ECLI:NL:RBNHO:2022:8161

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
C/15/329342/FA RK 22-2925
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de vader vanwege langdurig locatie- en contactverbod ten aanzien van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 september 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over zijn twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze beëindiging, omdat de vader al geruime tijd geen betrokkenheid toonde in het leven van de kinderen en er een langdurig locatie- en contactverbod was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen, wat schadelijk is voor hun ontwikkeling.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de situatie van de kinderen en de impact van de vader op hun leven meegenomen. De kinderen hebben te maken gehad met onrust en dreiging vanuit de vader, wat hen in hun ontwikkeling ernstig bedreigt. De vader heeft herhaaldelijk het contactverbod geschonden en heeft geen constructieve samenwerking met de hulpverlening aangetoond. De rechtbank concludeert dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent, om zo een stabiele en veilige omgeving te waarborgen.

De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beëindiging van het gezag onmiddellijk van kracht is. De vader heeft de mogelijkheid om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de situatie van de kinderen niet kan wachten op een mogelijke herziening van deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/329342 / FA RK 22-2925
Datum uitspraak: 12 september 2022
Beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie Haarlem, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling De Jeugdbescherming (regio Amsterdam),
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de Raad van 23 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 23 juni 2022;
- de brief van [de minderjarige 1] van 7 augustus 2022, ingekomen bij de griffie op 16 augustus
2022.
1.2.
Op 16 augustus 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
  • mevrouw [A] , namens de Raad;
  • mevrouw [B] , namens de GI.
1.3.
De moeder is tijdens de zitting middels videobellen gehoord.
1.4.
De vader is, alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder afbericht niet ter zitting verschenen.
1.5.
De minderjarige [de minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door de kinderrechter. [de minderjarige 1] is niet op gesprek gekomen, maar heeft een brief geschreven.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 18 december 2019 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 18 december 2022.
2.3.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek en het standpunt van de Raad

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen, waarna de moeder van rechtswege het gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] alleen zal uitoefenen.
3.2.
De Raad heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat de vader op geen enkele wijze betrokken is bij het leven van de kinderen, waardoor hij geen invulling kan geven aan zijn gezag. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben veel meegemaakt met en rondom hun vader. Zo zijn de kinderen getuige geweest van ruzies tussen ouders toen zij nog samen waren, maar ook van de escalaties nadat de ouders uit elkaar waren. Daarnaast hebben [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , samen met hun moeder en halfbroers, enkele maanden moeten onderduiken vanwege de dreiging die de vader uitte richting het gezin en de hulpverlening. Hierdoor is het gezin een periode uit hun vertrouwde omgeving gehaald, wat op alle gezinsleden veel impact heeft gehad. Hoewel [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nu weer in hun oude omgeving wonen, is er nog steeds met enige regelmaat sprake van dreiging vanuit de vader. De vader heeft een locatie- en contactverbod, maar heeft dit onlangs opnieuw geschonden door de kinderen op te zoeken op school.
3.3.
Een andere grote zorg is het contact tussen de kinderen en de vader. Hoewel er een korte periode omgang is geweest, is dit altijd moeizaam verlopen en heeft de vader de omgang uiteindelijk gestopt omdat hij het niet eens is met de voorwaarden en afspraken. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben in de korte periode dat er wel omgang was, maar ook het afgelopen jaar, veel onzekerheid en onduidelijkheid ervaren rondom het contact met hun vader. Verder hebben zij te maken gehad met teleurstelling toen hun vader niet kwam opdagen. Met name [de minderjarige 1] lijkt te worstelen met haar gevoelens over de vader.
Daarnaast wordt bij de vader al jarenlang gezien dat hij de strijd blijft aangaan met de instanties die hem en de kinderen willen helpen. De vader ziet dit echter anders en blijft uit wantrouwen handelen en gaat op geen enkel moment de samenwerking aan. Ook blijft de vader wantrouwend en strijdlustig richting de moeder, waardoor er al langere tijd sprake is van een contact- en locatieverbod. Wanneer er geen contactverbod zou zijn, is de verwachting ook niet dat het de ouders gezamenlijk zou lukken om beslissingen te nemen in het belang van de kinderen. Contact met de vader levert zeer veel spanningen op voor de moeder en de vader heeft in de afgelopen jaren laten zien dat hij geen pogingen doet om wel een constructief contact aan te gaan met de moeder. De verwachting is niet dat dit op korte of langere termijn ten positieve zal gaan veranderen.
3.4.
Op het moment dat de ondertoezichtstelling stopt, zal de GI geen tussenpersoon meer zijn en zal de moeder zelf het contact met de vader moeten zoeken als dit nodig is voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Hoewel het voor de Raad onduidelijk is gebleven of er de afgelopen jaren situaties hebben plaatsgevonden waarbij de vader geen toestemming heeft verleend, is de verwachting dat dit, gezien het (recente) verleden, in de toekomst wel degelijk tot problemen gaat leiden wanneer de moeder de toestemming van de vader nodig heeft, voor bijvoorbeeld een reisdocument of een nieuwe school. De afgelopen jaren is gezien dat ook de betrokken instanties dergelijke onderwerpen niet met de vader besproken krijgen en dat de opstelling van de vader richting de hulpverlening verhardt. Bovendien wordt gezien dat contact met de vader voor zeer veel stress zorgt bij de moeder, wat indirect weer invloed heeft op de kinderen.
3.5.
Ter zitting heeft de Raad aan het voorgaande toegevoegd dat niet is geadviseerd aan de moeder om zelf te verzoeken om het eenhoofdige gezag. De Raad vindt dat die verantwoordelijk niet bij de moeder ligt.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
Uit de brief van [de minderjarige 1] blijkt dat zij het eens is met het verzoek van de Raad.
4.2.
De vader is niet ter zitting verschenen om zijn standpunt kenbaar te maken.
4.3.
De moeder kan zich vinden in het verzoek van de Raad.
4.4.
De GI heeft ter zitting aangegeven dat het niet is gelukt om met de vader een samenwerkingsrelatie aan te gaan en hem invulling te laten geven aan zijn vaderrol. De vader heeft voor het laatst in maart 2022 contact gezocht met de GI omdat hij omgang wilde met de kinderen. De GI heeft de vader toen gewezen op de laatste beschikking van de rechtbank over de omgangsregeling, waarin staat dat de vader een hulpverlener dient te zoeken die de omgang wil begeleiden en dat de vader zich vervolgens weer kan melden bij de GI om samen de begeleide omgang vorm te geven. Daarna heeft de vader niet meer gereageerd.
De GI vindt dat een gezagsbeëindiging van de vader nodig is om de ondertoezichtstelling te kunnen beëindigen. De GI wil de komende maanden het veiligheidsplan en het ingezette zorgsysteem, waaronder het veiligheidshuis, borgen en haar regiefunctie overdragen naar het vrijwillig kader. De GI heeft er vertrouwen in dat de moeder met ondersteuning van het vrijwillig kader de weg naar de hulpverlening weet te vinden als de kinderen in de toekomst wellicht contact met hun vader willen of als zij vragen hebben over hun vader.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Uit de rapportage van de Raad en de behandeling ter zitting is gebleken dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in hun ontwikkeling worden bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging ziet niet op zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder, maar bestaat uit (de effecten van) de escalaties en onrust rondom de vader en de onzekerheid en onduidelijkheid die de kinderen ervaren over het contact met hun vader. De vader heeft een locatie- en contactverbod, maar heeft dit recent weer overtreden door [de minderjarige 1] op te zoeken tijdens het buitenspelen. Ook heeft de vader de afgelopen tijd enkele malen bij de grootouders moederszijde voor de deur gestaan en is de vader dreigend richting de hulpverlening geweest. De kinderen, en dan met name [de minderjarige 1] , hebben last van de situatie.
5.4.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben een korte periode omgang gehad met hun vader, maar dit is altijd moeizaam verlopen. Vanaf juni 2021, nu ruim een jaar geleden, is er helemaal geen omgang meer geweest, omdat de vader de omgang heeft gestopt. Bij beschikking van 13 december 2021 is bepaald dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] éénmaal per maand één uur omgang met de vader hebben op een neutrale en veilige plek onder begeleiding van een professionele organisatie. De vader bleef echter de strijd aangaan met de GI, terwijl de GI hem en de kinderen wilde helpen om begeleide omgang op te starten tussen hem en de kinderen. In de beschikking van 13 december 2021 is daarom opgenomen dat het aan de vader is om zelf professionele hulpverlening aan te vragen die de omgang kan begeleiden. De vader heeft de kansen om weer omgang met de kinderen te hebben niet gegrepen.
5.5.
De vader blijft daarnaast ook dreigend richting de moeder, waardoor er al langere tijd een locatie- en contactverbod is. Het contactverbod brengt met zich mee dat de moeder niet met de vader kan overleggen en zij niet samen beslissingen kunnen nemen in het belang van de kinderen. Tot nu toe fungeert de GI als tussenpersoon tussen de ouders en kan de GI de ouders begeleiden bij het nemen van gezagsbeslissingen, maar de GI is voornemens om de ondertoezichtstelling niet te verlengen omdat het buiten de situatie met de vader om, goed gaat met de kinderen. Als de ondertoezichtstelling is geëindigd en de GI geen tussenpersoon meer is, ontstaat de onwenselijke situatie dat de moeder zelf contact met de vader moet opnemen. Niet alleen is dit feitelijk niet mogelijk gedurende het contactverbod, maar ook na het eindigen van het contactverbod zal dit leiden tot onnodige spanningen bij de moeder, en daarmee ook bij de kinderen.
5.6.
Ook betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat, hoewel niet is gebleken dat de vader het de afgelopen jaren heeft laten afweten bij het (tijdig) nemen van belangrijke gezagsbeslissingen, de verwachting gerechtvaardigd is, gelet op de houding van de vader richting de moeder en de hulpverlening, dat dit in de toekomst wel tot problemen gaat leiden. De kinderen zijn nog jong en dat brengt met zich mee dat er in de toekomst nog regelmatig toestemming nodig is voor beslissingen, zoals voor een paspoort, vakantie of een nieuwe school. De rechtbank wil voorkomen dat de kinderen in onzekerheid verkeren over voor hen belangrijke zaken en beslissingen, wat zeer schadelijk is voor hun ontwikkeling.
5.7.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de vader met zijn houding laat zien dat hij niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. Er valt, gelet op de opstelling van de vader in de afgelopen drie jaar, ook niet te verwachten dat daarin binnen een voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] aanvaardbare termijn verandering in komt. Tot slot concludeert de rechtbank dat voortzetting van het gezag van de vader schadelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen, zodat ook is voldoen aan de eisen die voortvloeien uit rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de Mens over het recht op ‘family life’ in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
5.8.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de vader toewijzen. Dit betekent dat de moeder voortaan alleen is belast met het gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van
[naam vader], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 2] over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats 1] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door, mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. G. Drenth en mr. A.R.A.R. Sitaldin, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van
mr. A. Kuip, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.