal schieten. Hiervoor is al uiteengezet dat de brief van Oosterhof Holman van 19 december 2017 gelet op de omstandigheden van het geval niet zo’n mededeling is. Het was Oosterhof Holman op dat moment niet duidelijk wat de tekortkomingen volgens de gemeente waren (hier heeft de gemeente pas daarna onderzoek naar laten doen) en dat de gemeente aanspraak maakte op herstel van de gebreken. Dit laatste blijkt ook uit het feit dat de gemeente na deze brief nog aan Oosterhof Holman heeft gevraagd een vrijblijvende kostenraming uit te brengen voor het ontwerpen van een oplossing. Nergens in dat verzoek van 8 januari 2018 komt naar voren dat de gemeente Oosterhof Holman een verwijt maakte. In die situatie hoefde het voor Oosterhof Holman niet duidelijk te zijn dat er van haar nog een actie verwacht werd.
Het hof ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag welke rechtsgevolgen moeten worden verbonden aan het feit dat aan Z. geen gelegenheid is geboden om het gebrek zelf te laten herstellen. Daarbij is van belang dat een ingebrekestelling er mede toe strekt om de schuldenaar de kans te geven alsnog deugdelijk te presteren, hetgeen onder omstandigheden voor de schuldenaar minder kostbaar kan zijn dan wanneer de schuldeiser het gebrek door een derde laat herstellen en de rekening daarvan aan de schuldenaar presenteert. Gelet op deze strekking van de regeling omtrent ingebrekestellingen komt het feit dat X. c.s. Z. niet in gebreke hebben gesteld wel voor hun rekening, maar niet verder dan nodig is.
Een redelijke uitleg van het stelsel van ingebrekestelling en verzuim brengt daarom mee dat Z. aan X. c.s. niet meer herstelkosten moet vergoeden dan de herstelkosten die Z. zelf gemaakt zou hebben indien hij in gebreke zou zijn gesteld en zelf herstel had kunnen doen plaatsvinden. In zoverre kan Z. zich er naar redelijkheid en billijkheid niet op beroepen niet in gebreke te zijn gesteld.”
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat 11.997,00 (3,0 punten x tarief € 3.999)
- nakosten