In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 september 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze beëindiging, omdat de vader al geruime tijd geen betrokkenheid toonde in het leven van de kinderen en er een langdurig locatie- en contactverbod was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen, wat schadelijk is voor hun ontwikkeling.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de situatie van de kinderen en de impact van de vader op hun leven meegenomen. De kinderen hebben te maken gehad met onrust en dreiging vanuit de vader, wat hen in hun ontwikkeling ernstig bedreigt. De vader heeft herhaaldelijk het contactverbod geschonden en heeft geen constructieve samenwerking met de hulpverlening aangetoond. De rechtbank concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent, om zo een stabiele en veilige omgeving te waarborgen.
De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beëindiging van het gezag onmiddellijk van kracht is. De vader heeft de mogelijkheid om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de situatie van de kinderen niet kan wachten op een mogelijke herziening van deze beslissing.